Dark
Light

Carthago: Opkomst en ondergang

De eerste echte zeeslag tussen de vloten van Carthago en Rome
Auteur:
6 minuten leestijd
Zicht op de Punische haven van Carthago
Zicht op de Punische haven van Carthago (Musée national de Carthage, Tunesië)

De Carthaagse heerschappij was gebaseerd op een strakke organisatie. Niets werd aan het toeval overgelaten. Het achterland werd stevig onder de duim gehouden door een leger, dat grotendeels uit huurlingen bestond. De bemanningen van de oorlogsschepen zorgden ervoor dat de buitengewesten onder controle bleven. Vanaf de 2e eeuw v.Chr. werd het vlootbeleid gecoördineerd vanuit de oorlogshaven, voor niet-Carthagers verboden terrein. Vreemdelingen, die Carthago vanuit zee naderden, voeren via een kanaal de handelshaven binnen en zagen alleen de ronde, door dubbele muren afgesloten oorlogshaven.

De komst van de Romeinen

De heerschappij in het westen was vele eeuwen vast in handen van de Carthagers. Wat zich in Carthago en in de door hen overheerste gebieden afspeelde, drong nauwelijks tot de buitenwereld door. Dat het hen voor de wind ging, daaraan twijfelde niemand. De stad groeide, mogelijk zelfs naar een inwoneraantal van 300.000 van wie de meesten op een of andere manier betrokken waren bij de handel en nijverheid. Grote pleinen, brede en smalle straten die daarop uitliepen en monumentale bouwwerken getuigden van de welvaart van de stad.

Geen Carthager zal aan het einde van de 4e eeuw v.Chr. vermoed hebben dat er binnen afzienbare tijd een einde aan hun superioriteit op zee zou komen. De gedachte dat de Romeinen daarvoor verantwoordelijk zouden worden, kwam al helemaal niet bij hen op. Zij waren op zee immers een onbeschreven blad. Voor de verovering van geheel Italië hadden ze geen schepen nodig gehad. Rond 270 v.Chr. konden ze vanuit Rhegium aan de overkant van de Straat van Messina Sicilië zien liggen. Ze hebben ongetwijfeld wel eens overwogen om de oversteek te maken naar dat grote eiland, dat zo rijk was aan graan, maar zij hadden dat voornemen telkens weer laten varen. De Carthagers en de Syracusanen boezemden hen angst in. De Romeinen realiseerden zich dat het zinloos was de strijd op Sicilië aan te gaan, als zij niet de beschikking hadden over een echte vloot.

De ruïnes van Carthago, uitkijkend op de antieke haven Foto: Rijksmuseum van Oudheden
De ruïnes van Carthago, uitkijkend op de antieke haven Foto: Rijksmuseum van Oudheden

In 264 v.Chr. veranderden ze van strategie. Een conflict om de stad Messina in het noorden van Sicilië vormde de aanleiding tot een oorlog, die de machtsverhoudingen in het westelijk Middellandse-Zeegebied totaal zou veranderen. De spanning tussen Romeinen en Carthagers liep snel op. Na lange aarzelingen namen de Romeinen het besluit om een leger over te zetten naar Sicilië. Het was voor de Romeinen een riskante operatie. Een nederlaag op Sicilië zou de Carthagers de mogelijkheid bieden de oversteek in omgekeerde richting te maken en de kusten van Italië te bedreigen.

Al snel kwamen de Romeinen erachter dat ze zonder het bezit van een goede vloot de oorlog nooit tot een goed einde konden brengen. Maar hoe kwamen ze aan vol-doende schepen? Ze hadden geen scheepswerven en ook geen roeiers. Toch kregen ze het voor elkaar om binnen zes maanden 120 nieuwe oorlogsschepen in de havens van de Zuid-Italische steden te stationeren. De historicus Polybius, die de Romeinen prijst omdat ze de strijd tegen de heersers van de zee niet trachtten te ontlopen, kan haast niet geloven dat ze het helemaal op eigen kracht hebben gedaan. Het toeval zou een belangrijke rol hebben gespeeld. Ze zouden een aan de grond gelopen Carthaags oorlogsschip, een quinquereme, in handen hebben gekregen en door scheepsbouwers hebben laten nabouwen. Het verhaal is te mooi om waar te zijn, want het gaat voorbij aan de kunde van de Griekse scheepsbouwers in Zuid-Italië. Vermoedelijk hebben scheepsarchitecten in verschillende Griekse steden in Italië de opdracht gekregen de meest gangbare oorlogsschepen te bouwen: triremen, quadriremen en quinqueremen.

Slag bij Mylae (heritage-history.com)
Slag bij Mylae (heritage-history.com)

Slag bij Mylae

In 260 v.Chr. konden de Romeinen in de wateren rond Sicilië beschikken over een oorlogsvloot van 100 quinqueremen en twintig triremen. Meer dan dertigduizend roeiers waren in heel Italië aangeworven. De kans op succes leek gering, want de Romeinse vlootvoogden en hun bemanningen waren minder kundig en ervaren dan hun Carthaagse collega’s. De eerste schermutselingen leken de krachtsverschillen te bevestigen. De Romeinse consul Gnaeus Cornelius Scipio werd met zeventien schepen door een Carthaagse vlooteenheid van twintig schepen ingesloten en gaf zich over. Deze tegenslag verzwakte het Romeinse moreel. De moedeloosheid werd nog groter toen de Carthaagse admiraal Hannibal (niet te verwarren met de Carthaagse generaal die met olifanten over de Alpen trok) met vijftig schepen een onverantwoorde manoeuvre uitvoerde tegen de in compacte linie varende Romeinse vloot. De Romeinen dachten de onvoorzichtige Carthager te kunnen overmeesteren, nadat ze een aantal van zijn schepen tot zinken hadden gebracht, maar hij wist te ontkomen, omdat de Romeinse schepen in de achtervolging snelheid te kort kwamen.

De Romeinse vloot had op dat moment geen echte bevelhebber, want Scipio was gevangengenomen en zijn collega Gaius Duilius voerde het bevel over de landstrijdkrachten. Onmiddellijk werd Duilius gevraagd het commando van de vloot op zich te nemen. Natuurlijk ging hij op dat verzoek in, hoewel hij moet hebben geweten dat hem een ondankbare taak wachtte. In de buurt van Mylae, een stadje op een klein schiereiland op de noordkust van Sicilië, stuitten de beide vloten op elkaar. Wat kon Duilius, een onervaren admiraal die weinig met de zee had, uitrichten tegen de Carthaagse vlootvoogden, die door de wol geverfd waren en er geen moment aan twijfelden dat zij een glansrijke overwinning zouden behalen? De Carthagers waren met hun 130 schepen numeriek in de meerderheid tegen de 83 galeien van de Romeinen, maar nog belangrijker was dat zij meesters waren in het uitvoeren van de tactische manoeuvres. Voor Hannibal stond de uitslag eigenlijk al vast. Wat hij echter niet wist, was dat de Romeinen, in de wetenschap dat zij het in een traditioneel gevecht zouden afleggen, een belangrijke verandering op hun schepen hadden aangebracht, waardoor het zeegevecht meer het karakter van een landgevecht kreeg. Ze hadden een enterbrug geconstrueerd, die onder de naam corvus (‘raaf’) of korax in de geschiedenisboeken terecht is gekomen.

De Carthaagse matrozen roeiden zelfverzekerd, vol minachting voor de onervarenheid van de Romeinen, in gesloten formatie op naar de vijandelijke vloot. Zelfs toen ze de enterbruggen op de Romeinse schepen ontwaarden, kregen ze nog niet echt argwaan en voeren vol zelfvertrouwen op de voorste Romeinse schepen af. Pas toen de pinnen van de eerste enterbruggen zich in hun schepen vastzetten en de Romeinse deksoldaten op hun schepen oversprongen en daar het gevecht met de Carthaagse mariniers aangingen, werden ze bevangen door twijfel. De zeeslag was een landgevecht geworden, en daarin waren de Romeinen ongeëvenaard. Het was echter te laat om het gevecht een andere wending te geven, het leed was al geschied. Vele Carthagers werden gedood, talloze anderen gaven zich over. Dertig schepen gingen verloren. Nog dacht de Carthaagse admiraal dat hij de strijd kon winnen. Hij liet de bemanningen een diekplous, een doorbraak van de vijandelijke linies, uitvoeren. Maar de Romeinen verdedigden zich door hun enterbruggen in alle richtingen te laten ronddraaien en op de vijandelijke schepen te laten neerkomen. Zo verloren de Carthagers nog eens twintig schepen.

De nasleep

De nederlaag bij Mylae kan gezien worden als de grootste vernedering uit de Carthaagse zeegeschiedenis. De verliezen aan schepen en manschappen waren nog wel te overzien, maar hun reputatie van onoverwinnelijkheid, van kracht en superioriteit, die was gebaseerd op een zeemanschap van eeuwen, had een enorme deuk opgelopen. Vier jaar later werden hun frustraties nog groter door een nieuwe nederlaag, nu in de zeeslag bij Ecnomus, aan de zuidkust van Sicilië. In de volgende jaren hebben de Carthagers nog wel overwinningen op Romeinse vlootonderdelen behaald, maar nooit zodanig dat ze de beslissende slag konden toedienen. De Romeinen wonnen de laatste zeeslag in 241 bij de Aegatische eilanden, westelijk van Sicilië. De Carthagers moesten Sicilië, Sardinië en Corsica prijsgeven.

Carthago, opkomst en ondergang
Carthago, opkomst en ondergang
De glorietijd van de Carthagers op zee was verleden tijd, zoals bleek in de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr. toen de vloot van de Carthagers een veel kleinere rol vervulde dan je op grond van het rijke verleden zou verwachten. Na hun overgave in 201 v.Chr. was het helemaal gedaan met hun nautische aspiraties. De Carthagers moesten alle oorlogsschepen op 10 na inleveren. Ooit hadden zij gehoopt de Middellandse Zee te maken tot mare nostrum (‘onze zee’). Nu moesten ze aanzien dat de Romeinen de heersers op zee waren geworden. Nog pijnlijker was dat ze voor iedere militaire vloothandeling toestemming aan hen moesten vragen.

Voor de Romeinen was het allemaal nog niet genoeg. De vrees dat Carthago zich ooit zou herstellen, hield hen in zijn greep. De stad moest van de aardbodem verdwijnen. In 149 v.Chr. verklaarden ze de Carthagers opnieuw de oorlog. Er was geen Carthaagse vloot om de overtocht van de Romeinse legioenen naar Noord-Afrika te verhinderen. Drie jaar later werd Carthago ingenomen en met de grond gelijk gemaakt.

Fragment uit het boek Carthago, opkomst en ondergang van Fik Meijer, gepubliceerd naar aanleiding van een grote tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden over de beroemde havenstad. In het boek komen de nieuwste inzichten aan bod over de Carthaagse samenleving, handel, sociale organisatie en politiek.
×