Dark
Light

De VOC op weg naar de Groot-Mogol

6 minuten leestijd
Een VOC-schip onderweg tussen Aziƫ en het vaderland.
Een VOC-schip onderweg tussen Aziƫ en het vaderland.
Bij Sidestone Press verscheen onlangs het boek Op bezoek bij de Groot-Mogol over de relatie die de Nederlandse VOC onderhield met de Groot-Mogol, de leider van het Mongoolse rijk, dat het grootste deel van het huidige India, Pakistan en Bangladesh beheerste. Om goede relaties te onderhouden met de wisselende leiders werden er verschillende prominenten naar het gebied gestuurd. Twee belangrijke reizen worden beschreven in het boek. Op Historiek een fragment over de relaties van de VOC met de verschillende handelsgebieden.


Zaken doen in Aziƫ

Het monopolie op fijne specerijen ā€“ peper, nootmuskaat, foelie en kruidnagels ā€“ was het hoofddoel tijdens de eerste decennia van de VOC. Peper werd op veel verschillende plaatsen verbouwd; kruidnagels, foelie en nootmuskaat alleen op de Molukken. De produkten werden voor de smaak en als conserveringsmiddel in de keuken en in medicijnen gebruikt. Ze vormden, zoals het in de compagniesarchieven vaak werd omschreven, het ā€˜principael [doel]wit waarnaer wy schieten.ā€™ De winst op deze produkten kon alleen hoog blijven als het aanbod gereguleerd was en de concurrenten buiten de deur werden gehouden. Het kwam daarbij mooi uit dat nootmuskaat, foelie en kruidnagels zich goed leenden voor monopolisering. Ze werden uitsluitend in een kleine en relatief goed af te schermen regio verbouwd.

specerijenDe eilandenrijken in de Molukken ā€“ in feite Ć©Ć©n groot kustgebied ā€“ waren kwetsbaar en militair geen partij voor de op zee dominante VOC. De Compagnie schrok er niet voor terug om grof geweld in te zetten om haar doel te bereiken. Om de produktie van nootmuskaat op de Banda-eilanden in handen te krijgen liet Jan Pieterszoon Coen de lokale bevolking afvoeren, verjagen, en deels uitmoorden. Kolonisten uit Europa en slaven namen hun plaats in. De opvolgers van Coen gebruikten even hardhandige methoden om de kruidnagelproduktie op Ambon te concentreren en te controleren. Met veel geweld werden ook de kustgebieden van Ceylon veroverd waar kaneel werd verbouwd. In de achttiende eeuw heerste de VOC daar over zoā€™n tweehonderd- tot driehonderdduizend onderdanen. Militaire acties vonden ook plaats in Malabar, de zuidwestkust van India, tegen de daar aanwezige Portugezen om de peperproduktie in handen te krijgen.

Winstgevend fundament

Militaire acties en veroveringen zijn kostbaar en het langdurig onder controle houden en besturen van gebieden, zo ondervond de VOC door schade en schande al snel, nog veel duurder. Of de winsten op peper hebben opgewogen tegen de enorme kosten van de oorlogen tegen de Portugezen en de lokale heersers in Malabar is nog maar de vraag. Maar wat wel vaststaat is dat ā€“ hoe moreel verwerpelijk vanuit hedendaags perspectief alle geweld ook is geweest ā€“ strikt bedrijfseconomisch het besluit om de specerijenproduktie in de Molukken in handen te krijgen een verstandige keus is geweest. Nootmuskaat, foelie en kruidnagels vormden twee eeuwen lang het winstgevend fundament van de VOC. Gemiddeld vormden specerijen een derde van de totale opbrengsten. Kaneel was ook belangrijk; in het midden van de achttiende eeuw leverde kaneel uit Ceylon rond de dertien procent van de veilingopbrengsten in de Republiek op.

Het gewelddadig optreden om de specerijenproduktie in handen te krijgen mag niet tot de conclusie leiden dat de Compagnie overal in Aziƫ met kanongebulder opereerde. Geweld was lang niet overal zinvol of mogelijk. Zo kwam de peperhandel nooit geheel in Nederlandse handen, omdat er in Aziƫ verschillende, verspreid gelegen produktiegebieden waren die de Compagnie onmogelijk allemaal kon beheersen. In grote delen van Aziƫ was de VOC bovendien op zee weliswaar de baas, maar op land geen partij. In sterke staten, zoals Japan, Siam/Thailand, China, Perziƫ en het Mogol-rijk kon de VOC zich niet of nauwelijks directe agressie veroorloven.

Deshima in het midden van de zeventiende eeuw. Uit: Arnoldus Montanus, 'Gedenkwaerdige Gesantschappen' (1669)
Deshima in het midden van de zeventiende eeuw. Uit: Arnoldus Montanus, ‘Gedenkwaerdige Gesantschappen’ (1669)

Exclusieve contacten met Japan

Japan was een geval apart. Waar de Molukken zich met alle militaire interventies aan het ene uiteinde van het geweldsspectrum bevinden, staat Japan aan het andere einde. Japan was een sterke staat waar de overheid de handel met de buitenwereld reguleerde. Voor de Compagnie was het een fantastische meevaller dat de Japanse autoriteiten in 1637 besloten de Portugezen eruit te gooien en alleen met de VOC zaken te doen. De Japanse overheid zelf creƫerde voor de VOC een exportmonopolie. Op het Japanse Deshima, de mini-handelspost op een eilandje bij Nagasaki met een omvang van nog geen anderhalve hectare (ongeveer zo groot als de Dam in Amsterdam) moest de Compagnie onder tal van beperkingen, zo niet vernederingen, werken. Ze deed dat gewillig omdat de handel zo profijtelijk was. Als importeur van Aziatische en Europese goederen en als leverancier van grote hoeveelheden zilver, goud en koper kreeg Japan een cruciale rol in het handelssysteem van de Compagnie. Dankzij de Japanse edele metalen hoefde de VOC veel minder edele metalen uit Europa te importeren. Het langdurig succes van de Compagnie is dan ook in belangrijke mate te danken aan de exclusieve contacten met Japan.

Het Mogol-rijk

De situatie in het Mogol-rijk was weer anders dan die op de Molukken of in Japan. Op zee was de VOC de baas, maar op land kon de Compagnie het onmogelijk opnemen tegen de veel grotere legers van de Groot-Mogol. En anders dan in Japan was de handel er niet door de overheid gereguleerd en ingeperkt. De Compagnie kon handel drijven met wie en waar men wilde. In Mogol-India was de VOC allereerst koopman ā€“ en een koopman die voor de inkoop van katoenen stoffen, zijde, salpeter (grondstof voor buskruit), opium en indigo (een blauwe verfstof ) moest concurreren met talloze andere kooplieden. De enige afzetmarkt die de VOC beheerste was die voor kruidnagels, nootmuskaat en foelie. De VOC was afhankelijk van privileges verkregen van het hof. Die privileges werden vastgelegd in firmans, ā€˜gunstbrievenā€™, die regelmatig moesten worden vernieuwd en aangevuld. Vernieuwing van de firmans was het hoofddoel van de beide hofreizen die in dit boek worden beschreven.

Handelsgebied van de VOC
Handelsgebied van de VOC

De VOC was in Noord-India aanwezig ā€˜om de negotie ende niet om de militie.ā€™ Of zoals Pieter van Dam, de officiĆ«le geschiedschrijver van de VOC rond 1700 schrijft:

ā€˜wy daer [in India] niet anders sijn als koopluyden, en sulcx gehouden ons te submitteren [onderwerpen] en te voegen na de wetten en ordres van die landen.ā€™

Dat betekent niet dat de VOC niet af en toe toch een poging waagde om het maritieme overwicht te vertalen in invloed op het land. De VOC dreigde de Indiase machthebbers met kaping van Indiase schepen of met blokkade van havens; ā€“ ā€˜soo den handel op deesen voeth moste continueeren, van cooplieden soldaeten queecken soudeā€™ ā€“ klonk het dan dreigend. Machtsvertoon en gewelddadige acties tegen de Indiase autoriteiten kwamen af en toe voor. Het was het ultieme machtsmiddel dat slechts zelden werd ingezet. Enkele van die acties worden later in dit boek beschreven. Maar als het enigszins mogelijk was koos de Compagnie voor de goedkopere en betere diplomatieke oplossing.

Twee benaderingen

Kortom, het beeld in AziĆ« is divers. De Compagnie kon grofweg kiezen tussen twee benaderingen: enerzijds via ā€˜schenkagieā€™, dat is het najagen van voordelige handelsvoorwaarden via diplomatie en geschenken en anderzijds via ā€˜conquesteā€™, dat is verovering van land of gebruik van geweld om gunstige handelsvoorwaarden af te dwingen. Mogol-India behoorde duidelijk tot de ā€˜schenkagie-categorie.ā€™ Elders in AziĆ« trad de Compagnie wel met veel geweld op. Ze ontwikkelde zich op Java, de Molukken en Ceylon tot een territoriale en koloniale macht. Op weer andere plaatsen werd gekozen voor een mix van ā€˜schenckagieā€™ en ā€˜conquesteā€™.

Op bezoek bij de Groot-Mogol
Op bezoek bij de Groot-Mogol
Welke commerciƫle en militaire middelen werden gekozen, was afhankelijk van de lokale toestand, de kracht van de tegenstander en de strategische doelen die de VOC in een bepaald gebied wilde verwezenlijken. Persoonlijkheden speelden overigens ook een rol. Houwdegens als Jan Pietersz. Coen, Antonio van Diemen en vader en zoon Van Goens, die hun gewelddadige stempel op de VOC-geschiedenis van de zeventiende eeuw hebben gedrukt, waren snel geneigd naar de wapens te grijpen.

Ook door de tijd heen verandert het beeld. Terwijl de Compagnie in de zeventiende eeuw ongeveer negentig procent van haar inkomsten in Aziƫ uit de handel haalde, was dat in de achttiende eeuw nog maar zestig procent. De rest kwam uit belastingen, tolheffing en andere activiteiten, niet direct met de eigen handel verbonden. De VOC werd in de loop van de achttiende eeuw meer een territoriale mogendheid, waarbij overigens de kosten onevenredig toenamen.

~ Hans van Santen

Boek: Op bezoek bij de Groot-Mogol – Hans van Santen
Lees ook: Ontmoetingen tussen Europese en Aziatische zeelieden

Op bezoek bij de Groot-Mogol is online gratis te lezen

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

×