Dark
Light

Frans-Vlaanderen, een bijzonder verhaal

Auteur:
8 minuten leestijd
Frans-Vlaanderen - Het graafschap Vlaanderen voordat de oorlogen van Lodewijk XIV begonnen
Frans-Vlaanderen - Het graafschap Vlaanderen voordat de oorlogen van Lodewijk XIV begonnen

Deze meest noordelijke regio van Frankrijk, grotendeels geprangd tussen de kust en de grootstad Rijsel, heeft nog steeds haar Vlaamse volksaard en eigenheid behouden. Niet moeilijk te begrijpen, want dit gebied vormt immers geen etnische grens met Vlaanderen maar eerder een staatkundige, een gevolg van jaren tegengestelde machtsbelangen van grootmachten. Eeuwenlang behoorde de streek, die nu door iedereen Frans-Vlaanderen wordt genoemd, immers tot het voormalig graafschap Vlaanderen of althans tot de grotere constellatie ervan. Een historisch en cultureel overzicht:

Een geografische afbakening:

Frans-Vlaanderen (rood) – Afb: Wiki Commons
Wat moeten we eigenlijk onder de regio Frans-Vlaanderen verstaan? Strikt genomen slaat de benaming alleen op dat deel van het voormalige graafschap Vlaanderen waar vroeger Nederlands of Vlaamse dialecten werden gesproken. Dit is echter niet helemaal juist. Feitelijk zou men Frans-Vlaanderen kunnen omschrijven als dat deel van het huidige Frankrijk dat in de zeventiende eeuw tijdens de regeringsperiode van de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715) werd veroverd op de Nederlanden. Frankrijk annexeerde toen niet alleen delen van Vlaanderen, maar ook gebieden behorend tot het graafschap Henegouwen. Een territoriale expansiedrift die in de latere eeuwen trouwens nog werd voortgezet. In een ruimere samenhang wordt daarenboven ook Artesië (een voormalig Bourgondisch graafschap en één van de zeventien provinciën in de zestiende eeuw met Atrecht, het huidige Arras, als bestuurscentrum) alsook Picardië (het noordoostelijk gedeelte van Normandië met Amiens als hoofdstad) eveneens dikwijls beschouwd als onderdeel van Frans-Vlaanderen.

Wat wel zeker is, is dat niet alleen historisch maar ook aardrijkskundig gezien de hele streek volledig aansluit bij de Vlaamse contreien. De winderige stranden tussen Boulogne en de Opaalkust, de uitgestrekte vlaktes en de heuvellijnen die via de Westhoek en de Vlaamse Ardennen doorlopen tot in onze provincie Limburg, vormen immers één geografisch geheel.

Algemeen bekeken kan men Frans-Vlaanderen onderverdelen in drie landschapsentiteiten:

  • Eerst is er de kuststreek, meestal aangeduid met de term ‘Blootland’, waarachter een beschermende duinengordel laagland ligt beneden het zeepeil, de zogenaamde ‘Moeren’, die niets anders zijn dan een voortzetting van deze in onze Westhoek. Het was de Antwerpse architect en ingenieur Wenceslas Cobergher (1557-1634) die begin zeventiende eeuw de nodige plannen ontwikkelde om dit vroegere moerasland droog te leggen en zo voor de inpoldering te zorgen.
  • Een tweede kenmerkend landschapstype is het ‘Houtland’, een zandleemstreek die zich uitstrekt van Watten over St-Omer tot Nieppe. Het is een relatief gesloten gebied met hagen en talrijke boomsoorten zoals populieren, wilgen en olmen. Ook hier een overeenkomst met onze gewesten: namelijk door de zogenaamde “Monts de Flandres”, die echter niets anders zijn dan ijzerzandstenen getuigenheuvels die onder invloed van de transgressies en regressies van de zee zo’n veertien miljoen jaar geleden ontstonden tijdens het laat-Mioceen en die we ook in onze eigen Vlaamse contreien terugvinden. In deze streek worden ook nu nog, net zoals in de Westhoek, vooral graangewassen, hop, tabak en chicorei geteeld.
  • En dan is er het derde type landschap, voornamelijk te situeren rond de steden Valenciennes, Béthune en Douai, een gebied dat ook wel eens het ‘pays noir’ of het zwarte land wordt genoemd. Hier werd vroeger immers intensief aan steenkoolwinning gedaan en vinden we eveneens sporen terug van dakpannen- en baksteenfabrieken samen met textiel-, metaal- en papierindustrieën. Het zijn deze voormalige nijverheden die er voor zorgden dat nu net hier de bevolkingsdichtheid nog steeds tot drie maal hoger ligt dan het gemiddelde van Frankrijk. Maar hoe verloren we eigenlijk de controle over deze gebieden? Om hierop een antwoord te vinden moeten we teruggaan in de tijd:

De machtshonger van een megalomane koning:

Lodewijk XIV
Lodewijk XIV, de Zonnekoning
In de tweede helft van de zeventiende eeuw trachtte Lodewijk XIV met alle mogelijke middelen de invloed van zijn vijanden in Europa in te dammen door de Franse grenzen te verleggen naar gemakkelijk te verdedigen posities. Deze konden dan gelijk als een soort bufferzone fungeren. Ten noorden van Frankrijk vormde Vlaanderen met zijn gebrek aan natuurlijke hindernissen en duidelijke grenzen het ideale gebied om terreinwinst te boeken. De Fransen veroverden dit grensgebied heel snel en versterkten het met de voor die tijd typische Vauban fortificaties. Dit was natuurlijk niet naar de zin van de Spaanse Nederlanden en de Verenigde Provincies. Een reactie kon dan ook niet uitblijven.

Willem III van Oranje (1650-1702) besloot de handschoen op te nemen en aan het hoofd van een strijdmacht bestaande uit 32.000 krijgslieden marcheerde hij in 1677 vanuit Ieper via Poperinge op naar de Kasselvallei. Daar kwam hij ter hoogte van de Penebeek tegenover de Franse troepenmacht te staan die 25.000 voetknechten en een 9.000-tal cavalerieruiters telde. Bij het vallen van de avond maakten dus zowat 66.000 soldaten zich op voor de strijd. De Nederlanders bestormden echter zonder veel overleg en tactisch terreininzicht de Franse posities en lieten zich in de flank verrassen door een Franse cavalerieaanval. De “Slag bij Kassel’, of zoals hij door sommige historici ook wel genoemd wordt, “De slag bij de Penebeek”, draaide daardoor uit op een Franse overwinning waardoor een gedeelte van Vlaanderen aan Frankrijk werd gehecht.

De ondertekening van de Vrede tussen Frankrijk en Spanje, Henri Gascard (1635-1701) – Foto: Museum Het Valkhof, Nijmegen
De ondertekening van de Vrede tussen Frankrijk en Spanje, Henri Gascard (1635-1701) – Foto: Museum Het Valkhof, Nijmegen

Later werd ook Kamerrijk, het huidige Cambrai, nog veroverd en ook Sint-Omaars, nu St-Omer, werden samen met de steden Ieper en Menen ingelijfd. Uiteindelijk draaide de hele oorlogsvoering uit op de ‘Vrede van Nijmegen’ (1678), later in 1713, nog eens bekrachtigd met de ‘Vrede van Utrecht’, waarbij Spanje en de Republiek der Nederlanden er zich definitief bij neerlegden dat Frankrijk het westelijk deel van het voormalig graafschap Vlaanderen annexeerde. De Fransen moesten zich als gevolg van het vredesverdrag wel terugtrekken uit de meer oostelijke steden zoals Ieper en Menen die eigenlijk daardoor nog steeds tot het huidige België behoren. Later werden nog enkele kleinere grenscorrecties uitgevoerd, maar deze waren nauwelijks van enige betekenis. In elk geval resulteerde de machtshonger van Lodewijk XIV erin dat een groot deel van Vlaanderen sindsdien onder Frans gezag kwam te staan.

Cultuurhistorische affiniteit met Vlaanderen

Ondanks alles heeft deze regio toch grotendeels zijn Vlaams karakter weten te behouden. Zowat in elk dorp zijn nog sporen terug te vinden van de Vlaamse architectuur die zo kenmerkend was voor de vroeger rijkdom van de streek. Waar anders buiten Vlaanderen vinden we immers nog zo veel begijnhoven, kerken, kathedralen en belforten terug? Heel wat van deze halletorens, symbool van de macht en rijkdom van de steden, zijn trouwens nu erkend als werelderfgoed door de UNESCO. Zo ook de kerken van St-Winoksbergen en Bailleul die beide een unieke carillon of beiaard bezitten met niet minder dan vijftig klokken die op vaste uren een ritornello ten gehore brengen.

Hoewel de Nederlands taal er lange tijd geweerd werd, maakt deze sinds kort weer opgang. Sinds enkele jaren wordt het Nederlands opnieuw onderwezen, zowel in basisscholen als in het middelbaar onderwijs en op universiteiten. Het kan op het eerste gezicht gek klinken, maar momenteel zijn er in Frans-Vlaanderen meer mensen die aan een universiteit Nederlands studeren dan Nederlanders die een universitaire opleiding Frans volgen.

Onze-Lieve-Vrouwkerk van St-Omer – Foto: CC/Welleschik
Erg verwonderlijk is dit allemaal niet, want na jarenlang een verpauperde streek geweest te zijn, dewelke net zoals onze Westhoek kreunde onder het oorlogsgeweld van twee wereldoorlogen, begint Frans-Vlaanderen zich de jongste decennia stilaan te ontsluiten en beleeft de regio langzamerhand opnieuw een bescheiden economische en toeristische groei. De komst in 1994 van de Kanaaltunnel die Frankrijk met Engeland verbindt is maar één stuwende factor, ook andere impulsen hebben hieraan bijgedragen. Zo is bijvoorbeeld Duinkerken met zijn talrijke industriële vestigingen in tussentijd uitgegroeid tot de derde haven van Frankrijk en behoort de kerncentrale in Gravelines, het vroegere Grevelingen, tot de grootste in Frankrijk. Daarnaast werpt de stad Lille, of Rijsel zoals wij ze noemen, zich meer en meer op als culturele metropool voor de hele regio. St-Omer is dan weer een belangrijk regionaal cultuurcentrum. Gelegen aan de rivier de Aa zijn het vooral de dertiende-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwkerk met een Kruisafneming van Pieter Paul Rubens en de indrukwekkende ruïnes van de abdij van Sint-Bertinus (waar zelfs enkele graven van Vlaanderen begraven liggen) die een bezoek meer dan waard maken.

Terwijl in Vlaanderen door een ongecontroleerde verkavelingspolitiek en een verregaand urbanisatiebeleid heel wat windmolens uit ons patrimonium verdwenen zijn, heeft men hier deze ‘stille wachters’ uit een ver verleden grotendeels weten te behouden. Eén van de oudste molens van Europa, de ‘Noordmeulen’ (1127), staat in Hondschoote, een dorpje net over de Belgische grens. De plaats is eveneens terecht bekend omwille van zijn schitterende hallenkerk met zijn prachtige retabels (zie artikel ‘Retabels, houten kunstwerken voor de eeuwigheid) en zijn stadhuis in Vlaamse renaissancestijl.

Een nieuwe toeristische bestemming op de kaart

Frans-Vlaanderen begint zich de jongste jaren ook meer en meer als een toeristische regio te profileren. Bijna evident, want de ganse streek biedt immers voor elk wat wils: naast de vele historische bezienswaardigheden en de talrijke musea kan je er ook tot rust komen door al wandelend de ongerepte natuur te bewonderen, ballonvaarten mee te maken of aan riviertoerisme te doen op één van de talrijke kanalen of rivieren die de streek doorsnijden. Met zijn folkloristische carnavalvieringen, optochten van reuzen, volkspelen, hanengevechten en de vele kermissen, de zogenaamde ‘ducasses’ zoals ze in het plaatselijk dialect worden genoemd, kan de streek zijn origine van Vlaamse volksaard dan ook moeilijk loochenen.

V2-raket in 'La Coupole' in Helfaut - Foto: CC/Paul Hermans
V2-raket in ‘La Coupole’ in Helfaut – Foto: CC/Paul Hermans
Eén van de grootste toeristische trekpleisters van de regio situeert zich echter in Helfaut, een dorpje op amper vijf kilometer van St-Omer. Hier bouwde het Duitse leger in 1943 een ondergronds complex bestemd voor de opslag en lancering van V2-raketten. De naam ‘La Coupole’, zoals de site noemt, verwijst naar de vijf meter dikke koepelconstructie uit gewapend beton die met een diameter van zo’n negentig meter de onderaardse ruimtes tegen geallieerde bombardementen moest beschermen. Het complex telt verscheidene zalen die onderling verbonden zijn met een zeven kilometer lang gangenstelsel. Eind 1944 na hevige bombardementen waarbij meer dan 3000 ton aan bommen bovenop de site werden afgegooid werd het complex zonder slag of stoot ingenomen door geallieerde troepen. Vanuit ‘La Coupole’ werd uiteindelijk nooit ook maar één V2-raket afgevuurd. Momenteel is de ganse ondergrondse bunkerconstructie omgevormd tot een indrukwekkend museum dat onder meer de geschiedenis uit de doeken doet van deze gevreesde onbemande ballistische raketten.

Op gastronomisch vlak bezit dit voormalig Vlaams grondgebied ook heel wat troeven. Typisch voor de streek zijn de ‘patés’. Ze worden van zowat alles gemaakt dat vliegt, zwemt of op vier poten rondloopt. Het bekendst is ongetwijfeld de eendenpaté, al dan niet opgediend in een jasje van korstdeeg. Maar ook andere vogelsoorten moeten er aan geloven. Weet bijvoorbeeld dat wanneer je ter plaatse op de menukaart ‘paté de vanneau’ bestelt, je eigenlijk kievit zult verorberen. Andere culinaire hoogstandjes zijn de ‘ficelles picarde’ en de ‘risolles’. De eerste zijn een soort opgerolde flensjes gevuld met ham en champignons in een romige bechamelsaus, terwijl de tweede specialiteit vlees- of visbeignets zijn. Smaken kunnen verschillen, maar als er dus één allesomvattende omschrijving zou kunnen zijn om deze regio te duiden is het ongetwijfeld deze dat Frans-Vlaanderen op alle vlakken zonder meer een bijzonder verhaal is!

Gepassioneerd door vreemde culturen en de geschiedenis van het vroege neolithicum tot aan onze moderne tijden schrijft Rudi Schrever al verscheidene jaren op regelmatige basis artikelen voor Historiek.net en andere gespecialiseerde vakbladen. Verder is hij bestuurslid van de Geschied- en Heemkundige kring van de Brusselse deelgemeente Laken. [email protected]

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×