Dark
Light

De Quagga en de nutteloosheid van wilde paarden

Monument voor de quagga
Auteur:
5 minuten leestijd
Aloys Zötl, De quagga (1882)
Aloys Zötl, De quagga (1882)

In Monument voor de quagga vertelt Reinier Spreen over het trieste lot van de quagga, een uitgestorven, half gestreepte zebra. Toen de eerste Nederlanders hem aantroffen op de hoogvlaktes achter de Kaap, had men geen idee wat het was: een ezel? Een vrouwelijke zebra? Eén ding wist men zeker: dit moest het trekpaard van Afrika worden. Toen het dier niet bleek te temmen, ging het snel bergafwaarts. Het laatste exemplaar – een merrie – stierf in 1883, in Artis.

Endlingen: de dieren die voorbij gaan

Het laatste exemplaar van een diersoort spreekt tot de verbeelding. Erachter schuilt een tragisch verhaal over hoe een vaak talrijke diersoort zeldzaam werd, uit het wild verdween, gereduceerd werd tot één – zonder kans op voorplanting – en tot slot de laatste adem uitblies in een kooi, stal of terrarium van een grote stadsdierentuin. Met het sterven van de endling verschijnt de soort in één klap op dezelfde lijst als de dinosauriërs. Hoe snel en gemakkelijk wij ook een soort uitroeien, het laatste exemplaar vinden we bijzonder en geven we een naam. De verhalen over deze laatste exemplaren zingen lang rond, worden steeds opnieuw verteld en aangevuld. Voorbeelden hiervan zijn: Martha de laatste trekduif († 1914, Verenigde Staten), Benjamin de laatste Tasmaanse buidelwolf († 1936, Tasmanië) en recenter: Toughie de laatste vliegende boomkikker († 2016, Panama).

Hoewel we ons beter in een eerder stadium over een bedreigde diersoort kunnen ontfermen, heeft al die aandacht voor de endling wel degelijk een functie. Laatst stond in de The Guardian een artikel met de titel ‘Why don’t we grieve for extinct species?’ Het was een pleidooi voor rouwceremonies rond laatste exemplaren, om uitgestorven diersoorten te herdenken:

“Grief can provide a pathway for taking responsibility, and making a commitment to take action.”

Monument voor de quagga

Vanuit dat oogpunt is Monument voor de quagga, geschreven door Reinier Spreen en afgelopen oktober in eigen beheer uitgebracht, een nuttig boek. Je kunt alleen herdenken wat je kent en met dit boek brengt Spreen ons in contact met de quagga. Het dier komt regelmatig voor in lijsten met uitgestorven diersoorten, maar nooit eerder is het verhaal zo uitvoerig verteld. Bijzonder gegeven: de laatste quagga – een merrie – stierf in Artis, in 1883. Maar Nederland was niet alleen eigenaar van de laatste quagga; we beschreven ook de ‘eerste’ exemplaren. Nadat Nederlandse kolonisten in de zeventiende eeuw de bergen bij de Zuid-Afrikaanse Kaap waren overgetrokken, troffen ze velden vol quagga’s op de hoogvlaktes van de Karoo.

Camdeboo Quagga, Barbara Philip
Camdeboo Quagga, Barbara Philip

Spreen besteedt veel aandacht aan de eerste beschrijvingen van het dier (de meest uitvoerige was die van de Schotse Nederlander en ontdekkingsreiziger Robert Jacob Gordon, hoofdpersoon in een mooi boek) en de onmogelijkheid het roodbruine, half gestreepte dier naar tevredenheid te classificeren. Van ezel tot vrouwelijke zebra: de quagga kreeg heel wat vreemde stempels. Het zou nog tot ver na zijn uitsterven duren voor zijn ware aard met dna-onderzoek aan het licht kwam. Hoewel Reinier Spreen de verwarring rond zijn classificatie presenteert als een ware detective (het boek is opgedeeld in de afdelingen ‘Soort’, ‘Moord’ en ‘Wraak’) vind ik dat niet het meest boeiende verhaal van het boek.

Het trekpaard van Afrika

In het hoofdstuk ‘De nuttige quagga’ vertelt Spreen over de onuitroeibare hoop het dier te kunnen temmen en tot het trekpaard van Afrika te maken. Niets wees erop dat dit een goed idee zou zijn (er waren toen al vele vingers afgebeten en trappen uitgedeeld), maar omdat hij nu eenmaal van alle zebra’s het meest op een gewoon paard leek, moest het gebeuren. Europese paarden deden het bovendien niet goed op de droge Afrikaanse grassen en de paardenpest roeide tussen de zeventiende en de negentiende eeuw een groot deel van de geïmporteerde paarden uit. Ook zouden quagga’s goed zijn in het verjagen van hyena’s en wilde honden (dit had een aanwijzing over de aard van het dier moeten zijn), waardoor men suggereerde ze in te zetten als waakdier tussen het vee, om insluipers weg te houden.

Lionel Walter Rothschild met zijn zebra’s
Lionel Walter Rothschild met zijn zebra’s

Tamme zebra’s

Het geloof in de tembaarheid van de quagga was op z’n hoogtepunt aan het begin van de negentiende eeuw, in West-Europa. Spreen beschrijft hoe dit geloof ongetwijfeld gevoed werd door enkele, zeldzame waarnemingen van quagga’s en zebra’s voor rijtuigen. Fotomateriaal hiervan is niet ouder dan de eerste decennia van de twintigste eeuw, dus beeld van quagga’s die rijtuigen trekken is er niet.

Foto’s van ‘tamme’ zebra’s zijn er echter volop. Wereldberoemd zijn de foto’s van Lionel Walter Rothschild (1868-1937) met zijn zebraspan, waarmee hij tochtjes door Londen maakte. Ze zijn de ultieme verbeelding van decadentie, exotisme en maakbaarheid, van kolonisatie. Van de Europeaan die elk wild wezen op de knieën dwingt. Wat de foto’s nog mooier maakt, is de leugen die erachter schuilt. Je hoeft de foto’s maar te zien om te weten dat het niet klopt. Zebra’s – inclusief quagga’s – waren nooit te temmen, hoogstens tijdelijk te breken. Spreen vertelt hoe talrijk de verhalen zijn van schijnbaar getemde zebra’s die met hun scherpe snijtanden en getrap opeens levensgevaarlijk werden. De khoikhoi van Zuid-Afrika wisten dit al tweeduizend jaar en hielden het bij koeien en schapen, maar in Europa moest en zou men de gestreepte en half gestreepte paarden voor hun wagentje spannen. Spreen zegt het niet met zoveel woorden, maar het gegeven dat quagga’s en zebra’s – in tegenstelling tot het land en de mensen – nooit gekoloniseerd konden worden, is mooi. Even is het 1-0 voor de quagga.

London Zoo (1870)
London Zoo (1870)

Het einde

Zijn wilde natuur kon de quagga niet behoeden voor de ondergang. Integendeel: nu de quagga niet het trekpaard van Afrika ging worden, bleef er nog één optie over: afschieten, voor de huid en voor consumptie. Wanneer Nederland in 1806 de kolonie voorgoed aan de Britten verliest, trekken de Boeren bovendien verder naar het noorden en wordt het steeds drukker in Zuid-Afrika. In de loop van de negentiende eeuw neemt de vraag naar dierenhuiden in Europa flink toe en de Boeren springen hier gretig op in. Rond 1800 verdwijnt de laatste blauwbok, in 1860 sterft de laatste Kaapse leeuw en vanaf 1873 worden er geen wilde quagga’s meer waargenomen. Dan zijn er nog drie merries in Europa. In 1883 sterft de Amsterdamse; als last quagga standing.

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw gaat het afschieten niet alleen meer om de verkoop van huiden. De Britten zijn gek op hun ‘hunting parties’ en de populatie van de verdreven Boeren (door de Britten ‘white savages’ genoemd) stijgt explosief. De Boeren trekken zich weinig aan van de jachtseizoenen en jagen de laatste quaggapopulaties er in rap tempo doorheen. Het waren dus Nederlanders die de eerste quagga beschreven, Nederlanders die hem uitroeiden én Nederlanders die onderdak boden aan het laatste exemplaar.

Monument voor de quagga
Monument voor de quagga
In de laatste afdeling van het boek, ‘Wraak’, lezen we hoe de quagga wetenschappers, paardenfokkers, filmmakers en conservators nog lang weet bezig te houden. De quagga mag dan van de aardbodem zijn verdwenen, in taal is hij sinds 2004 opeens springlevend. Hoe dat precies zit mag je zelf lezen. Reinier Spreen maakt met dit boek zijn belofte waar en heeft inderdaad een papieren monument bij elkaar geschreven. Nu nog een monument in Artis. Daarna zijn we hopelijk klaar om in actie te komen voor bedreigde diersoorten die nog een kans hebben.

~ Anne Broeksma

P.S. Als je goede sier wilt maken: je schijnt quagga uit te spreken als qua-ga, niet qua-ka. Het is één van de weinige Zuid-Afrikaanse dieren die geen Nederlandse naam, maar een Khoikhoi-naam heeft gekregen.

Boek: Monument voor de quagga – Schlemiel van de uitgestorven dieren

Anne Broeksma (1987) woont in Utrecht en schrijft poëzie, korte verhalen en non-fictie. Haar bijzondere interesse gaat uit naar natuurlijke historie en literatuurgeschiedenis. In 2014 debuteerde ze met de dichtbundel Regen kosmos kamerplant bij uitgeverij Atlas Contact. Momenteel schrijft ze korte verhalen bij de actualiteit voor www.shortreads.nl en werkt ze aan non-fictie over natuur. Website: www.annebroeksma.nl

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×