Dark
Light

1848 – Clubkoorts en revolutie

Democratische experimenten in Parijs en Berlijn
Auteur:
5 minuten leestijd
Schilderij van de Februarirevolutie in Parijs, 25 februari 1848. Bron: Wikimedia (Eng.)
Schilderij van de Februarirevolutie in Parijs, 25 februari 1848. Bron: Wikimedia (Eng.)

Het jaar 1848 staat bekend als revolutiejaar. In grote Europese steden als Milaan, Parijs, Berlijn, Praag, Wenen en Venetië braken onlusten uit. Het was een tijd vol van democratische experimenten, die vorm kregen in allerlei clubs en sociëteiten en de basis legden voor de ontwikkeling van de Europese democratie in de decennia erna. Historicus Geerten Waling promoveerde bij de UvA op dit onderwerp en bracht de handelseditie van zijn proefschrift uit onder de titel 1848. Clubkoorts en revolutie (Uitgeverij VanTilt, 2016).

Op 24 mei 2016 promoveerde Waling aan de Universiteit Leiden op het genoemde onderwerp. Kort daarna, op 1 juli, werd de handelseditie van zijn proefschrift genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2016. En dat is volkomen terecht, zoals uit deze bespreking ook wel duidelijk zal worden. Momenteel is Waling werkzaam als postdoc aan de Universiteit Leiden, waar hij onderzoek doet naar de relatie tussen democratie, legitimiteit en vertrouwen. Hij publiceert regelmatig columns en historische artikelen.

Waling verdedigt zijn proefschrift, Leiden 24 mei 2016. Foto: Geerten Waling
Waling verdedigt zijn proefschrift, Leiden 24 mei 2016. Foto: Geerten Waling

Thematiek

In Clubkoorts en revolutie volgt Waling het spoor van de politieke vernieuwers die op het hele continent democratische experimenten uitvoerden, vanuit (nieuw opgerichte) politieke clubs en sociëteiten. Waling stelt daarbij de volgende vragen:

“Waarom deden zij dat? Welke politieke ambities lagen daaraan ten grondslag – en hoe gaven zij daar in de praktijk vorm aan? Waarom waren deze organisatievormen ineens zo populair? En wat zeggen zij over 1848 en de ontwikkeling van democratische ideeën en praktijken in het Europa van de negentiende eeuw?” (22)

Waling beantwoordt deze vragen aan de hand van twee casestudies naar de situatie in de bepalende Europese steden Parijs en Berlijn. Na een introductiehoofdstuk over de toestanden die tot de revoluties van 1848 leidden, gaat Waling diepgaand in op de politieke organisaties en democratische en revolutionaire woelingen in beide Europese hoofdsteden.

Feitelijk gingen er twee andere belangrijke revolutiejaren aan ‘1848’ vooraf, namelijk de Franse Revolutie van 1789 en 1830. Maar deze revoluties verschilden in enkele opzichten van die van 1848, zo legt Waling uit, op het gebied van oorzaken, uitingsvormen en gevolgen. Zo sloeg de Franse Revolutie niet spontaan over naar andere Europese landen, maar werd gewapenderhand geëxporteerd. Daarbij was deze revolutie vooral een sociale én bloedige revolutie, anders dan de revoluties in 1848, die zich vooral onderscheidden door hun democratische karakter.

Parijs 1848: clubkoorts

Louis-Antoine Garnier-Pagès
Louis-Antoine Garnier-Pagès
Het eerste deel van het boek concentreert zich op de revolutie in Parijs in 1848. Waling gaat in op de opmerkelijke ‘clubkoorts’ die in 1848 in de Franse hoofdstad losbarstte. De leus van de revolutie was dat het volk in één dag van plebs een natie zou worden. Die revolutie moest zich voltrekken via de talloze politieke clubs die in dat jaar in Parijs als paddenstoelen uit de grond schoten. Waling:

“Alleen al in Parijs, dat ongeveer één miljoen inwoners telde, werden in de lente van 1848 zo’n driehonderd clubs opgericht; bijna tweehonderd ervan in die eerste maand [februari]. Avond aan avond verzamelden Parijzenaren zich er voor verhitte politieke vergaderingen die tot diep in de nacht konden duren. ‘Parijs had de clubkoorts’, lezen we in de terugblik van minister [Louis-Antoine] Garnier-Pagès.” (69)

Radicalisering

De clubs waren niet homogeen, maar vormden een veelkleurig palet van kleine en grote clubs, met diverse achtergronden, verschillende doelstellingen en wisselende successen. In deze chaotische toestand vonden ook diverse initiatieven plaats om de clubs te verenigen, zodat ze één geluid konden laten horen (voor zover dat natuurlijk mogelijk was). Waling:

“Het idee om clubs te verenigen, werd in verschillende vormen en verbanden geopperd en uitgeprobeerd. Daarbij werd vrijwel steeds gekozen voor een federatief model waarin de autonomie van de afzonderlijke clubs behouden bleef. Enkele voorbeelden. De Club des Droits de l’Homme was eigenlijk het centrale bestuur van tientallen Sociétés de Droits de l’Homme. Net als de gelijknamige geheime genootschappen van voor 1848, opereerden zij als losstaande maar niet geheel onafhankelijke secties onder één naam. Hetzelfde gold voor de Club des Jacobins, waaronder zeven secties vielen. Maar ook de Société Démocratique Centrale (…) had een zeker federatief model. Niet alleen selecteerde zij haar leden evenredig uit alle veertiien arrondissementen van Parijs, daarnaast was zij ‘geaffilieerd’ met een twintigtal clubs – een wederzijdse erkenning van samenwerking met behoud van autonomie.” (111,112)

Vervolgens, na het in kaart brengen van hoe de clubs ontstonden en hoe zij eruit zagen, gaat de auteur in op hoe de clubs functioneerden in de verkiezingen in Parijs in april 1848, en de situatie daarna. Waling maakt onder meer duidelijk hoe de revolutionaire euforie over het verkregen algemeen kiesrecht al snel betwijfeld werd door de teleurstellende uitkomsten van de verkiezingen. De Parijse clubs radicaliseerden hierna snel en deden op 15 mei een (mislukte) poging om een staatsgreep te plegen.

Onrust op de ALexanderplatz, Berlijn 1848. Bron: Wikimedia (Eng.)
Onrust op de ALexanderplatz, Berlijn 1848. Bron: Wikimedia (Eng.)

Berlijn 1848: democratisch laboratorium

Met het bericht dat op 26 februari 1848 Berlijn bereikte, namelijk dat er in Parijs democratische woelingen plaatsvonden, schakelt Waling tactisch over naar het tweede thematische deel. Berlijn onderscheidde zich onder meer van Parijs door de massale volksbewegingen die zich, naast politieke clubs, op de Berlijnse straten en bij straathoeken verzamelden:

“Meer nog dan aan de Seine werden er aan de Spree (net als op veel andere plekken in de Duitse staten) massale Volksversammlungen georganiseerd: grootschalige, min of meer spontane en eenmalige bijeenkomsten over specifieke politieke onderwerpen. Enkele prominente volksvergaderingen werden gehouden op open terreinen buiten de stadsmuren, waar duizenden bijeenkwamen om hun stempel te drukken op actuele politieke ontwikkelingen. Niettemin zijn ze ondergewaardeerd in de historiografie.” (155)

1848 – Clubkoorts en revolutie (Geerten Waling)
1848 – Clubkoorts en revolutie (Geerten Waling)
Ondanks dat verschil, zo vervolgt Waling, waren de Parijs clubs en Berlijnse volksvergaderingen twee zijden van dezelfde medaille. In beide gevallen, bijvoorbeeld, vormden de Parijse en Berlijnse clubs als het ware de antichambre van het parlement: het volk diende vertegenwoordigd te worden, parlementaire waardigheid was belangrijk en zowel in Parijs als Berlijn stelden sprekers en clubleiders zich kandidaat als vertegenwoordigend politicus voor het parlement. Autocratie was voor Europese leiders na 1848 geen optie meer, zonder zich rekenschap te geven van het belang van de stem van het volk.

Slot

In de conclusie vat Waling de belangrijkste opbrengsten van het boek in kernachtige zinnen samen. Ter afsluiting hierover de volgende passage:

“Samenvattend: een maatschappelijk middenveld met een vrij publiek debat; de erkenning van politieke oppositie; de erkenning van het volk als machtsfactor – 1848 was het scharniermoment waarop deze drie materiële voorwaarden voor een moderne democratie blijvende onderdelen werden van de politieke culturen in West-Europa.” (268)

Waling heeft een keurig proefschrift geschreven, waarin hij de kern van de zaak naar voren haalt. Wel had wat mij betreft het denken over democratie, ik bedoel dan de gedachten van intellectuelen hierover in de achttiende en negentiende eeuw, iets meer voor het voetlicht gebracht kunnen worden. Dan wordt de ontwikkeling die het democratische denken doormaakte – waarbij zeker ook de groeiende rol van de media in de negentiende eeuw van cruciaal belang was – nog scherper duidelijk.

Boek: 1848 – Clubkoorts en revolutie
Lees hier de inleiding van het boek

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Interview met Geerten Waling over ‘1848 – Clubkoorts en revolutie’

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×