Dark
Light

Harry Kuitert (1924-2017) – Spraakmakend protestants theoloog

12 minuten leestijd
Harry Kuitert vaart tijdens de Watersnoodramp van 1953 in een boot naar zijn kerkje in Scharendijke (Archief H. Kuitert)

September 2017 overleed de spraakmakende theoloog Harry Kuitert op 92-jarige leeftijd. Reden voor Historiek om het interview dat Enne Koops enkele jaren eerder met hem had opnieuw uit te lichten.

De tomtom geeft aan dat ik gearriveerd ben bij de woning van de 90-jarige prof. dr. Harry Kuitert (1924) in Amstelveen. De theoloog, vlot gekleed in jeans en trui, opent de deur en biedt meteen koffie met koek aan. Terwijl Kuitert de versnaperingen regelt, neem ik het ruime interieur in me op. Het panorama wordt bepaald door boeken, veel boeken, en aan de titels op de ruggen te zien gaan ze hoofdzakelijk over theologie.

Harry Kuitert (Uitgeverij Ten Have)
Harry Kuitert (Uitgeverij Ten Have)
Het doel van het gesprek is niet om Kuiterts opvattingen over theologie in kaart te brengen; dat is in het verleden al regelmatig gedaan. Ik wil graag weten op welke manier hij betrokken is geweest bij het Samen op Weg-proces. Op 24 april 1961 gaf Kuitert op een vergadering in Driebergen als een van de zogenoemde ‘Achttien’ het startschot aan het hervormd-gereformeerde fusieproces. Hoe kijkt hij terug op vijftig jaar Samen op Weg? En hoe hebben historische gebeurtenissen, zoals de Tweede Wereldoorlog en de watersnoodramp, Kuiterts leven bepaald?

Kunt u iets vertellen over uw jeugd in Drachten (1924-1934) en in Den Haag (1934-1943)? Hebt u uw gereformeerde opvoeding als een belasting ervaren, net zoals Jan Wolkers of Maarten ’t Hart?

In Drachten had ik een heerlijke jeugd. Het was een volledig verzuilde wereld, waarin God vanzelfsprekend gereformeerd was. Toen ik in Den Haag woonde was dat anders. Daar had ik de indruk dat mijn ouders enige angst hadden voor de verleidingen van de grote stad. Dat gold voor de gereformeerden in Den Haag als geheel: die pasten daar op hun tellen. Daardoor kreeg ik geen kans me te oriënteren op wat er zoal te koop was in de grote wereld. Verder leidde de oorlog ertoe dat ons gezin nauwelijks buiten de eigen kringen kon kijken. Maar ook in Den Haag heb ik zeker geen gereformeerd trauma opgelopen.

Het gymnasium in Den Haag verbreedde het blikveld van de jonge Kuitert.

Daar had ik voor het eerst contact met andersdenkenden. Voorzichtig begon een proces van losweken uit het eigen gereformeerde milieu. Christelijke leraren, overwegend van hervormde huize, gaven les over de Griekse en Romeinse mythologie. Ze leerden mij om buiten de eigen grenzen te kijken. Ik begon een nieuwe horizon te zien.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest u onderduiken en raakte u betrokken bij het verzet. Hoe heeft u die periode beleefd?

Toen ik in 1943 in Den Haag mijn gymnasium had afgerond, moest ik me verplicht melden voor de Arbeitseinsatz. Daar had ik geen zin in en toen ben ik ondergedoken. Ik vertrok naar Utrecht, naar een oom die een bedrijf had en een kamer beschikbaar stelde. Daar heb ik twee jaar gezeten. Ik raakte verzeild in het verzet en beheerde samen met twee andere jongens een wapendepot. Die wapens verstopten we in kleine hoeveelheden tussen de muren van de kamers: stenguns, kneedbommen en handgranaten. Na een tijdje werden we echter verraden. Omdat iemand ons tipte, konden we gelukkig net op tijd ontkomen: de volgende dag stonden de Duitsers voor mijn ooms huis, ze hadden het zelfs omsingeld, maar wij waren juist gevlogen.

Toen Nederland in mei 1945 bevrijd werd zat Kuitert nog in Utrecht.

Bij de bevrijding moest ik de orde handhaven. Ik liep rond met een stengun waarmee ik nog nooit geschoten had. Het enige dat ik wist was hoe ik dat ding in elkaar moest zetten. Ik heb toen gezien hoe een hysterische menigte ‘moffenmeiden’ kaalknipte. Dat vond ik erg, maar je kon er niets aan doen. Kort daarop ben ik liftend teruggekeerd naar Den Haag.

In 1953 maakte u als predikant in het Zeeuwse Scharendijke (Schouwen-Duiveland) de watersnoodramp mee. Tot de ramp was u vrij devoot. Bij de dorpstimmerman had u een kruis besteld om aan de muur te hangen, een tafeltje om de Statenbijbel op te leggen en een knielbankje om u te oefenen in het gebed. In hoeverre heeft de watersnoodramp u religieus beïnvloed?

Ik zag ze gaan: de vlotjes met mensen erop, door het dijkgat heen en ze kwamen nooit meer terug. Ik herinner me dat ik gepreekt heb over “ ’t Scheepke onder Jezus hoede, met de kruisvlag hoog in top”. Mijn boodschap was dat christen-zijn niet betekent dat je gevrijwaard blijft van rampen of dood. In 1953 gingen ze eraan, of ze nu in God geloofden of niet. Vanaf dat moment vond ik het een ijselijk probleem worden dat God alles bestuurt. Dat heb ik in elk geval overgehouden van de ramp: het sloeg een bres in mijn voorzienigheidsgeloof.

Kuiterts horizon verbreedde zich in de Scharendijkse periode verder.

Mijn gemeente was na de overstroming over Nederland verspreid en ik ging ze overal opzoeken, met de auto of met de trein. Ik leerde vanzelf verder te kijken dan mijn neus lang was. Ook kon ik goed opschieten met mijn hervormde collega, met wie we als gereformeerden na de overstroming ‘samen op weg’ gingen: één kerkgebouw, dezelfde ouderlingen, ombeurten preken. In feite waren we één gemeente. Scharendijke was in gereformeerd Nederland bij mijn weten de enige gemeente die in 1953 al ‘samen op weg’ ging. Het had natuurlijk ook te maken met gebouwennood: zowel de hervormde als gereformeerde kerken stonden onder water, waarop beide groepen besloten samen te komen in het oude gemeentehuis van Scharendijke, dat op een soort terpje lag.

Kerkje van Scharendijke (RCE)
Kerkje van Scharendijke (RCE)

Ik kan me voorstellen dat het Zeeuwse Scharendijke een bevindelijke inslag had. Kreeg u van gemeenteleden kritiek op deze vorm van oecumene?

Nee hoor, de gemeente vond het best, die zat door de ramp versuft en verslagen bij elkaar. Maar zelfs de publieke opinie was niet anti. Ik herinner me een positief stuk over Scharendijke van de grote ‘kerkvorst’ Jan Ridderbos (sr.). Het dorp Scharendijke had inderdaad een bevindelijke stroming, maar ik was niet de eerste dominee die probeerde daar doorheen te breken. Toen ik er kwam was er een zeker wantrouwen jegens mijn ‘luchtheid’ – zo heette dat toen – maar zeker na de watersnoodramp had ik bij alle gemeenteleden, ongeveer 450, vrij entree. Ook speelde mee dat een voorganger van een extreem bevindelijke groepering zichzelf enkele jaren eerder opgehangen had. De zware bevindelijken in Scharendijke moesten daardoor inbinden. Ze zeiden tegen me:

‘Dat ken nie dominee: een kind Gods verhangt zich niet.’

Volgens hen was die leraar dus geen kind van God, terwijl hij wel jarenlang hun voorganger was geweest.

Een aantal verhalen in Kees Slagers boek De ramp. Een reconstructie (1992), over bevindelijk-gereformeerden die de overstroming lijdzaam ondergingen, gold niet voor Schouwen-Duiveland, zo beklemtoont Kuitert:

De mensen daar vòchten tegen het water, ze zetten zich in om, waar mogelijk, hun ‘lot’ te keren.

We maken een kleine sprong in de tijd. U was erbij in april 1961, toen rond Pinksteren ‘de Achttien’ de oproep lieten uitgaan tot eenwording van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. Kunt u het gevoel van die tijd nog terughalen? De drijfveren van de betrokkenen en de reactie vanuit de kerken?

Dat samenkomen kwam eigenlijk min of meer uit de lucht vallen. De betrokkenen waren vooral personen die op dat moment als een soort buitenboordmotor buiten de kerk hingen: studentenpredikanten, evangelisatiedominees en een enkele hervormde ‘wika’ (werker in kerkelijke arbeid). Mensen dus die de kerk van buiten hadden gezien.

Hoe hijzelf bij deze groep kwam, weet Kuitert niet meer precies.

Volgens mij ben ik erbij gekomen door Johan van Minnen, toen studentenpredikant van Utrecht. Het initiatief viel bij mij in goede aarde. Sinds Scharendijke was ik wakker geworden en vond ik het vreemd dat er wel tijdens een ramp samengewerkt kon worden, maar later niet meer. Maar mijn periode als studentenpredikant aan de Universiteit van Amsterdam heeft het verlangen naar eenheid nog verder versterkt. Dát was de meest interessante tijd van mijn leven: ik zag dat er een andere, veelal niet-christelijke wereld was en kwam daarmee in gesprek.

W.F. de Gaay Fortman in 1981 (cc - Anefo)
W.F. de Gaay Fortman in 1981 (cc – Anefo)

De studenten en de kerkenraad vonden de oproep van ‘de Achttien’ eigenlijk wel best, aldus Kuitert.

Maar er waren natuurlijk deelnemers, vooral gereformeerden, die troubles kregen met hun omgeving, omdat Krijn Strijd (een hervormd-socialistisch predikant) zijn steun betuigde, maar ook I.J. van Houte (predikant en adjunct-directeur van de VPRO) en meerdere notoire vrijzinnigen. Het gereformeerde establishment – onder wie K. Dijk, S.U. Zuidema, J. Waterink en H. Ridderbos – probeerde het fusieproces telkens pootje te lichten vanwege het feit dat er vrijzinnigen meededen. Zelf kreeg ik soms ook tegenwind, bijvoorbeeld van Ridderbos. Zijn kritiek was tenminste nog vriendelijk, omdat hij zijn bezwaren vragenderwijs formuleerde. Ik herinner me nog dat ik hem geschreven heb waarom hij zo anti was. Maar ik ben door hem nooit persoonlijk aangevallen op mijn standpunten.

Toen de oproep was uitgegaan, ging het verder als een trein. Er deed een heel aantal prominenten mee van wie we het niet verwacht hadden, zoals de ARP-politicus en rechtsgeleerde W.F. de Gaay Fortman. Fantastisch was dat! De Gaay Fortman sprak samen met Henk Berkhof in 1962 op het eerste Samen op Weg-congres in de Jaarbeurshal in Utrecht voor maar liefst 4.500 mensen.

Ook het meedoen van de predikant J.H. Sillevis Smitt, “een persoon met een vromer gemoed als deze man was er haast niet”, was volgens Kuitert een enorme opsteker voor ‘de Achttien’.

Het meedoen van zulke vooraanstaande personen gaf veel mensen vertrouwen.

'Algemeen betwijfeld christelijk geloof' - H.M. Kuitert
‘Algemeen betwijfeld christelijk geloof’ – H.M. Kuitert
In 1962 promoveerde u bij G.C. Berkouwer cum laude op het proefschrift “De mensvormigheid Gods”. Bent u tijdens uw promotieonderzoek veranderd?

Onbewust wel. In mijn proefschrift zat verborgen dynamiet. Ik had zelf niet al mijn ontdekkingen door. Zoals het motto ‘Wie der Mensch ist, so ist sein Gott’. Maar toen trok ik nog niet de conclusie dat de Bijbeltaal die van de mythologie is, dat alles wat over boven wordt gezegd van beneden komt. Daarna is, doordat ik hoogleraar Ethiek en Inleiding in de dogmatiek werd, het thema theologie lang blijven liggen. Eigenlijk totdat ik in 1989 met emeritaat ging. Toen verscheen het ‘Algemeen betwijfeld christelijk geloof’ (1992), dat bij veel mensen in de smaak viel. Waar ik ook kwam om over dit boek te praten, de mensen vonden het prachtig. Soms kwam ik na een lezing de kerk uit en stonden er mensen bij de deur voor me te klappen. Geen ex-gereformeerden hoor, maar heel gewone kerkmensen, bijvoorbeeld uit Hoogeveen. Dat vond ik natuurlijk heel bemoedigend. Er bestond in die tijd een grote honger naar informatie en dat was het wat dit boek vooral bood: informatie, het etaleren van gedachten in plaats van eigen stellingnamen. Die kwamen pas in de periode na 2000.

Op mijn boeken van na de millenniumwisseling heb ik veel meer kritiek gekregen, zoals op de stelling dat er eerst mensen waren en toen pas goden en God. Gelovigen schrokken geweldig toen ik dat schreef. ‘Maar God is toch per definitie de Eerste?’, zeiden ze. ‘Zeker’, zeg ik, ‘maar van wie komt die definitie?’ ‘Dus God bestaat niet?’ ‘Wel degelijk, maar alleen in het verhaal, dat bedacht is door mensen’.

In een artikel uit 1966, ‘Is de gereformeerde veranderd?’, schreef u: “Wat de krant aan horizontverwijding heeft gedaan is heel veel, maar wordt met stukken geslagen door de televisie. Die heeft de gereformeerden verteld dat Gen. 1-3 niet letterlijk kloppen; die heeft de anticonceptiemiddelen van haar taboekarakter ontdaan; die heeft laten zien dat hervormde, lutherse en gereformeerde kerkdiensten niet zoveel verschillen.” In hoeverre heeft de televisie uw eigen leven en opvattingen gestuurd?

Ik zou dit nu wat bescheidener zeggen. Maar in het begin was de televisie een eyeopener voor veel gereformeerden en ook voor hervormden. De televisie liet hen zien dat er een andere wereld was, die ze daarvoor niet echt kenden. Maar om nu te zeggen dat de televisie de gereformeerde wereld veranderd heeft… de grote cultuuromslag is vooral ingezet door de techniek en veel meer nog door de wetenschap, zoals de idee dat de schepping niet echt gebeurd is. Daardoor is bij velen het geloof in God gaan rammelen, want als God geen Schepper en Regeerder meer is, wat moet je dan nog? Het geloof houdt het dan nog twee decennia vol. Daarna stapt de mens over op spiritualiteit. We zitten nu midden in die fase.

Televisie kijken in 1958 - cc
Televisie kijken in 1958 – cc

In 1967 werd u hoogleraar Ethiek en Inleiding in de dogmatiek aan de Vrije Universiteit, een functie die u tot 1989 vervulde. Hoe kijkt u terug op uw hoogleraarschap?

Ik was opgeleid voor Systematische Theologie, en wilde best te zijner tijd mijn promotor Berkouwer opvolgen. Maar men vroeg mij voor de leerstoel Ethiek. Daar had ik geen zin in, ik weigerde de post, want ik wilde met theologie bezig zijn. Toen bood de faculteit me aan om het hoogleraarschap Ethiek uit te breiden met Inleiding in de dogmatiek. Een soort poedelprijs, en hapte ik toe.

Kuitert leerde zijn studenten kritisch denken.

Tijdens colleges en gesprekken vroeg ik telkens door en probeerde ik de studenten klem te zetten. Zo stimuleerde ik hen om zélf na te denken. ‘Waarom is de Bijbel beter dan de Koran?’, vroeg ik bijvoorbeeld. Omdat de Bijbel geïnspireerd is, antwoordde iemand. Ja, maar islamieten zeggen dat de Koran geïnspireerd is, repliceerde ik. Ze wisten dan niet meer hoe ze zich er uit moesten praten. Als er studenten waren die na het college over dergelijke kwesties wilden doorpraten, nodigde ik ze uit op mijn studeerkamer. Mijn boeken ‘Zonder geloof vaart niemand wel’ (1974) en ‘Wat heet geloven?’ (1977) zijn trouwens gedeeltelijk gebaseerd op de collegestof uit die tijd.

We maken een sprong naar de huidige PKN. U schreef het voorwoord bij het boek ‘Geloven in een God die niet bestaat’ (2007) van Klaas Hendrikse. Wat vindt u van zijn opvattingen?

Geloven in een God die niet bestaat - Klaas Hendrikse
Geloven in een God die niet bestaat – Klaas Hendrikse
Ik begrijp heel goed wat Hendrikse bedoelt, maar hij is nog te gelovig. Hendrikse gaat niet ver genoeg. Hij had beter kunnen zeggen dat de hele Bijbel een verhaal is, en het daarbij laten. In die verhalen leggen mensen van vroeger zichzelf aan zichzelf uit. Daaruit kun je veel halen, zoals spirituele kracht, maar meer niet.

Op 12 december 2003 viel uiteindelijk het besluit tot een fusie van hervormden, gereformeerden en lutheranen. De stemming was een dubbeltje op zijn kant. Hoe heeft u het fusiebesluit eind 2003 en de start van de PKN in mei 2004 ervaren? Het antwoord van de oude theoloog verraadt teleurstelling.

Het fusieproces heeft decennialang geduurd. Toen het uiteindelijk gebeurde was het veel te laat om nog wat te betekenen, het vuur was er al uit. Van twee opgebrande kolencentrales kun je toch geen nieuwe centrale maken?

Over het verzet tegen de Samen op Weg:

Er waren in 2003-2004 nog steeds mensen die tegen de fusie waren. Niet dat ik dat erg vind, omdat ik heel goed zie hoe orthodox-hervormden en orthodox-gereformeerden hun traditie verdedigen. Zij weten tenminste nog wat een kerk is en hoe het moet. Maar dat is tegelijk ook hun grote probleem: datgene wat ze denken en willen kàn niet: de geloofsvoorstellingen van de kerk zijn ingehaald door de tijd, het zijn geen waarheden. De traditionalisten hebben mijn sympathie hoor, maar ik kan er niets mee.

De scheuring die in mei 2004 plaatsvond betreur ik, toen de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) en de Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (VGKN) ontstonden. Beide kerken hebben mijns inziens geen toekomst. Natuurlijk zullen ze nog wel een hele tijd voortbestaan, maar het zijn enclaves, zonder betekenis voor hun omgeving, geen zoutend zout. Tegelijkertijd is het natuurlijk de vraag of de KPN…, ik bedoel de PKN, wél toekomst heeft. Als kerk verliest de PKN het.

Maar de PKN was toch uw ideaal? Nu die kerk er eindelijk is, klinkt uw reflectie wat zuur. Kunt u uitleggen waarom?

Protestantse Kerk Nederland
Protestantse Kerk Nederland
De PKN gaat mij te tweeslachtig met de situatie om. Hoe zij ook probeert de leer tot bindmiddel te maken, er is geen haar op het hoofd van de kerkleiders die eraan denkt de leer te handhaven. Want dan valt het toch al losse zand uit elkaar. Ik vind dat de PKN open kaart moet spelen en moet zeggen dat ze stopt met elke poging om de leer te handhaven. Dat ze als kerk gewoon alle mensen opvangt die zich christelijk noemen, en daarmee klaar. Pure dienstverlening, geloofsachtige dienstverlening, meer niet. Dat lijkt mij een eerlijke zet. Wat niet eerlijk is, is het eten van twee walletjes wat de PKN nu doet: zeggen dat je kerk bent en tegelijk zeggen dat je het eigenlijk niet bent.

Met gearticuleerde stem:

Wat moet je dáár nu mee?

Maar u bent zelf toch lid van de PKN?

Ja natuurlijk, uit loyaliteit! En ik betaal een fikse jaarlijkse bijdrage, men zal mij niet zomaar schrappen. Dat hoeft trouwens ook niet. Ik hoef er ook niet bang voor te zijn. Hier, in de PKN van Amstelveen, zit alles door elkaar.

U werd in november* 86 jaar en bent dus op leeftijd gekomen. Christelijke ouderen denken wel eens na over een leven na dit leven. Doet u dat ook?

Dat is een leuke manier van vragen, zo van: gelooft u dáár nog in? Nou, nee. Mensen die graag willen geloven in een hiernamaals, zal ik dat niet ontnemen. Maar als ik iemand moet begraven die dat gelooft, dan zou ik dat wel moeilijk vinden en zou ik de familie een andere predikant adviseren. Als ik diegene tóch moest begraven, dan hield ik een toespraak in mijn eigen jargon. Wat ik dan zeker niet zeg is: ‘Wacht maar tot de jongste dag’, maar op zijn oudtestamentisch wordt het: ‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. En dan kun je wel zeggen dat ik nog nooit aan de andere kant van het graf ben geweest, dat zal best, maar Kuitert is op zoveel plaatsen nooit geweest.

De theoloog denkt even na.

Zelfs Karl Barth durfde het niet meer aan om te zeggen dat er iets van een mens overblijft na zijn dood. We blijven over in Gods gedachten, schreef hij. Een mooie oplossing!”

Kuitert glimlacht.

Eerder gepubliceerd in Transparant 22.2 (april 2011)

Zie ook: Boeken van Harry Kuitert

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken.

Steun ons werk

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×