Dark
Light

De Britse rol bij het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog

81 minuten leestijd

Een missie die mislukken moest

We komen nu toe aan het hoofdstuk van de Brits-Duitse onderhandelingen inzake het Duitse vlootbouw-programma. In eerste instantie hadden de Britten zich niet al te veel aangetrokken van het bekend worden van de Duitse plannen om hun vloot te vergroten en te moderniseren.

De Duitse admiraal Tirpitz, die er van overtuigd was dat, in geval van oorlog, de Britten een economische blokkade op het oog hadden, diende z’n befaamde vlootwet in november 1897 bij de Rijksdag in, die deze op 28 maart 1898 goedkeurde met 212 tegen 139 stemmen nadat de minister van Financiën, Von Thielmann verklaard had dat er voor deze vlootwet geen extra belastingen nodig zouden zijn omdat, dankzij de toenemende welvaart, het Rijk in staat was de extra uitgaven voor de vloot te bekostigen zonder hiervoor nieuwe bronnen te moeten aanboren. (91) Het is waarschijnlijk geen toeval geweest dat de Britse minister van Koloniën, Chamberlain, op 1 april 1898 Duitsland benaderde met voorstellen tot samenwerking. (92)

Alfred von Tirpitz
Alfred von Tirpitz
Deze samenwerking zou onder meer inhouden dat Engeland Duitsland zou bijstaan als dit land werd aangevallen en uiteraard zou ook het omgekeerde moeten gelden. Chamberlain wilde met zo’n verdrag een halt toeroepen aan de Russische expansie in Azië. (93) De toenmalige Duitse Rijkskanselier, von Bülow, reageerde echter koel omdat hij de goede Duits-Russische betrekkingen niet op het spel wilde zetten. Helemaal afwijzen wilde hij het Britse voorstel echter ook niet en hij voerde dan ook min of meer een vertragingstactiek door de besprekingen wel voort te zetten zonder echter directe resultaten na te streven.

Chamberlain dreigde daarop dat Engeland dan een verbond met Frankrijk en Rusland zou sluiten. Von Bülow liet zich hierdoor echter niet intimideren en bleef afwijzend en onduidelijk en vanaf dat moment begon de verwijdering tussen beide landen zich langzaam maar zeker te manifesteren. We komen op deze Britse toenaderingspogingen elders nog uitvoerig terug.

Twee jaar later (1900) diende Tirpitz zijn tweede vlootwet in, bedoeld om Duitsland nog onafhankelijker te maken van Groot Brittannië. (94) Duitsland had overigens niet de illusie noch de bedoeling, zoals wel gesuggereerd is, om Engeland in slagkracht voorbij te streven maar dacht wel een vloot te kunnen bouwen die groot genoeg zou zijn om eventuele Britse blokkadeplannen te kunnen dwarsbomen. Tegelijkertijd hoopte Tirpitz met een krachtige vloot mogelijke bondgenoten te kunnen aantrekken, bijvoorbeeld Frankrijk en/of Rusland. Pas rond 1903-1904 begonnen de Britten zich over deze ontwikkelingen echt zorgen te maken en besloot men tot invoering van de zogenoemde ‘Two Power Standard’. Tegelijkertijd richtte men een sterke vlootbasis in te Rosyth in de Noordzee en dit was eigenlijk het eerste Britse antwoord op de Duitse vlootuitbreidingen.

En zo begon een tijdperk van acties en tegenacties waaraan voorlopig geen eind meer zou komen. Door de Brits-Franse entente, de concentratie van de Britse vloot in de Noordzee en vooral ook door de Marokko-crisis, raakte men in Duitsland nog meer overtuigd van de noodzaak de eigen vloot zo sterk mogelijk te maken. (95)

De indienststelling van de ‘s werelds sterkte slagschip, de ‘Dreadnought’ – waardoor de Duitse marine weer op een grote achterstand werd gezet – en de direct daarop volgende Britse voorstellen om over te gaan tot vermindering van het aantal schepen van beide marines (waarbij de Britten uiteraard de overhand behielden), was ook al niet erg geschikt om de Duitsers gerust te stellen en Tirpitz begon dan ook al aan nieuwe plannen te werken om de door de ‘Dreadnought’ veroorzaakte achterstand, zo snel mogelijk weer in te lopen. Het resultaat daarvan was dat er in Engeland steeds meer stemmen opgingen deze dwaze wapenwedloop te beëindigen en de verhouding met Duitsland te verbeteren en de druk op Grey vanuit zijn eigen partij groeide dan ook gestaag.

Het was uiteindelijk de Duitse reder Ballin, directeur van de machtige Hamburg-Amerika Lijn, in die tijd de grootste rederij ter wereld, die, bezorgd over de verslechterende verhouding tussen beide landen, contact opnam met zijn Britse zakenrelatie Sir Ernest Cassel, een bankier van Duitse afkomst en vriend van Koning Edward VII.

HMS Dreadnought in 1906
HMS Dreadnought in 1906

Ballin had zich tevoren verzekerd van de goedkeuring van de keizer en de Rijkskanselier die beiden eveneens de toenemende wapenwedloop met zorg bezagen-en hij liet nu, via Cassel, aan Grey weten dat Duitsland interesse had om te praten over vermindering van de spanningen. Dit bericht werd door Grey met gemengde gevoelens ontvangen maar hij begreep dat hij een en ander niet zonder meer naast zich kon neerleggen. Hij riep nu Haldane en Churchill bij zich en legde hen het voorstel voor waarop besloten werd om een positieve reactie te sturen. Men stelde een memorandum samen (96) waarin de basis voor een bespreking met Duitsland over de vermindering van de spanningen werd neergelegd en waarin de volgende wensen werden uitgesproken:

  1. Erkenning door Duitsland van de Britse superioriteit ter zee.
  2. Duitsland diende bereid te zijn haar huidige vlootprogramma niet verder uit te breiden, liever te verminderen.
  3. Als tegenprestatie was Engeland bereid Duitsland te steunen in haar koloniale interesses.
  4. Engeland was bereid een overeenkomst te sluiten waarin zou worden vastgelegd dat beide landen niet zouden deelnemen aan agressieve combinaties ten opzichte van elkaar.

Met dit memorandum op zak vertrok Cassel naar Berlijn waar Ballin een ontmoeting had georganiseerd met de opvolger van Von Bulow, Rijkskanselier Bethmann Hollweg. Deze deelde, na bestudering van het memorandum, mee een en ander te kunnen aanvaarden als uitgangspunt voor eventuele onderhandelingen al wees hij er wel op dat de nieuwe Duitse vlootwetten van 1912, al in behandeling waren genomen. Grey werd nu officieel uitgenodigd naar Berlijn te komen. Deze had hierop waarschijnlijk niet gerekend en al in dit stadium valt het op dat hij steeds weer redenen vond om te voorkomen dat hij te officieel bij een en ander betrokken werd.

Hij begon dan ook met, via Cassel, een aanvullende eis aan het memorandum toe te voegen. Duitsland zou zich eerst nog bereid moeten verklaren de al in behandeling genomen vlootwetten te modificeren. Het antwoord kwam vlug en was positief. Wel werd als voorwaarde gesteld dat Engeland dan bereid moest zijn zich positief te oriënteren ten opzichte van Duitsland en zich, in geval van een eventuele oorlog, neutraal op te stellen. (97)

Ernest Cassel
Ernest Cassel

Onder druk van de oppositie brak Grey de besprekingen niet direct af maar hij weigerde naar Berlijn te gaan, enerzijds omdat hij niets in de besprekingen zag- en ze zelfs gevaarlijk achtte voor de goede verstandhouding met Frankrijk, anderzijds omdat hij bang was dat een eventuele slechte afloop (die hij verwachtte) van deze besprekingen wel eens aan hem verweten zou kunnen worden. (98) Na rijp beraad werd besloten Haldane, die bovendien vloeiend Duits sprak, naar Berlijn af te vaardigen maar deze kreeg daarbij strikte instructies. Zo werd hem gevraagd zoveel mogelijk informatie te verzamelen, met name over de Duitse plannen met betrekking tot de Baghdad-Spoorweg en verder waarschuwde Grey hem dat:

‘there is no question of entering into negotiations. We desire only to learn the intentions of the German Government and to inquire its plans for a naval program’. (99)

Morell schreef over het vertrek van Haldane naar Berlijn:

‘De regering zond Haldane naar Duitsland. Dit was een ongelukkige keus omdat hij tot het driemanschap behoorde dat verantwoordelijk was voor het geheime bondgenootschap met Frankrijk en bovendien was hij hoofd van het departement dat belast was met het toezicht op de wijze waarop aan dit bondgenootschap inhoud werd gegeven’. (100)

Als het aan Grey had gelegen was er echter niemand naar Berlijn gegaan. De druk van de oppositie was echter te sterk. Grey, zag, volgens zijn biograaf Trevelyan, de missie Haldane dan ook als een tegemoetkoming aan de Radicalen die hem het liefst zagen vertrekken uit de regering. (101) Overigens informeerde Grey voordat Haldane naar Berlijn vertrok, de Franse ambassadeur in Londen (102) en deelde deze mede dat, gezien de spanningen tussen Engeland en Duitsland, er wel met dit land gesproken moest worden maar, zo voegde hij er aan toe:

‘whatever developments may occur, we shall take care that they are not such as to impair our relations between France and ourselves’. (103)

Voorafgaand aan het vertrek van Haldane had men eerst het Duitse antwoord op de Britse aanvullende eis, uitvoerig bestudeerd. Dit antwoord was door Wilhelm II persoonlijk opgesteld met behulp van Bethmann Hollweg, Tirpitz, Ballin en Cassel.

Belangrijk detail was dat Duitsland niet alleen over de vlootwetten wilde spreken maar ook nadrukkelijk over de daarbij behorende ‘vloot-novelle’ waarin een verdere organieke uitbreiding van de vloot werd geregeld en waarover uitvoerige informatie als bijlage bij het Duitse antwoord was gevoegd. Toen Churchill de stukken ter inzage kreeg schrok hij. De novelle sprak namelijk over de toevoeging van een 3e eskader waardoor de paraatheid van de Duitse vloot ook gedurende het winter-seizoen werd verzekerd. Voorheen was de Duitse vloot gedurende ongeveer 5 maanden per jaar praktisch buiten dienst omdat het gebezigde rekruteringsysteem de marine daartoe noodzaakte. De nieuwe opzet voorzag nu in het op volle sterkte houden van de vloot het gehele jaar door.

‘The facts are grim’ (104) schreef Churchill aan Grey daarbij verwijzend naar de spoedige opening van het Keizer Wilhelm kanaal waardoor de Duitse vloot snel van de Oostzee naar de Noordzee kon varen. Hij concludeerde dat, wilde Engeland zijn voorsprong op Duitsland behouden, er jaarlijks 3 miljoen pond Sterling meer zou moeten worden uitgegeven en dat op een moment dat men er juist grote behoefte aan had de uitgaven drastisch te beperken. Churchill stelde nu de volgende gedragslijn voor:

‘The only chance I see is roughly this: They will announce their new program (novelle) and we will take an immediate and effective reply. Then, if they care to slow down their tempo so that their fleetlaw is accomplished in 12- and not in 6 year, friendly relations would ensue and we, though I should be reluctant to bargain about it, could slow down too. All they would have to do would be to make their quota’s biennial, nothing would be deranged in their plan. Twelve years of tranquility would be assured in naval policy. The attempt ought to be made’. (105)

Met deze richtlijn vertrok Haldane dan eindelijk op 6 februari 1912 naar Berlijn.

Hij ging overigens niet officieel. Grey had als eis gesteld dat de besprekingen informeel zouden zijn en Haldane vertrok onder het mom van een studiereis naar het Duitse universiteitswezen en er zou over de werkelijke reden van het vertrek strikte geheimhouding worden bewaard. Tegelijkertijd werd al bij voorbaat vastgesteld dat in Engeland, tijdens Haldane’s verblijf in Berlijn, gezorgd werd voor het nodige politieke tegenwicht en dit werd gerealiseerd door de beruchte ‘Luxe Flotte’-rede door Churchill direct na de opening van de Duitse Rijksdag door de Duitse keizer Wilhelm. Churchill zelf schreef hierover:

‘I had planned….to go to Glasgow….and to make a speech on the naval position, which should state very plainly our root intentions and be the necessary counterpart of the Haldane mission’. (106)

Als tegenwicht tegen het bezoek van Haldane was zijn rede inderdaad een eminent succes. Ze sloeg in Duitsland in als een bom en gaf verder aanleiding tot grote consternatie in Engeland zelf, met name bij de collega ministers en in de Liberale partij.

In zijn memoires doet Churchill het voorkomen alsof hij zijn speech op het laatste moment nog wijzigde als gevolg van de zijns inziens nogal zelfbewuste woorden van de keizer toen deze in de Rijksdag aankondigde dat spoedig een nieuwe wet zou worden ingediend op de uitbreiding van leger en vloot. Niet alleen was Churchill’s verklaring nogal vergezocht, ook was zijn reactie volstrekt overbodig en zelfs onverstandig. Immers, de inhoud van de novelle was door de Duitse keizer dan wel in de Rijksdag aangekondigd maar de tekst was nog niet openbaar gemaakt en kon dus nog worden aangepast of gewijzigd en Wilhelm en zijn kanselier hadden zich in hun antwoord aan Grey reeds duidelijk bereid verklaard daarover met Haldane te willen praten zolang Engeland tenminste het neutraliteitsbeginsel bespreekbaar zou houden. Door Churchill’s harde verklaring zette hij de keizer nu de voet dwars en maakte hij een eventuele modificatie van de novelle onnodig moeilijk.

Wilhelm II met punthelm
Wilhelm II met punthelm
Hoe het ook zij, Haldane werd, tot zijn eigen verrassing, bijzonder vriendelijk te Berlijn ontvangen en de besprekingen startten vlot. (107) Op 8 februari had hij een gesprek met de Rijkskanselier en kreeg daarbij de indruk dat deze zijn bezoek zeer serieus nam en positief toenadering zocht. De volgende dag had hij een onderhoud met keizer Wilhelm en admiraal Tirpitz.

De bekende Duitse historicus Fritz Fischer, suggereert dat de kanselier bij dat gesprek niet aanwezig mocht zijn en dat een en ander alleen daarom al tot mislukken gedoemd was. Het is waar dat Tirpitz graag onder vier ogen met Haldane had willen praten maar Bethmann Hollweg achtte dit zeer ongewenst en op zijn advies besloot Wilhelm, zeer tot ongenoegen van Tirpitz, het gesprek volledig bij te wonen. (108)

Over de inhoud van dit gesprek lopen de meningen nogal uiteen. Het resultaat was echter dat het voorstel van de keizer, om de technische kwesties voorlopig even buiten beschouwing te laten en eerst een politieke oplossing te zoeken, door Haldane werd aanvaard. (109) Al de volgende dag werkte hij, samen met de Rijkskanselier, aan een formule waarmee de basis voor een politieke overeenkomst werd gelegd en die door beide partijen aanvaardbaar werd geacht. (110) Keizer en kanselier spanden zich tot het uiterste in om met Engeland tot een vergelijk te komen en deden er alles aan formule voor Haldane acceptabel te maken. En Wilhelm drukte Tirpitz nog eens op het hart open en eerlijk met Haldane te praten ‘ohne Misstrauen und Hintergedanken’. (111) De formule die uiteindelijk door Bethmann Hollweg en Haldane werd vastgelegd luidde:

  1. The high contracting Powers assure each other mutually of their desire for peace and friendship.
  2. They will not either of them make any unprovoked attack upon the other or join in any combination or design against the other for purposes of aggression or become party to any plan or naval- or military combination alone or in conjunction with any other Power directed to such an end.
  3. If either of the high contracting parties become entangled in a war of which it cannot be said to be the aggressor, the other will at least observe towards the Power so entangled, a benevolent neutrality and use its utmost to endeavour for the localization of the conflict.
  4. The duty of neutrality which arises from the preceding article has no application in so far as it may not be reconcilable with existing agreements which the high contracting parties have already made. The making of new agreements which render it impossible to observe neutrality towards the other beyond what is provided by the preceding limitation, is excluded in conformity with the provision contained in art. 2.
  5. The high contracting Powers declare that they will do all in their power to prevent differences and misunderstanding between either of them and other Powers. (112)

Met deze formule op zak ging Haldane terug naar Londen, de keizer en Rijkskanselier achterlatend in de stellige overtuiging dat de overeenstemming met Engeland zo goed als bereikt was. Haldane zelf moet dit ook zo gevoeld hebben getuige zijn uitlating dat zich hier een ‘wereld-historische’ gebeurtenis afspeelde zoals in meer dan 50 jaar niet was voorgekomen. (113) Dat hij inderdaad optimistisch over de besprekingen was blijkt ook uit een brief die hij aan zijn familie zond en waarvan de inhoud luidde:

‘I did not go to Berlin with power to make a Treaty. These affairs are to vast for that. But I went to investigate and discuss whether one could be made. What may be possible with English public opinion in the view of the Cabinet remains to be seen. But my work up to this point has been attended with a measure of success that was neither foreseen nor expected’. (114)

Zijn positieve reacties en ferm uitgesproken oordelen hadden in elk geval de indruk gewekt dat hij namens het Britse kabinet optrad en vooral Wilhelm II zag zijn uitlatingen als even zovele toezeggingen van een met autoriteit beklede gezagdrager. Terug in Londen lichtte Haldane onmiddellijk de minister-president in die op zijn beurt zeer optimistische woorden sprak over de ontmoeting in het Britse Lagerhuis en ook Haldane zelf liet zich in het openbaar bij verschillende gelegenheden positief uit over zijn bezoek.

Volgende pagina

×