Dark
Light

De gebroeders Wright – Pioniers van de luchtvaart

12 minuten leestijd
Zweefvlieger van de gebroeders Wright
Zweefvlieger van de gebroeders Wright

Meegevoerd door de wind

One ship drives east and another drives west
With the self-same winds that blow.
Tis the set of the sails
And not the gales
Which tells us the way to go
Ella Wheeler Wilcox ‘Winds of Fate’

Orville kwam op 26 september in Elizabeth City aan, na een zonder enig incident of ongemak verlopen reis vanuit Dayton. De enige haast verwaarloosbare vertraging die hij opliep bij het bereiken van Kitty Hawk werd veroorzaakt door een gebrek aan wind, en toen hij, ook nu zonder enig incident, was aangekomen, ontdekte hij dat Wilbur de ‘zweefmachine’ al bijna af had.

De gebroeders Wright – David McCullough
De gebroeders Wright – David McCullough
Het volledig gemonteerde gevaarte beschikte over twee vaste vleugels boven elkaar van elk 1,5 bij 5,2 meter. Het had een systeem om de vleugelverdraaiing te besturen en een beweegbaar, voorwaarts roer – het horizontale roer of hoogteroer – van iets meer dan een vierkante meter. Het had geen wielen om mee op te stijgen dan wel te landen. In plaats daarvan was de machine uitgerust met voor het zand veel geschiktere houten glijders.

Het hele gevaarte woog om en nabij de twintig kilo. Met Wilbur erbij als ‘operateur’ bedroeg het totaalgewicht ongeveer 86 kilo. Hij moest in het midden van de onderste vleugel plat op zijn buik liggen met het hoofd naar voren, en met behulp van het hoogteroer het toestel in evenwicht houden.

De wind zou een allesbepalende factor zijn en in tegenstelling tot de oude Ierse spreuk – ‘Moge het jullie altijd voor de wind gaan’ – hadden ze het meeste aan tegenwind. Als gezegd is de wind de Wrights nooit vijandig gezind geweest.

De broers, onervaren wat dit soort experimenten betrof, hadden nog niet de gewoonte al hun stappen te documenteren. Maar afgaande op hun brieven naar het thuisfront begon het experiment op 3 oktober. ‘We hebben het hier prima naar ons zin,’ aldus Orville in een brief aan Katharine van 14 oktober, ‘we hebben al met al de machine op drie verschillende dagen buiten gehad, elke keer tussen de twee en vier uur.’

Toen er bij aanvang van hun proefnemingen een wind stond van vijftig kilometer per uur, ‘te krachtig en instabiel voor een poging op te stijgen’, gebruikten ze hun toestel als vlieger, met behulp van kabels die tot aan de grond liepen waarmee ze konden sturen. Het moeilijkste bleek om de zweefvlieger op een hoogte van zes à zeven meter in de lucht te houden. Zelfs met een ideale wind van twintig tot dertig kilometer per uur rukte de vlieger krachtig aan de lijnen. ‘Hij heeft de neiging steeds hoger te willen gaan,’ legde Orville uit. ‘Als hij te veel is gestegen, geven we er een behoorlijke ruk aan… waarop hij reageert door als een volmaakte pijl naar de grond te storten.’ Als ze constateren dat er niets kapot is, laten ze hem weer op en fotograferen hem in de lucht. Als ze op een dag de vlieger hebben laten landen om een aantal ‘aanpassingen’ te doen, wordt hij door een windvlaag gegrepen en komt ‘sneller dan een gedachte’ vijf meter verder neer en breekt in stukken. Orville, die het toestel bij een van de achterste hoeken vast had, werd de lucht in geslingerd en viel vijf meter verderop hard op de grond, geschrokken maar verder ongedeerd.

Wilbur (links) en Orville laten hun zweefvliegtuig vliegen als een vlieger.
Wilbur (links) en Orville laten hun zweefvliegtuig vliegen als een vlieger.

Ze fotografeerden het wrak, transporteerden alles naar hun hoofdkwartier en overwogen naar huis terug te keren. Maar na een nachtje slapen ontdekten ze dat nog niet al hun hoop vervlogen was. Het kostte ze drie dagen om van de wrakstukken weer een vliegtuig te maken.

Omdat de geruchten over de bezigheden van de broers als een lopend vuurtje door de gemeenschap gingen, trokken hun experimenten steeds meer publiek, dat op gepaste afstand toekeek. Bill Tate en andere leden van de Tate-familie hielpen desgewenst graag een handje mee.

Wilbur en Orville weken net als thuis tijdens het werk geen seconde van elkaars zijde, met uitzondering van de dagen dat het weer de uitvoering van een bemande vlucht mogelijk maakte en Wilbur in zijn eentje het luchtruim koos, hoe kortstondig ook.

Dan stond hij in een opening aangebracht in de onderste vleugel, waarvan Orville en Bill Tate de uiteinden vasthielden. Na een teken tilden ze alle drie het zweefvliegtuig op en begonnen tegen de wind in de heuvel af te hollen. Wilbur hees zichzelf op, ging in de juiste positie liggen, plat op zijn buik, en greep de stuurinrichting. Orville en Tate hielden de lijnen vast die aan de vleugels bevestigd waren om te voorkomen dat het vliegtuig te hoog zou stijgen.

Het kostte de broers de nodige tijd en inspanning voordat ze zich buiten het werk om enigszins op hun gemak voelden. Ze hadden afscheid genomen van de Tates en hun intrek genomen in Wilburs forse tent, die behalve aan henzelf nog plaats bood aan hun gereedschap en hun proviand. Het ging er allemaal geheel anders aan toe dan thuis, getuige een brief van Orville aan Katharine:

Onze tent staat in een voorheen vruchtbare vallei, ontgonnen door een of andere ouwe Kitty Hawker. Van de bomen die er destijds stonden, steken alleen nog een paar verrotte takken van de kruinen uit het zand. De zee en de wind hebben miljoenen en miljoenen ladingen zand over dit eiland heen gespoeld, dat zich langs de kusten ophoopt en complete huizen en bossen bedekt.

Ze leefden van hun eigen rantsoenen en kookten zelf, een enkele maaltijd bij de Tates zo nu en dan uitgezonderd. In de wateren die hen omringden, krioelde het van de vis – ‘je hoeft je hoofd maar onder water te steken om er tientallen te kunnen zien’ – en de vissers van Kitty Hawk verscheepten tonnen vis naar Baltimore en andere plaatsen. Maar de enige manier waarop de broers aan vis konden komen, was deze zelf te vangen. ‘Het is net als in het noorden,’ verklaarde Orville, ‘zoals de huizen van onze timmerlui nooit af zijn en die van de schilders onbeschilderd blijven, zo heeft de visser zelf geen vis.’

Hun zelfredzaamheid werd geregeld op de proef gesteld. Ze leefden voornamelijk op eieren, tomaten en warme biscuits, die echter zonder melk gemaakt moesten worden, omdat de plaatselijke veestapel ‘te schraal’ was. Het enige wat op de Outer Banks welig tierde waren de luizen, de muggen en de teken. Wilbur miste voornamelijk boter, koffie, maïsbrood en bacon.

De keerzijde was het schitterende uitzicht dat je vanuit de deur van de tent – of feitelijk vanaf elk punt – had, op grote stukken water met zandduinen en strand en een adembenemende lucht, met cumulus-wolken als kastelen, machtig oprijzend tegen de strakblauwe achtergrond. Van waar je ook keek, had je een weids, ongehinderd uitzicht tot aan de einder. En dan was er nog de wind, de eeuwige wind. Hij was er niet alleen altijd, maar was ook de vormgever van de zandheuvels en de grote duinen van Kitty Hawk en het altijd veranderende landschap om hen heen. De broers, ver van huis, als nooit tevoren op zichzelf aangewezen, werden overvallen door een voor hen tot dan toe onbekende sensatie: midden in het avontuur van het leven staan. Orville verklaarde later dat het ondanks alle tegenslag de gelukkigste periode uit hun leven is geweest.

Wilburs aantekeningen over het het op hoogte komen van vogels in Kitty Hawk.
Wilburs aantekeningen over het het op hoogte komen van vogels in Kitty Hawk.
Vogels in alle soorten en maten bevolkten met honderden tegelijk het luchtruim – arenden, hagelwitte jan-van-genten, haviken, duiven, rood-kopgieren of kalkoengieren zoals ze op de Outer Banks genoemd werden, met een spanwijdte van soms wel twee meter. Wilbur bestudeerde hun bewegingen urenlang, vulde de pagina’s van zijn notitieboek en voegde af en toe een tekening aan zijn aantekeningen toe. De realiteit van datgene waartoe vogels in staat waren – het wonder van vogels – bleef een belangrijk en tot de verbeelding sprekend onderwerp, en de vogelstand op de Outer Banks overtrof hun stoutste verwachtingen en bracht herinneringen boven aan Mouillards Empire of the Air.

De gier stelt zich met weinig tevreden, en zijn kracht is gemiddeld. Maar wat kan hij? Hij kan stijgen, hoog in de lucht drijven, met zijn scherpe ogen het veld verkennen, zich zonder inspanning op de wind laten meedrijven… hij zweeft en verspilt geen kracht, heeft nooit haast, benut de wind.

Maar op welke manier benutte de in de lucht zeilende vogel de wind, alleen de wind, om zich voort te laten drijven en naar hartenlust te draaien en te keren? Buizerds waren hier ware meesters in. De stompe V-vormige hoek die de vleugels maakten bood alleen voordeel in de stille lucht, schreef Wilbur in zijn notitieboek.

De buizerd die gebruikmaakt van de V-vormige vleugel V heeft meer moeite om bij sterke wind zijn evenwicht te bewaren dan arenden en haviken die hun vleugels zo houden. 2 De roodstaartbuizerd stijgt sneller dan de buizerd en zijn bewegingen zijn stabieler. Hij heeft ogenschijnlijk minder moeite zijn evenwicht te bewaren. Haviken zijn betere zeilers dan buizerds, maar klapwieken vaker omdat ze graag sneller gaan. Een vochtige dag is het beste om te zeilen, tenzij het hard waait. Geen vogel zeilt zonder wind.

‘Alle zeilende vogels, maar met name de buizerd, lijken eerder hun horizontale balans te bewaren door het middelpunt van hun weerstand te verplaatsen in plaats van hun zwaartepunt,’ schreef Wilbur.

Als een buizerd ten opzichte van de toeschouwer op een afstand van zo’n driehonderd meter naar de lijzijde zweeft… is het vleugelaanzicht niet meer dan een streep als de vogel van de toeschouwer af vliegt, maar wanneer hij naar de toeschouwer toe vliegt zien de vleugels er breed uit. Dit zou betekenen dat zijn vleugels altijd naar boven staan, wat in tegenstrijd met de logica lijkt. Een zeilende vogel is niet beurtelings aan het stijgen en dalen, zoals enkele observatoren menen. Het klimmen of dalen is onregelmatig en lijkt te worden veroorzaakt door een verstoord lengteevenwicht als gevolg van windstoten. Bij gematigde wind lijkt de vogel regelmatig te stijgen, zonder enige neerwaartse bewegingen.

De plaatselijke bevolking kreeg maar moeilijk hoogte van de twee broers. Een zekere John T. Daniels, die John T. werd genoemd om elke verwarring met zijn vader uit te sluiten, zei later: ‘We kregen onbewust wel een beetje medelijden met deze gekke knapen. Ze stonden uren aaneen op het strand naar de vliegende, zwevende en duikende meeuwen te kijken.’ Met name de jan-van-gent, de enorme zeevogel met een spanwijdte van anderhalf à twee meter, kon op hun onverdeelde aandacht rekenen.

Ze bestudeerden de jan-van-gents en imiteerden met hun armen en handen de bewegingen van de vleugels. Ze konden elke beweging van de vleugels van die vogels nadoen; we dachten dat ze een klap van de molen hadden gehad, maar we konden niet anders dan bewonderend toekijken hoe ze hun armen zus en zo bewogen en hun ellebogen en polsen precies zo konden buigen als de jan-van-gents.

‘Leren vliegen van een vogel,’ zou Orville zeggen, ‘was als leren toveren van een tovenaar’.

Om Katharine een plezier te doen, schreef hij ook over een ‘zeer tamme’ spotlijster die in de boom bij de tent de hele dag zat te zingen. De zonsondergangen waren de mooiste die hij ooit had gezien, zei hij; de wolken lichtten op in alle kleuren, de sterrenhemel was ’s nachts zo helder dat hij zijn horloge erbij kon aflezen.

Ze maakten inmiddels bijna overal foto’s van – de tent, uitzichten, het zand en water, zelfs de spotvogel in de boomkruin, maar toch vooral van hun vlieger in actie. Vele avonden woei het dusdanig hard dat ze uit bed moesten om de tent op zijn plek te houden. ‘Als we uit de tent kruipen om iets te repareren, worden we zowat verblind door het zand,’ schreef Orville. ‘Het stuift in wolken over de grond.’ Maar ze mochten niet klagen. ‘We zijn hier naartoe gekomen voor de wind en het zand, en dat hebben we dan ook gekregen.’ De nacht waarin een van de Kitty Hawk-stormen aan land kwam met een donder die klonk als onweer, werd er niet geslapen. En de wind was koud. ‘We liggen beiden onder twee dekens maar hebben het elke avond koud,’ schreef Orville. ‘De wind blaast over mijn hoofd, en ik trek de lakens over mijn hoofd totdat mijn voeten te koud worden en ik het proces omdraai. Dit moet ik de hele nacht volhouden, zodat ik ’s ochtends amper weet waar ik het zoeken moet.’ Hun dagelijkse eetpatroon bereikte een dieptepunt:

Nou, we eten soms warme biscuits en eieren en tomaten; soms alleen eieren met tomaten. We zitten tijdelijk zonder brandstof en koffie. Daarom geen warme dranken, brood of crackers. De bestelling die we dinsdag de deur uit gedaan hebben, heeft vertraging opgelopen door de storm. Will heeft ‘enorme honger’.

Niettemin wist Katharine dat ze het goed naar de zin hadden, met name dankzij hun werk, maar toch ook dankzij de Kitty Hawkers, die met hun niet aflatende vriendelijkheid en hulpvaardigheid, hun verhalen, hun levenshouding en de manier waarop ze hun meningen ventileerden, een grote steun waren. De broers hoorden inmiddels uitdrukkingen die ze nog nooit eerder hadden gehoord, woorden als ‘ononthouden’ voor ‘vergeten’ en uitdrukkingen als ‘Ik zal je morgen niet gaan zien’, of rustig water dat werd omschreven als ‘glad kalm’. ‘Hoi toide’ was hoog water (‘high tide’).

De jonge Tommy Tate, de zestienjarige neef van Bill, liet zich op een zeker moment tegenover Orville ontvallen dat de rijkste man van Kitty Hawk ‘Doc’ Cogswell was, van beroep apotheker. Orville vroeg hoeveel geld hij dan wel had. ‘Nou, zijn broer is hem vijftienduizend dollar schuldig!’ zei Tommy, alsof daarmee alles opgehelderd was.

Bill Tates belangstelling voor de activiteiten van de mannen uit Ohio, en zijn bereidheid hen daarbij te helpen, leek alleen maar groter te worden. Tate, die ook gewoon zijn gezin moest onderhouden, besteedde dagelijks twee à drie uur aan zijn eigen werk en hield zich de rest van de tijd beschikbaar voor de broers.

Ook anderen beschouwden hen inmiddels als meer dan enkel excentriekelingen. Het leven op de Outer Banks was hard. Het was een constant gevecht om de eindjes aan elkaar te knopen. Harde werkers stonden op een voetstuk en, om met John T. Daniels te spreken, de Wrights waren ‘de hardwerkenste jongens’ die ze daar ooit hadden gezien, ‘en als ze werkten, dan wérkten ze ook… met heel hun ziel en zaligheid’.

Orville Wright
Orville Wright
Halverwege oktober begon de tijd te dringen. Wilbur was inmiddels bijna zes weken weg uit Dayton, en Katharine schreef dat ze de jongeman had moeten ontslaan die Orville had aangenomen om hun fietsenwinkel tijdens hun afwezigheid te bestieren. Maar de broers wachtten nog altijd op een geslaagde bemande testvlucht.

Geholpen door Bill Tate sleepten ze hun zweefvlieger naar de bijna zes kilometer verderop gelegen Kill Devil Hills, drie dicht bij elkaar liggende, hoge zandduinen die Tate in zijn brief van 18 augustus terecht had omschreven als een gebied ‘waar geen boom of struik in de weg staat’. De drie heuvels – Big Hill, Little Hill en West Hill – waren respectievelijk ongeveer dertig, tien en twintig meter hoog, maar veranderden onder invloed van de wind voortdurend van vorm en hoogte.

Het uitzicht vanaf de top van Big Hill was naar alle kanten spectaculair te noemen. Een kilometer oostwaarts voorbij het strand begon de immense blauwgroene Atlantische Oceaan, aan de noordzijde lag nog een enorme zandduin, een langgerekt zoetwatermeer en een donker bos aan de zuidkant, en het westen bood ‘het uitzicht aller uitzichten’, op Roanoke Island en Roanoke Sound.

19 oktober was een heldere dag waarop de wind precies goed stond. Na bijna vier jaar onderzoek en hard werken, bleek voor de broers de dag van de waarheid eindelijk aangebroken.

Wilbur Wright
Wilbur Wright
Wilbur maakte de ene vlucht na de andere. We weten niet precies hoeveel; ze hebben de tel niet bijgehouden. Wel maakte hij gewag van vluchten van honderd tot honderdvijftig meter lengte, waarna hij landde met snelheden boven de vijftig kilometer per uur.

Wilbur was de enige die vloog. Maar vanaf nu stapte hij af van zijn gewoonte hun voortgang te beschrijven in de eerste persoon enkelvoud en rapporteerde hij in meervoud, zoals in het lange verslag dat hij later aan Octave Chanute stuurde. ‘En hoewel het er gevaarlijk uitzag, bleek het volkomen veilig en comfortabel, op het stuivende zand na.’

Na zijn eerste paar dagen in Kitty Hawk, had Wilbur een brief aan zijn vader afgesloten met de verzuchting dat hij het niet als een bijzonder grote teleurstelling zou ervaren als hij hier uiteindelijk amper iets voor elkaar zou krijgen. Hij beschouwde het als een ‘plezierreisje’. En dat was het voor de twee broers ook zeker – op zichzelf teruggeworpen, in omstandigheden die volkomen onbekend voor ze waren, bezig met het najagen van hun droom. De hoop om daar waardevolle lessen te leren was uitgekomen, en meer dan dat. Ze hadden het sterke gevoel dat ze de juiste richting hadden ingeslagen.

Wilbur vatte alles op zijn karakteristiek onderkoelde manier samen met de opmerking dat ze naar huis konden in de wetenschap ‘dat onze geliefde theorieën in elk geval niet geheel door de harde logica van het experiment zijn weggevaagd en al ons denkwerk niet naar de prullenmand hoeft’. Hij repte met geen woord over het feit dat ze voor het eerst daadwerkelijk de sensatie van het vliegen hadden ervaren.

Boek: De gebroeders Wright – De onverschrokken pioniers van de luchtvaart

Ook op Historiek: Lijst van uitvindingen

Fragment uit het boek De gebroeders Wright van David McCullough, over luchtvaartpioniers Wilbur en Orville Wright. Op een winterdag in 1903 schreven zij geschiedenis, met de eerste vlucht van een door een motor aangedreven en door een piloot gestuurd luchtvaartuig.

David Gaub McCullough (1933) is een Amerikaans auteur en historicus. Hij is tweevoudig winnaar van de Pulitzerprijs en de National Book Award en ontvanger van de Presidential Medal of Freedom, de hoogste burgerlijke onderscheiding in de Verenigde Staten. Hij schreef meerdere klassiekers, waaronder de gezaghebbende biografieën van John Adams en Harry S. Truman en het standaardwerk 1776 over de Amerikaanse onafhankelijkheid.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×