Dark
Light

De ondergang van de Duitse vloot te Scapa Flow

13 minuten leestijd
De gezonken SMS Hindenburg - cc
De gezonken SMS Hindenburg - cc

Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog was het een chaos bij de Hochseeflotte, de belangrijkste oorlogsvloot van de Kaiserliche Marine. De vloot bevind zich in de Wilhelmshaven. Er was muiterij uitgebroken die tot een algemene opstand en revolutie had geleid.

Herman Ludwig von Reuter, de man die opdracht gaf om de Hochseeflotte te laten zinken - cc
Herman Ludwig von Reuter, de man die opdracht gaf om de Hochseeflotte te laten zinken – cc

De muiterij had diepe sporen achtergelaten en “matrozenraden” hadden het bevel aan boord van hun officieren overgenomen. De discipline was weg en aan onderhoud van de schepen werd niets meer gedaan. Op verschillende schepen hadden de bemanningen hun officieren zelfs gevangen gezet, op anderen werden ze slechts lijdzaam geduld en in alle gevallen hadden de matrozenraden het voor het zeggen.

Zo was de situatie toen het einde van de oorlog aanbrak en de geallieerden, als onderdeel van de wapenstilstandsonderhandelingen, eisten dat de gehele Duitse oorlogsvloot zich moest laten interneren. De Duitse onderzeebootvloot, ruim 200 boten, moest zich in z’n geheel overgeven en naar Harwich varen. Daar zouden de bemanningen krijgsgevangen worden gemaakt

Over het lot van de Hochseeflotte konden de geallieerden echter geen overeenstemming bereiken en besloten werd, dat hangende de te volgen vredesbesprekingen, deze vloot voorlopig zou moeten worden geïnterneerd en in neutrale havens zou worden ondergebracht. Al snel bleek echter bleek dat er geen neutrale havens waren die voldoende ruimte ter beschikking hadden en zonder de Duitsers daar over te informeren besloten de geallieerden de schepen dan maar in de Britse vlootbasis Scapa Flow te verzamelen en aldaar te interneren.

De Duitse regering was het daar niet mee eens maar had geen andere keus dan op straffe van hervatting van de vijandelijkheden, het besluit van de geallieerden om de Duitse vloot te interneren te aanvaarden. Schout bij nacht Herman Ludwig von Reuter, onder andere voormalig commandant van SMS Stettin die had deelgenomen aan de slag van Jutland, kreeg het verzoek het commando over de Hochseeflotte op zich te nemen en de schepen in internering te voeren.

Reuter accepteerde deze opdracht al begreep hij wel dat zijn taak uitermate moeilijk was, niet in de laatste plaats omdat op de schepen nog steeds openlijk gemuit werd.

Hij vond het echter zijn plicht het verzoek te accepteren omdat hij begreep dat al het mogelijke moest worden gedaan om de wapenstilstandsvoorwaarden naar de letter uit te voeren, om te voorkomen dat de vijandelijkheden werden hervat en de geallieerden Duitsland zouden bezetten.

Onderhandeling

Aangezien internering in elk geval betekende dat gedurende die tijd de schepen Duits bezit bleven, hoopte Reuter dat de vloot bij de definitieve vredesbesprekingen nog als onderhandelingspunt kon dienen en dat daardoor de mogelijkheid open bleef een deel er van voor Duitsland te behouden.

Op 18 november 1918 voerde Reuter besprekingen met de admiraliteit en met het revolutionaire comité van matrozen en arbeiders, de feitelijke machthebbers op de vloot, waarbij hij als eis stelde dat niet de muiters, maar de officieren verantwoordelijk zouden zijn voor de navigatie en de vrijheid moesten krijgen om een en ander naar eigen inzicht voor te bereiden en uit te voeren. Verder eiste hij dat de revolutionaire raad er voor zorgde dat de muiters zouden samenwerken met de officieren teneinde de schepen vaarklaar te maken en de door Reuter aangewezen officieren niet zouden weigeren.

Omdat ook de muiters geen belang hadden bij een geallieerde bezetting van Duitsland gingen ze akkoord waardoor Reuter in elk geval zeker was van enige discipline en orde aan boord van de vloot die hij moest aanvoeren. In de middag van 18 november aanvaardde hij formeel het verzoek van de admiraliteit de leiding op zich te nemen en de Hochseeflotte naar de plaats van internering te voeren.

Voordat de vloot echter vertrok moest ze eerst nog worden ontwapend. De muiters kweten zich met zichtbaar plezier van deze taak. Kostbare richtapparatuur, munitie en wapens werden ruw van hun plaatsen verwijderd en zonder omhaal op de kades gesmeten.

Ook de bevoorrading verliep chaotisch terwijl in sommige gevallen de aangewezen officieren de schepen niet meer op tijd konden bereiken waardoor een flottielje torpedoboten zelfs geheel zonder officieren zee moest kiezen.

SMS Friedrich der Grosse
SMS Friedrich der Grosse

Op 19 november was het dan zo ver en verliet de eens zo trotse Duitse vloot met Reuter aan boord van zijn vlaggenschip Friedrich der Grosse aan de spits, de haven op weg naar de door de geallieerden aangewezen ontmoetingsplaats. Bij het vertrek had Reuter zijn muitende bemanningen gewaarschuwd dat als ze de rode vlag bleven voeren, ze de kans liepen door de geallieerden als piraten te worden beschouwd en te worden beschoten. De muiters kozen, eenmaal op zee, eieren voor hun geld en één voor één werden de rode vlaggen gestreken en vervangen door de oude keizerlijke marinevlag, tot opluchting van hun officieren.

De opstomende vloot, 71 schepen in totaal, bestond uit vijf slagkruisers in de voorste lijn, gevolgd door 9 slagschepen, zeven lichte kruisers en vijf groepen van 10 destroyers. Bij het uitvaren liep de V30 echter op een mijn en zonk, zodat in totaal 70 schepen naar het door de geallieerden vastgestelde ontmoetingspunt afreisden.

Vroeg in de ochtend van de 21ste november zagen Duitse uitkijkposten die de horizon afspeurden naar de Britse begeleiders, tot hun stomme verbazing dat bijna de gehele Grand Fleet, 5th battle cruiser squadron op hen lag te wachten. Ze vormden twee rijen waartussen de Duitse schepen in een lange linie als het ware spitsroeden moesten lopen. Ruim 250 geallieerde schepen, een aantal Amerikaanse, Franse en andere geallieerde oorlogsschepen maakten deel uit van het ontvangstcomité dat nu, onder commando van admiraal Beatty aan boord van zijn vlaggenschip HMS Queen Elizabeth, koers zette naar de Firth of Forth waar de Duitsers bevel kregen het anker te laten vallen.

Onmiddellijk daarna volgde per radio het bevel dat alle Duitse schepen de keizerlijke marinevlag moesten neerhalen en dat deze niet meer mocht worden gehesen. Ondanks een fel protest van Reuter weigerde Beatty zijn bevel te herroepen en hij dreigde dat als de vlaggen niet onmiddellijk zouden worden gestreken, hij mariniers zou zenden om zijn bevel kracht bij te zetten.

Enkele uren na het ten anker gaan ontving Reuter instructies voor de geallieerde vloot. Berichtenwisseling tussen de schepen onderling werd verboden. Radio-installaties moesten worden ontmanteld en niemand mocht de schepen zonder toestemming van de Britten verlaten. In feite werden de Duitsers als gevangenen op hun eigen schepen behandeld.

Scapa Flow

Reuter leefde tot op dat moment nog in de veronderstelling dat de vloot in de Firth of Forth verzameld lag om de geallieerden in staat te stellen te controleren of aan alle wapenstilstandsvoorwaarden was voldaan en dat zijn schepen daarna naar diverse neutrale havens zouden worden gedirigeerd, zoals in de wapenstilstandsovereenkomst was vastgelegd. De Britten waren vanaf het begin echter al niet van plan geweest zich aan de afspraken daaromtrent te houden. Dat bleek al snel toen de Duitse vloot, onder het voorwendsel dat ze in de Firth of Forth te veel werden blootgesteld aan de harde oostelijke wind, bevel kreeg naar Scapa Flow op te stomen. Pas toen merkte Von Reuter dat dit hun definitieve ankerplaats zou worden en dat vertrek naar een neutrale haven om daar geïnterneerd te worden, niet meer ter sprake kwam. Natuurlijk protesteerde hij maar Von Reuter kon niet anders dan met zijn vloot de 450 kilometer lange zeereis naar Scapa Flow te beginnen. Op 22 november lichtte de vloot, 70 oorlogsschepen met ruim 20.000 man aan boord, het anker om naar Scapa Flow op te stomen. Vier dagen later, op 26 november bereikten ze hun laatste ankerplaats. De schepen zouden Scapa Flow nooit meer, of slechts als wrak, verlaten.

De Duitse vloot in Scapa Flow, november 1918
De Duitse vloot in Scapa Flow, november 1918

De Britten hadden als eis gesteld dat de Duitsers zelf voor de benodigde voeding, brandstof en onderhoudsmiddelen zouden zorgen. Regelmatig kwamen er dan ook uit Duitsland bevoorradingsschepen om de vloot van het meest noodzakelijke te voorzien. Al snel begon de Britse admiraliteit nu aan te dringen op het verminderen van de geïnterneerde bemanningen en zo ontstond er een regelmatige pendeldienst met Wilhelmshaven waarbij ruim 15.000 man naar het vaderland werd teruggevoerd. In eerste instantie bleven er nog zo’n 5000 manschappen te Scapa Flow voor het meest noodzakelijke onderhoud van de schepen.

Intussen was de officiële rechtstreekse verbinding tussen Reuter en de Duitse admiraliteit geheel verbroken. De noodzakelijke berichten liepen nu uitsluitend via het Britse vlaggenschip en elk nieuws over het verloop van de vredesonderhandelingen in Versailles werd hem onthouden. De Britten censureerden het postverkeer en slechts Britse kranten- en dan nog met een vertraging van vier dagen- werden doorgelaten. Alleen via de bevoorradingsschepen kreeg Reuter natuurlijk van tijd tot tijd toch wel enig nieuws in handen en vernam hij dat de vredesonderhandelingen met de geallieerden niet vlot verliepen.

Op 13 december ging Reuter met verlof naar Duitsland. De situatie aan boord van de Duitse schepen was uitermate verslechterd en het moreel op een dieptepunt. De verhouding met de Matrozenraad was zodanig dat Reuter van mening was dat hij niet meer effectief kon functioneren. Over elk wissewasje moest worden gedelibereerd en Reuter en zijn officieren moesten zich vele schofferingen laten welgevallen. De schepen werden niet meer onderhouden en zagen er in korte tijd steeds smeriger en roestiger uit en hij schaamde zich voor hun aanzien.

Op 25 januari keerde Reuter toch weer op zijn post terug omdat hij, zoals hij later schreef, het zijn plicht achtte als vertegenwoordiger van de Duitse marine tot het laatste toe te proberen enige zeggenschap over de vloot te behouden. Dat werd hem nu ook wat makkelijker gemaakt door een decreet van de nieuwe Duitse Rijksregering waarbij de macht van de revolutionaire raden aanzienlijk werd ingeperkt al konden ze nog niet geheel worden genegeerd. Reuter verplaatste zijn vlag nu naar de SMS Emden waar het revolutionaire comité zich veel rustiger en realistischer opstelde en waar een normale toestand heerste.

SMS Emden in Scapa Flow, 1918
SMS Emden in Scapa Flow, 1918

Vredesonderhandelingen

In mei 1919 drong echter het laatste nieuws over de vredesonderhandelingen tot Scapa Flow door en werd bekend dat de geallieerden de Duitse vloot tot een absoluut minimum wilden reduceren. Dit veroorzaakte grote onrust onder de bemanningen en Reuter vernam dat de matrozenraden in het geheim een algemene vlootstaking wilden organiseren. Dat zou echter de Britten de gelegenheid bieden om in te grijpen en de schepen te bezetten hetgeen hij ten koste van alles wilde voorkomen. Hij ging daarom akkoord met een voorstel van de Britten de bemanningen nog verder te reduceren tot een absoluut minimum en op 17 juni vertrokken wederom 2500 manschappen naar Duitsland terug. Uiteindelijk bleven er nog 1750 man over voor het verrichten van de meest noodzakelijke werkzaamheden.

Het was ook toen dat Reuter de hoop opgaf dat de schepen ooit nog naar het vaderland zouden terugkeren. Hij was verder bang dat de regering de schepen aan de geallieerden zou willen overleveren als compensatie voor minder zware vredeseisen. Alhoewel hem dit als officier van de oude stempel aan het hart ging, kon hij objectief gezien nog wel begrip opbrengen voor zo’n standpunt. .

Inmiddels staken er echter geruchten de kop op dat de Britten niet meer wilden wachten tot na de vredesondehandelingen maar al eerder de Duitse vloot in bezit wilde nemen en wel op 31 mei, de herdenking van de eerste slag bij Jutland die in Duitsland tot nationale feestdag was uitgeroepen.

Nu was een der belangrijkste standaardorders bij de Duitse marine, dat het commandanten van Duitse oorlogsschepen verboden was hun schip in de handen van de vijand te laten vallen. Gebeurde dat toch, dan kon hij wegens verraad voor de krijgsraad worden gedaagd. Die order was, onder de omstandigheden, nog steeds van kracht en Reuter gaf zijn commandanten nu opdracht alert te zijn op een eventuele Britse overval en – zodra de tekenen daarop wezen – hun schip tot zinken te brengen.

Philipp Scheidemann
Philipp Scheidemann

De 31e mei ging echter voorbij zonder dat de Britten tot actie overgingen. Diezelfde dag ontving Reuter via via nieuws over de rede die rijkskanselier Scheidemann een dag eerder in de Rijksdag had gehouden. Hierin wees deze de vredesvoorwaarden van de geallieerden met kracht van de hand. Het gevaar dat de Britten nu alsnog tot actie zouden overgaan, werd acuut. De Britten hadden inderdaad uitgewerkte plannen om, zodra een eventueel vredesverdrag getekend was, niet te wachten tot de ratificatie daarvan door de diverse regeringen, maar onmiddellijk bezit te nemen van de geïnterneerde schepen om daarmee te voorkomen dat ze op het laatste moment nog door de Duitsers zelf tot zinken werden gebracht.

Reuter voorzag dat en wilde ten koste van alles voorkomen dat de Britten hun plannen konden uitvoeren. Hij bevestigde zijn eerdere bevel en gaf opdracht de schepen klaar te maken om te worden afgezonken maar voegde er aan toe, om te voorkomen dat de plannen uitlekten, dat de bemanningen nog niet op de hoogte mochten worden gebracht. Hij was er, na de rede van Scheidemann, van overtuigd dat de vijandelijkheden opnieuw zouden uitbreken en in dat geval achtte hij zich verplicht te voorkomen dat zijn schepen in Britse handen zouden vallen.

Op 17 juni bracht een bevoorradingsschip weer het laatste nieuws. Reuter vernam bij die gelegenheid dat de geallieerden een ultimatum hadden gesteld dat op 21 juni zou aflopen. Duitsland moest de voorwaarden binnen die tijd accepteren. Hij besloot nu definitief om zijn vloot vóór de 21e te laten zinken en schreef nog diezelfde dag nauwkeurige instructies voor zijn commandanten.

Na het hijsen van twee code-vlaggen vanaf de brug van zijn schip zouden zij de afsluiters van hun schepen moeten openzetten en hun schepen in de ochtend van de 21e tot zinken moeten brengen.

Wat Reuter, als gevolg van het feit dat de Britten hem elk nieuws onthielden, niet wist was dat Scheidemann op 20 juni was afgetreden en de Rijksdag het geallieerde ultimatum met 237 tegen 138 stemmen had geaccepteerd. Hij was eveneens niet op de hoogte van het feit dat de geallieerden intussen hun ultimatum hadden verlengd tot de avond van de 23e.

In zijn bevel om de Duitse Hochseeflotte in Scapa Flow tot zinken te brengen schreef Reuter dat dit alleen mocht gebeuren als de Britten een poging deden de schepen in bezit te nemen zonder toestemming van de Duitse regering. Als die regering echter akkoord ging met de overgave onder de overeengekomen vredesvoorwaarden, dan moesten de schepen onbeschadigd aan de geallieerden te worden overgedragen.
Reuter ging er echter, gebaseerd op de rede van Scheidemann, duidelijk van uit dat de Duitse regering de vredesvoorwaarden niet zou accepteren en hij achtte zich derhalve verplicht de schepen niet in vijandelijke handen te laten vallen.

Zinkende destroyer
Zinkende destroyer

Totale zelfvernietiging

En zo brak de ochtend aan waarin de eens zo trotse Duitse Hochseeflotte een laatste daad zou stellen, de totale zelfvernietiging, om zo uit handen van de vijand te blijven en de eer van de Duitse marine te redden.

Vroeg in de ochtend verscheen Reuter in parade-uniform op de brug van zijn vlaggenschip. Tot zijn verbazing merkte hij dat de Britse vloot nergens te bekennen was. De Britse admiraal Fremantle had juist die dag uitgekozen om met zijn schepen op oefening te gaan en dan, op de ochtend van de 23e (de dag dat het ultimatum afliep) terug te keren en tot bezetting van de Duitse vloot over te gaan.

Reuter gaf nu bevel de codevlaggen “D”en “G” te hijsen, wat betekende dat zijn officieren op hun posten moesten gaan om nadere bevelen af te wachten.

Een half uur later liet hij het sein “paragraaf 11 bevestig” hijsen. Daarmee verwees hij naar paragraaf 11 van zijn instructies met het definitieve bevel de afsluiters open te zetten. Schip na schip hees daarna het contrasein terwijl speciaal daartoe aangewezen officieren benedendeks gingen om de buitenboordkranen te openen.

Zinkende Duitse kruiser SMS Frankfort
Zinkende Duitse kruiser SMS Frankfort
Wat daarna gebeurde leek bijna een anticlimax. Er gebeurde namelijk helemaal niets en enige tijd leek het er op dat het bevel om de schepen tot zinken te brengen niet was uitgevoerd. Maar na een uur, om 12.10 uur precies, ging de bemanning van de Friedricht der Grosse plotseling in de boten en precies 6 minuten later kapseisde het schip en zonk snel naar de bodem van de baai.

Het was ook op dat moment dat op veel schepen de seinvlag “Z” (het sein voor aanvallen) omhoog vloog. Nu begon, als was het afgesproken, schip na schip over te hellen en het een na het andere kapseisde of zonk rechtstandig naar de bodem. De Duitse Hochseeflotte voerde haar laatste strijd en zonk naar de bodem van de baai om die nimmer meer, tenzij als wrak, te verlaten. De schepen vielen niet in vijandige handen, de eer van de Duitse marine was gered.

Intussen zag men op de nog in Scapa Flow aanwezige Britse schepen waarmee de Duitsers bezig waren. Onmiddellijk werd admiraal Fremantle per radio ingelicht en deze keerde nu op topsnelheid naar Scapa Flow terug. Tussen 14.00 en 16.00 uur arriveerde zijn schepen in de baai om daar nog slechts een stuk of tien van de in totaal ruim zeventig schepen drijvend aan te treffen. De overigen lagen reeds op de bodem en van een aantal staken nog alleen de masten en schoorstenen boven water uit. De baai was bezaaid met Duitse sloepen vol bemanningsleden.

Laatste groet

Gevangen genomen bemanning
Gevangen genomen bemanning
Nog eenmaal zaaide de Hochseeflotte paniek onder de Britten. Er werd in het wilde weg geschoten met mitrailleurs en geweren en in enkele gevallen openden destroyers het vuur met hun geschut op de Duitsers met als gevolg dat er na afloop van de schietpartij 9 doden en 16 gewonden werden geteld. De Britten slaagden er in drie Duitse destroyers die nog niet geheel gezonken waren op het strand te zetten maar om precies 17.00 uur zonk ook het laatste Duitse schip, SMS Hindenburg, naar de bodem en staken nog alleen haar masten en schoorstenen, als een soort laatste groet, boven het water van de baai van Scapa Flow uit.

De Britten namen de ruim 1700 overgebleven bemanningsleden gevangen. Ook Reuter werd in gevangenschap afgevoerd. Men beschuldigde hem van het breken van de wapenstilstandsovereenkomst maar hij beriep zich op de standaardorder van de Duitse marine die hem verbood zijn schepen aan de vijand uit te leveren.

Bij hun vertrek in krijgsgevangenschap hield admiraal Fremantle een speech waarin hij Reuter nogmaals beschuldigde van verraad en woordbreuk. Reuter antwoordde dat dit onjuist was en stelde dat elke Britse officier in zijn plaats hetzelfde had gedaan. Met die woorden kwam er een einde aan het drama van Scapa Flow en aan het bestaan van de Duitse Hochseeflotte, eens de hoop en trots van het Duitse volk.

Uiteindelijk werd het vredesverdrag getekend en aan vier jaar van harde strijd en ten koste van miljoenen slachtoffers kwam een definitief einde. De schepping van admiraal Tirpitz en de droom van keizer Wilhelm II bleven achter als schroothoop op de bodem van Scapa Flow. Reuter zelf keerde op 31 januari 1920 in Duitsland terug. Hij overleed daar in 1943.

~ Hans Andriessen

Boek over de oorlog op zee: Van Duitse Bocht tot Scapa Flow

The Imperial German Navy Fleet Scapa Flow Suicide and Salvage

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×