Dark
Light

De Germanen volgens Tacitus

3 minuten leestijd
Beeld van Tacitus in het parlement van Wenen
Beeld van Tacitus in het parlement van Wenen (Publiek Domein - wiki)

De Nijmeegse classicus Vincent Hunink houdt zich al zeker vijftien jaar bezig met het vertalen van de Romeinse auteur Tacitus. Het is leuk zijn vroege en recentere weergaven van het lastige Latijn te vergelijken, want je ziet dan hoe Vincent steeds brutaler wordt en een bepaald staccato-effect bereikt dat – voor zover ik dat kan beoordelen – de lezer een gevoel geeft van het ongemakkelijke Latijn in de brontaal.

Beeld van Tacitus in het parlement van Wenen - cc
Beeld van Tacitus in het parlement van Wenen – cc
Een tijdje geleden vroeg hij me of ik de inleiding en de verbindende teksten wilde schrijven voor zijn vertaling van de aan de Germanen gewijde gedeelten van Tacitus’ Germania, Historiën en Annalen. Uiteraard zei ik ja, want het zijn boeiende teksten en bovendien heb ik prettige herinneringen aan de samenwerking bij Vincents prachtvertaling van Velleius Paterculus.

Van Tacitus’ Germanenteksten wordt vaak beweerd dat de auteur de barbaren in het noorden benut om zijn Romeinse tijdgenoten een spiegel voor te houden. Dat is waar voor de eerste van de drie genoemde teksten, de rond 100 gepubliceerde Germania. Voor de twee decennia later gepubliceerde Annalen zou ik het niet willen verdedigen.

Eigenlijk is het in de Germania ook niet waar. Zeker, er zijn passages waarin de Germanen zó worden gepresenteerd dat een Romein zich erin herkende en zich aangesproken voelde. De beschrijving van de huwelijkse trouw van de Germanen is daarvan een voorbeeld. Of deze passage:

Vrijgelatenen staan [bij de Germanen] maar iets hoger dan slaven. Zelden met een rol van betekenis binnen het huis en nooit in de gemeenschap, behalve bij stammen met een koning. Daar klimmen ze namelijk zelfs op tot boven vrijgeborenen en edelen.

Dit is een nauwelijks verkapt commentaar op de rol van vrijgelatenen in Rome, waar ze grote invloed konden hebben op het beleid van de keizer. De aristocratische Tacitus moest daar niets van weten.

Dus ja, er zijn passages in de Germania waarin de auteur de Germanen benut om zijn tijdgenoten duidelijk te maken dat zelfs barbaren een hoogstaander levenswandel hebben. Er zijn echter ook passages waarin Tacitus benadrukt dat de Germanen dezelfde deugden hebben als de Romeinen. Beide volken hechten aan virtus en libertas. (Het laatste betekent “vrijheid”, het eerste betekent zoiets als “ruggengraat bezitten”, “zelfstandig zijn”, “karakter hebben” of, nog anders geformuleerd, “niets doen waarvoor je je eigenlijk zou moeten schamen”.) Wie beweert dat Tacitus’ Romeinen en Germanen juist niet elkaars tegengestelden zijn, kan daarvoor beslist argumenten vinden.

Maar toch, ik denk dat de natuurlijke leeshouding die is waarin de Germanen dienen als anti-Romeinen. Het is bijvoorbeeld opvallend hoe zwaar Tacitus het primitieve karakter van de Germanen aanzet. De Friezen, zo lezen we, kwamen in opstand omdat ze zó verarmd waren dat ze de belastingen niet langer konden betalen. Het probleem is hier dat de economie van het antieke Noord-Holland, waar de Friezen woonden, voor die tijd erg geavanceerd was. Toen de vroege Velsenaren werkelijk de bij hen gebouwde vlootbasis bestormden, was dat eerder vanuit zelfvertrouwen en een verlangen naar vrijheid dan vanuit wanhoop en armoede.

Er is ook een uitgebreide beschrijving van de pelzen die de Germanen dragen. Deze wekt, hoewel Tacitus het niet met zoveel woorden zegt, de indruk dat Germanen alleen in dierenhuiden gekleed gingen. ’s Neêrlands museaal erfgoed is voldoende bekend om elke lezer van deze kleine blog meteen te doen weten dat Tacitus’ bewering onwaar is: zelfs het Meisje van Yde, dat het beslist niet breed had, droeg immers een tweekleurige mantel die bestond uit minimaal zes stukken geweven textiel.

Herodotus
Herodotus
Kortom, Tacitus’ verslag is zeer gekunsteld. Elke archeoloog ziet het. Maar zelfs wie niets weet van archeologie, zal het artificiële herkennen. Tacitus knipoogt bijvoorbeeld regelmatig naar andere teksten. Het oversteken van rivieren en zee-engten is in de antieke letteren doorgaans geen gezonde activiteit: in Herodotos’ Historiën gaat het zelfs zo ver dat het met iedereen die dat doet, verkeerd afloopt. In de sagen over de Trojaanse Oorlog is de eerste die de Hellespont oversteekt, Protesilaos, de eerste oorlogsdode. Tacitus’ Protesilaos is de Bataaf Chariovalda, die sneuvelt bij het oversteken van de Weser.

Een andere parallel uit de Trojaanse Oorlog: de grijze koning Priamos gespt in zijn paleis zijn borstpantser aan, voordat hij om het leven wordt gebracht. Tacitus neemt dit element op in zijn beschrijving van de dood van de oude keizer Galba. De betrouwbaarheid van zijn verslag van die gebeurtenis is dus, zacht gezegd, nogal twijfelachtig.

En tot slot: vanzelfsprekend heeft Germanicus nooit duizend schepen laten bouwen in de Betuwe, al beweert Tacitus van wel. Zoveel bomen kunnen er nooit hebben gestaan. Ook dit is een verwijzing naar de Ilias, die voor elke Griek of Romein de maat der dingen vormde. Troje was voor een Tacitus overal: in het paleis van Galba, aan de Weser en in de Betuwe.

Boek: Annalen – Tacitus

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×