Dark
Light

Jan Huyghen van Linschoten, de Itinerario en de VOC

Auteur:
4 minuten leestijd
Jan Huyghen van Linschoten, Itinerario (1596)
Jan Huyghen van Linschoten, Itinerario (1596)

De Nederlandse koopman en ontdekkingsreiziger Jan Huygen van Linschoten (ca. 1563-1611) werkte jarenlang voor de Portugezen in Azië. Toen hij terugkeerde naar Nederland, schreef hij verschillende werken over de reizen die hij had gemaakt. Zijn werk de Itinerario leidde mede tot de oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC).

Jan Huygen van Linschoten (ca. 1563-1611)
Van Linschoten werkte voor de Portugezen in een periode dat zij het steeds moeilijker kregen in het oosten. De Nederlander was geruime tijd secretaris van de bisschop van Goa, een gebied in India dat in 1510 door de Portugezen was veroverd. Nadat de islamitische bevolking van het gebied was uitgemoord, had Goa zich ontwikkeld tot het oosters centrum van de katholieke kerk.

Na jarenlang voor de Portugezen te hebben gewerkt, liet Jan Huygen van Linschoten het oosten in 1589 achter zag. Na enkele omzwervingen belandde hij in 1592 uiteindelijk in Lissabon en nog datzelfde jaar keerde hij terug naar Nederland. Vier jaar later publiceerde hij een belangrijk werk, de Itinerario, waarin hij beschreef hoe de koloniale samenleving van Portugal er in Azië uitzag. De Itinerario wordt vaak een van de belangrijkste boeken uit de Nederlandse handelsgeschiedenis genoemd.

Leonard Blussé, emeritus hoogleraar Europees-Aziatische aan de Universiteit Leiden, staat in het hoorcollege Koloniale geschiedenis over Nederland en de Europese expansie overzee ook stil bij het werk van Jan Huygen van Linschoten. Volgens de hoogleraar bevatte het werk “buitengewoon belangrijke informatie”.

Itinerario van Jan Huygen van Linschoten (KB, Den Haag)
Jan Huygen van Linschoten had de werkwijze van de Portugezen van dichtbij kunnen bestuderen en schreef er in zijn werk uitvoerig over. Zo meldde hij bijvoorbeeld dat bij de Portugezen in Azië corruptie en nepotisme steeds vaker voorkwamen.

Daarnaast was de centrale loonadministratie van de Portugezen volgens de Nederlander niet erg efficiënt. Wie voor de Portugezen werkte kreeg meestal te laat betaald en als er betaald werd dan gebeurde dat half in geld, half in natura.

Verval van Portugees-Indië

De Nederlander had gezien hoe de Portugezen hun rijk in Azië organiseerden en geconstateerd dat het niet de goede kant op ging. Het verval van Portugees-Indië (estado da india) begon in de tweede helft van de zestiende eeuw en had volgens hoogleraar Blussé verschillende oorzaken.

De Portugezen hadden bijvoorbeeld structureel te kampen met een tekort aan manschappen. Vanwege het hoge sterftecijfer onder de Portugezen en buitenlanders die naar Portugees-Indië kwamen om te werken, waren er eigenlijk nooit meer dan tienduizend manschappen tegelijk in Azië. En dat bleek te weinig.

De Portugezen hadden daarnaast last van Spaanse concurrentie. Zo kregen ze bijvoorbeeld de specerijenhandel op de Molukken maar moeizaam onder controle. Bij het Verdrag van Zaragoza werd in 1529 wel vastgesteld dat de Portugezen de baas waren over de specerijeneilanden maar niet lang daarna keerden de Spanjaarden alweer terug en in 1571 vestigden zij zich in de Filippijnen, de eilandenarchipel die vernoemd werd naar de Spaanse koning Filips II.

Ook militair had Portugees-Indië het zwaar. Winsten die met handel en douanepassen werden gemaakt, werden voor een groot deel opgeslokt door het militair apparaat. De Portugezen werden bijvoorbeeld beziggehouden door het sultanaat Atjeh dat geregeld aanvallen uitvoerde op Malakka. De Atjehers werden daarbij ondersteund door de Ottomanen.

De belangrijkste reden voor het verval van Portugees-Indië moet volgens hoogleraar Blussé echter gezocht worden in het Atlantisch gebied. Brazilië ontwikkelde zich vanaf 1530 in hoog tempo. Er werden grote stukken land uitgegeven, meer dan honderd plantages opgericht en suiker en brazielhout werden belangrijke exportproducten. Later werd er bovendien ook nog goud gevonden. “Brazilië werd de grote rivaal voor India”, aldus Blussé. het werd voor Portugese veel aantrekkelijker om naar Brazilië te gaan in plaats van naar Azië.

Het uitzeilen van een aantal Oost-Indiëvaarders – Hendrick Cornelisz Vroom, ca. 1600 (Rijksmuseum Amsterdam)

Nederlandse compagnieën

Het werk van Jan Huygen van Linschoten maakte duidelijk dat er voor de Nederlanders mogelijkheden lagen in Azië. De Itinerario werd een gezaghebbend werk en verscheen in het Engels, Frans, Duits en Latijn. Lange tijd was het hét standaardwerk over zeereizen naar Indië.

De Nederlander had onder meer beschreven hoe er volgens hem het best naar de Molukken gereisd kon worden. Als men de Portugezen wilde ontlopen, zo schreef de Nederlander, dan kon men bijvoorbeeld beter niet door de Straat van Malakka varen maar door de Straat van Soenda.

Jan Huyghen van Linschoten, Itinerario (1596)
Jan Huyghen van Linschoten, Itinerario (1596)

In 1594 werd de Compagnie van Verre opgericht, een voorloper van de VOC, en een jaar later vertrokken er vier schepen voor een eerste reis naar Indië, de zogenaamde Eerste Schipvaart onder leiding van Cornelis de Houtman (ca. 1565-1599). De reis verliep niet vlekkeloos en was een financiële mislukking, maar toch werd Indië bereikt, mede dankzij de routebeschrijving van Jan Huygen van Linschoten.

Al snel werd er een tweede expeditie opgezet en werden er nieuwe compagnieën opgericht die elkaar hevig gingen beconcurreren. In 1602 werd er op initiatief van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt uiteindelijk een overkoepelende compagnie opgericht: de Vereenigde Oostindische Compagnie.

Zie ook onze lijst van ontdekkingsreizigers
Boek: De geschiedenis van Nederland overzee 1600-1800
Meer artikelen over de VOC

Fragment uit het hoorcollege ‘Koloniale geschiedenis’ van Leonard Blussé en Piet Emmer

×