Dark
Light

Bruegel of Breughel (?) en zijn Dilbeeks Openluchtmuseum

Auteur:
5 minuten leestijd

Vermoedelijk zelfportret van Pieter Bruegel de Oude, ca. 1565
Praten over kunst door de eeuwen in de Lage Landen zonder Pieter Bruegel de Oude te vermelden en zelfs een belangrijke plaats toe te kennen zou ongehoord zijn. Toch is er maar weinig over hem geweten.

Hij is geboren tussen 1520 en 1530. Toen hij in 1551 lid werd van de Antwerpse Sint-Lucasgilde, werd hij als Peeter Brueghels ingeschreven. De familienaam die de schilder nooit als dusdanig zou gebruiken, moet gelezen worden als een plaatsaanduiding, van Brueghel dus. Toch geeft hij geen uitsluitsel over Bruegels geboorteplaats. Breda, Bruegel ten noorden van Eindhoven en Kleine en Grote Brogel bij Peer in Limburg worden genoemd. In de eerste helft van de vijftiger jaren maakte Bruegel een reis naar het Italiaanse schiereiland. In 1553 verbleef hij te Rome. Uit werken kan afgeleid worden dat hij de Alpen overgestoken is en onder meer in Napels en Palermo geweest is. In 1563 verhuisde hij naar Brussel waar hij trouwde met Mayken of Maria, dochter van Pieter Coecke van Aelst, één van Bruegels leermeesters. Hij woonde er in de Hoogstraat die nu deel uitmaakt van de Marollen, de Brusselse volkswijk bij uitstek. Hij stierf er in 1569 en werd begraven in de Kapellekerk, niet ver van zijn woning die nog steeds bestaat.

Bruegels werk valt in twee periodes uiteen. 1559 is het sleuteljaar. Ervoor maakte hij vooral tekeningen, gravures en ontwerpen voor wandtapijten. Pas erna begon hij te schilderen. Zijn landschapsschilderijen zijn gemaakt naar het leven of de natuur, maar zijn niet natuurgetrouw. Ze worden gekenmerkt door drie elementen: de Vlaamse aarde, de Alpen en water in de vorm van rivier of zee. Daaraan voegde Bruegel een eigen visie, een soort van maatschappijkritische boodschap, toe.



Het jaar 1559 was nog voor een andere reden belangrijk. Ervoor ondertekende hij zijn werken met Breughel, erna met Bruegel. Naar de reden heeft men spijtig genoeg het raden.

Tijdens zijn leven was Bruegel vooral om zijn tekeningen en gravures waarin de invloed van Jeroen Bosch niet kan geloochend worden, bekend. Pas na zijn dood kwam de belangstelling voor zijn schilderingen, niet zelden door kopies die zijn nakomelingen ervan gemaakt hebben. Rubens die samengewerkt heeft met Bruegels zoon Jan Brueghel de Oude, bezat er een tiental. Wie Bosch’ werk wil bewonderen, moet naar het Prado te Madrid. Voor Bruegels werk kan men niet voorbij het Kunsthistorisches Museum te Wenen. Daar hangen maar liefst veertien van zijn werken, vooral uit het bezit van de Oostenrijkse Habsburgers. Ze vertegenwoordigen bijna de helft van werken die met zekerheid aan de schilder toegeschreven worden.

Openluchtmuseum

Bruegel heeft zijn eigen museum. Het is gevestigd te Dilbeek en deelgemeentes, op nauwelijks een tiental kilometer en ten zuidwesten van de Brusselse Grote Markt. De streek die Pajottenland genoemd wordt, kan met drie woorden samengevat worden: agrarisch, landelijk en groen. Bruegel heeft niet zomaar een museum, maar een openluchtmuseum. Het is milieuvriendelijk opgevat. Het bestaat uit twee routes die er gekomen zijn op initiatief van Bruegelkenner Albrecht de Schrijver: een fietsroute van twintig kilometer die ook met de auto kan afgelegd worden, en een wandeling van acht kilometer.

Op panelen worden negentien werken tentoongesteld: een pentekening die meer dan waarschijnlijk een zelfportret is en zich bevindt in het Graphische Sammlung Albertina te Wenen, en negentien schilderijen. De schilderijen vallen in twee groepen uiteen. Zeven reproducties illustreren Bruegels veelzijdigheid en twaalf werden weerhouden omdat ze herkenbare elementen uit Dilbeek en het Pajottenland bevatten of het Pajottenlandse landschap weergeven. De elementen eigen aan Dilbeek en deelgemeentes zijn de Pedebeek, de Sint-Annakerk te Sint-Anna-Pede, de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek, de Sint-Pieterskerk te Itterbeek, de Alanatoren van het vroegere kasteel van Dilbeek, de watermolen te Sint-Gertrudis-Pede, het “Klein Kasteeltje” tegen de Sint-Annakerk, de twee vijvers van het vroegere Sint-Annadomein en herberg “In de Kroon” op de grens tussen Dilbeek en Anderlecht. Dilbeek en omgeving waren voor Bruegel door de ligging ideaal gelegen om er naar de natuur te gaan schilderen.



De Parabel van de blinden uit 1568, tempera op doek, dat zich in het Museo Nazionale di Capodimonte in Napels bevindt, geniet mijn voorkeur. Het is de perfecte illustratie van het spreekwoord:

Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beide in de gracht.

Blinden leiden elkaar door een Pajottenlands landschap. Wanneer de eerste struikelt, is het lot van degenen die hem volgen, bezegeld. Ook zij zullen vallen. Bruegel heeft de blinden erg realistisch, zelfs klinisch weergegeven: oogspecialisten hebben kunnen vaststellen aan welke specifieke oogziekte elke blinde leed. Het noodlot wordt treffend verbeeld: wanneer de eerst blinde valt en de tweede het tragische voorbeeld volgt, weten de laatsten in de rij nog niet wat hen te wachten staat.

Sint-Annakerkje van Sint-Anna-Pede en een reproductie van Bruegel – Foto: Dilbeeks Erfgoed

Dit schilderij is puur werkelijkheid. Op de achtergrond valt een kerkje op dat zonder enige twijfel het laat-Gotische Sint-Annakerkje van Sint-Anna-Pede is. Op de voorgrond, net vóór de blinden, loopt een beekje die de Pedebeek is: dat ze in werkelijkheid iets dichter bij de kerk loopt, kan daaraan niets veranderen. Met bijna-zekerheid kan gesteld worden dat Bruegel de blinden met zijn eigen ogen gezien heeft: in de onmiddellijke omgeving bevond zich in de tweede helft van de zestiende eeuw een hospitaal waar men mensen die aan de zelfkant van de maatschappij leefden, opving en verzorgde.

Wat heeft Bruegel willen uitbeelden? Diegenen die blind zijn voor het ware geloof dat in de Sint-Annakerk beleden wordt, en daardoor in hun eigen ongeluk lopen? Zijn ontgoocheling in de medemens wiens dwaas gedrag in strijd is met de rust en harmonie van de natuur?

Bruegel-route in Dilbeeke – Foto: Dilbeeks Erfgoed

Bruegel was niet zomaar de eerste, de beste schilder. Hij was stamvader van een schildersgeneratie. Na zijn dood volgden zijn zonen Pieter Brueghel de Jonge en Jan Brueghel de Oude, zijn kleinzonen Jan Brueghel de Jonge, David Teniers II en Ambrosius Brueghel en zijn achterkleinzonen Jan Pieter en Abraham Brueghel, Jan van Kessel en David Teniers III hem op. Merk op dat zijn opvolgers in mannelijke lijn allen Brueghel gebruikten als familienaam: een combinatie van de Bruegel en Breughel van hun stamvader.

Een bezoek aan Bruegels en de Schrijvers dubbele openluchtmuseum is meer dan de moeite waard. Men kan er zich niet alleen onderdompelen in de bijna-onwezenlijke rust in de onmiddellijke nabijheid van het hectische en lawaaierige Brussel. Men kan er ook onder meer in de onmiddellijke omgeving van het kerkje van Sint-Anna-Pede waar zich op zeer korte afstand van elkaar zes reproducties bevinden, in herbergen genieten van twee Pajottenlandse specialiteiten: een snede boerenbrood, besmeerd met plattekaas en bestrooid met versnipperde lenteuien, en geuze, een zurig en parelend bier dat het enige bier ter wereld is dat niet gebrouwen wordt.

Rik Wouters
Toeristische gids voor Vlaanderen, Barcelona
en gidsingen op aanvraag én maat
e-mail: [email protected]

×