Dark
Light

Anne Zernike – Eerste vrouwelijke predikant van Nederland

1001 Vrouwen
5 minuten leestijd
Anne Zernike
Anne Zernike

Anne Zernike (1887-1972) werd geboren als oudste van zeven kinderen in een onderwijzersgezin. De ouders hadden allebei wiskunde gestudeerd. Haar vader was hoofd van een lagere school in Amsterdam en een gezaghebbend pedagoog, haar moeder had voor het huwelijk ook voor de klas gestaan. De kinderen kregen een vrije en in religieus opzicht vrijzinnige opvoeding.

Portret uit 1916 van Anne Mankes-Zernike geschilderd door haar man
Portret uit 1916 van Anne Mankes-Zernike geschilderd door haar man
Het moet een bijzonder gezin zijn geweest: haar zus Elisabeth (1891-1982) werd een gewaardeerd romanschrijfster, haar broer Frits (1888-1966) zou in 1953 de Nobelprijs voor natuurkunde krijgen. Volgens Elisabeth, die in 1927 een artikel met jeugdherinneringen publiceerde, besloot Anne al tijdens haar schooltijd dat ze theologie wilde gaan studeren en predikante worden. Dat was omdat ze onder de indruk was van Jacoba Mossel, godsdienstonderwijzeres bij de Vrije Gemeente.

Ook heeft Anne Zernike onder invloed gestaan van Aleida Nijland, een in die tijd bekende voorvechtster van vrouwenrechten. Op de meisjes-HBS aan de Keizersgracht kreeg Anne Zernike les van haar.

Studie

Nadat de Doopsgezinde Broederschap in 1905 als eerste kerkgenootschap in Nederland besloten had om het ambt voor vrouwen open te stellen, begon Anne Zernike meteen aan haar studie theologie aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam. Om toegelaten te worden tot het Doopsgezind Seminarium moest zij zich aansluiten bij de Doopsgezinde Broederschap. Samen met Elisabeth begon ze daarom de diensten van doopsgezinde predikant A.K. Kuiper in de Singelkerk te bezoeken. Op 22-jarige leeftijd liet Anne zich door hem dopen. Niets stond haar toelating tot het seminarium en een toekomstig predikantschap nog in de weg.

Na het proponentsexamen in 1911 volgde een zomer vol twijfels. Anne Zernike vroeg zich af of ze binnen de Broederschap wel de vrijheid zou hebben haar ideeën te vertolken. Vooral de gesprekken met de dichteres Hélène Swarth, met wie zij bevriend was, maakten haar onzeker:

‘Al mijn zelfvertrouwen ontglipte me. Ik hield me voor dat ik geen predikant kon worden, want dat mijn geloof niet sterk genoeg was’.(Een vrouw in het wondere ambt, 39)

Ze bedankte voor de beroepen uit de doopsgezinde gemeentes van Baard, Mensingewier en in eerste instantie ook voor Bovenknijpe. Toen de gemeente van Bovenknijpe zich opnieuw bij haar meldde, stemde Anne Zernike alsnog in. Op 5 november 1911 werd ze in het kerkje aan de vaart van Bovenknijpe door predikant Sjoerd Wartena als eerste vrouw in Nederland bevestigd in het predikambt.

Loopbaan en huwelijk van Anne Zernike

Zelfportret van Jan Mankes
Zelfportret van Jan Mankes
In de Friese dorpsgemeente had Zernike het naar haar zin, al was het ook wennen voor haar als stedelinge. Ze maakte moeilijk contact met de dorpelingen en ook bij de Friese predikantenring vond ze geen aansluiting. Ze hadden niet dezelfde culturele belangstelling en niemand kon haar helpen met het proefschrift waaraan ze werkte. Aan de eenzaamheid kwam onverwacht een einde toen zij de op een steenworp afstand wonende kunstenaar Jan Mankes leerde kennen. Na een korte verkeringstijd verloofden de twee zich. ‘Het wonder is gekomen. Zo ineens en zo plotseling dat ik het zelf nog niet bevatten kan. Ik ben verloofd! Mijn meisje is de dominee van Boven-Knijpe en heet Annie Zernike’, schreef Jan Mankes aan zijn mecenas (gecit. Kuiper en De Lange, 55). Samen verdiepten ze zich in literatuur, poëzie, schilderkunst en theologie. Hun gezamenlijke leven richtten ze in volgens tamelijk vrijzinnig humanistische idealen en overtuigingen, zoals het antimilitarisme en het vegetarisme. Na het huwelijk, op 30 september 1915, legde Anne Zernike haar ambt in Bovenknijpe neer en verhuisde naar Den Haag.

Daar ging het echtpaar Mankes-Zernike op in het plaatselijke kunstenaarsmilieu; pastoraat en kerk verdwenen naar de achtergrond. Ze bezochten de samenkomsten die georganiseerd werden door Mankes’ vriend, de kunstenaar Chris Lebeau, waar muziek werd gemaakt, gedeclameerd, geëxposeerd en gefilosofeerd over zaken als theosofie, taoïsme en christen-socialisme. Mankes was toen al ernstig verzwakt door tuberculose en zijn huisarts adviseerde hem een bosrijke omgeving. In 1917 verhuisde het echtpaar naar Eerbeek, bij Arnhem. Terwijl Jan daar leek op te knappen, werkte Anne aan haar proefschrift Over historisch materialistische en sociaal democratische ethiek, waarop ze in 1918 in Amsterdam promoveerde bij H.IJ. Groenewegen, een tegenstander van vrouwen in het ambt. De geboorte van zoontje Beint was ‘een groter glorie’. Dat het de laatste ‘goede’ maanden in het leven van Jan Mankes waren, kon niemand toen nog vermoeden. Na een ziekbed van anderhalf jaar stierf hij in de nacht van 23 april 1920. Anne Mankes-Zernike was 33 jaar. Toen zij zich later dat jaar opnieuw beroepbaar stelde, hield de Broederschap zich stil.

Rotterdam

In 1921 verhuisde Mankes-Zernike naar het Rotterdamse tuindorp Vreewijk, waar zij voorgangster werd van de net opgerichte afdeling van de Nederlandse Protestanten Bond (N.P.B.) Later schreef ze hier over:

“Daar ik altijd meer algemeen vrijzinnig georiënteerd was gebleven, dan speciaal doopsgezind, trok deze werkkring me aan; ook dat bijna alles nieuw moest worden opgebouwd had zijn bekoring voor mij.”(Mankes-Zernike, 139).

In Rotterdam kreeg ze de mogelijkheid haar ervaringen en ideeën in de praktijk toe te passen. Ze zette zich in voor het antimilitarisme, nam actief deel aan het anti-vlootwetcomité, predikte verdraagzaamheid en probeerde op onorthodoxe wijze er te zijn voor anderen. Naast een kerkkoor richtte ze een toneelvereniging op en met haar gemeenteleden bezocht ze regelmatig musea. Haar catechisanten mochten aan de hand van de Rembrandtbijbel en andere kunstboeken discussiëren over religie en geloof.

In die tijd sloegen in Rotterdam-Zuid verschillende godsdienstige groepen de handen ineen: doopsgezinden, remonstranten, vrijzinnig hervormden en lutheranen vormden samen met de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (VCJC) de Federatie voor Vrijzinnige Religie Linker-Maasoever. Aan de Jagerslaan bouwden zij in 1929 een gezamenlijke kerkruimte: Het Nieuwe Verbond. Middelpunt van het gebouw was niet een preekstoel, maar een podium waarop de gemeenteleden konden toneelspelen en het koor kon optreden. Mankes-Zernike werd de voorganger van de nieuwe groep, die zich onder haar leiding zou verzelfstandigen.

‘Over wat er in mijn afdeling van de protestantenbond in Rotterdam-Zuid bereikt is, ben ik niet ontevreden’, schreef Anne Mankes-Zernike bij haar emeritaat in 1948 in het tijdschrift Theologie en Practijk. De NPB-afdeling in Rotterdam-Zuid was onder haar leiding van veertig naar circa vijfhonderd leden gegroeid. Zij preekte regelmatig, maar wijdde zich daarnaast vooral aan het schrijven. In 1956 publiceerde zij haar herinneringen aan haar bijzondere loopbaan in Een vrouw in het wondere ambt. Tot in de jaren zestig droeg zij met enige regelmaat in onder meer de NRC haar visie uit. Ze bleef actief deelnemen aan het publieke debat, gevoerd op het snijvlak van maatschappij, kunst, kerk en theologie.

Haar laatste levensjaren was Mankes-Zernike hulpbehoevend; zij werd verzorgd in De Lichtenberg in Amersfoort. Daar stierf zij op 6 maart 1972, na een ziekbed van enkele jaren, 84 jaar oud. Ze werd bijgezet in het graf van haar man in Eerbeek.

Reputatie

Vaak wordt Anne Zernike vermeld als de eerste predikante van Nederland, werkzaam voor de Doopsgezinde Broederschap. In feite ging zij een veel groter deel van haar leven voor bij de NPB in Rotterdam. De enige doopsgezinde gemeente die ze ooit diende, van 1911 tot 1915, was die van Bovenknijpe (De Knipe) bij Heerenveen. Na haar mans overlijden in 1920 ontving Anne Mankes-Zernike tot haar verdriet geen beroep meer uit de Doopsgezinde Broederschap. Uit haar boeken en de vele artikelen komt het beeld naar voren van een zeer uitgesproken, radicaal vrijzinnige, links-moderne predikante en theologe; te vrijzinnig voor veel doopsgezinden en remonstranten en soms zelfs te links-modern voor de vrijzinnigen en de NPB. De innige relatie tussen theologie en de kunsten was een van haar geloofsartikelen. De contouren van die radicaliteit waren al in haar jeugdjaren in Amsterdam zichtbaar geweest.

Boek: 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis

Dit lemma is afkomstig uit het boek 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis van Els Kloek. In dit vuistdikke boek worden de levens van letterlijk 1001 vrouwen beschreven en in beeld gebracht. Een overzicht van geplaatste berichten is hier te vinden.

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×