Dark
Light

John Eccles (1660-1735) – Vergeten schakel tussen Purcell en Handel

7 minuten leestijd
'Jupiter et Séméle' door Gustave Moreau (1894-1895).
'Jupiter et Séméle' door Gustave Moreau (1894-1895).

Dat de Engelse barok zoveel meer te bieden heeft dan alleen Henry Purcell en George Frideric Handel bewijst de relatief onbekende John Eccles. Zijn historisch interessante opera rondom de Griekse tragedie van Semele bevindt zich op het snijvlak tussen muziektheater en opera.

Henry Purcell
Henry Purcell
Fabio Bonnizoni en zijn internationaal vermaarde ensemble La Risonanza staan tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht (2015) voor de opdracht om de muziek van Eccles de glans te geven die ze verdient.

Tijdens het Festival zal Purcell natuurlijk ruim vertegenwoordigd zijn. Hij wordt immers gezien als de belangrijkste componist voor het theater van de Engelse zeventiende eeuw. Officieel gezien schreef hij één echte opera: Dido and Aeneas. De rest van zijn theatermuziek bestaat uit masques, spektakels met gezongen en instrumentale delen – zoals King Arthur en The Fairy Queen – en talrijke incidental musics, liederen en instrumentale muziek, die bedoeld is voor invoeging in een gesproken toneeltekst. Men hield in Engeland, en trouwens ook in Spanje, meer van gesproken toneel dan van opera. In beide landen zocht men naar manieren om binnen die gesproken toneelstukken ook muziek een plaats te geven. In Spanje laste men in toneelstukken muzikale delen in, de entremesos, en later ontstond de zarzuela. In Engeland bloeide de masque. Het genre ‘opera’ begint in Londen pas echt bij George Frideric Handel. Hij schreef zijn werken volgens een op Italiaanse leest geschoeide operastijl. Een echte eigen operastijl, zoals die in Frankrijk ontstond onder Jean-Baptiste Lully, hebben de Engelsen nooit ontwikkeld. Dido and Aeneas bleek niet de aanzet tot de ontwikkeling van een Britse operatraditie.

John Eccles

Behalve Dido and Aeneas is er nog een echte Engelstalige opera, afkomstig uit de tijd voordat Handel naar Londen kwam. Tijdens het Festival maken we kennis met de opera Semele van John Eccles (1660-1735), een componist van wie we wel liederen kennen, maar geen grootschaliger theaterwerken. De uitvoering van deze opera komt ook nog eens uit onverwachte hoek. Het Italiaanse ensemble La Risonanza van Fabio Bonizzoni kennen we van vele prachtige uitvoeringen van Italiaanse cantates van Handel en Vivaldi. Maar wie was John Eccles eigenlijk? Bonizzoni:

‘Eccles is in feite de ontbrekende schakel tussen Purcell en Handel. Hij diende onder vier Engelse vorsten: koning William III, koningin Anne, koning George I en koning George II. Hij stond als componist in hoog aanzien en was van groot belang voor het Engelse muziektheater. Net als Purcell schreef hij veel toneelmuziek. De opera Semele zou in januari 1707 worden opgevoerd ter gelegenheid van de opening van het Hay Market Theatre, het theater waar Handel een paar jaar later zo veel succes zou hebben. Maar librettist William Congreve en de zangeres die de titelrol zou vervullen trokken zich terug. Het duurde tot 1972 voor Semele voor het eerst werd uitgevoerd. We weten dus ook niet hoe succesvol het stuk in zijn eigen tijd zou zijn geweest.’

Echte opera

Als John Eccles de schakel is tussen Purcells Dido and Aeneas en Handels Italiaanse opera’s, hoe moeten we ons Semele dan voorstellen? Bonizzoni:

‘Om dat te doorgronden is het makkelijk als we Semele vergelijken met Dido and Aeneas, een stuk dat velen kennen. Semele is een echte opera: van begin tot eind gezongen, geen masque waarbinnen ook gesproken tekst klinkt. Wat dat betreft lijkt Semele sterk op Dido and Aeneas. Ook de manier waarop Eccles recitatieven schrijft, is dezelfde als Purcell: geheel toegesneden op de woordaccenten binnen de Engelse taal en niet de snelle secco-recitatieven die je bij Handel hebt. Eccles verschilt met Purcell door geen gebruik te maken van een echt koor, zoals dat in Purcells Dido and Aeneas zo belangrijk is. Net als Purcell in zijn Dido and Aeneas gebruikt Eccles in Semele ook alleen strijkers. Een paar trio’s en kwartetten in Semele kunnen eventueel ook met meer zangers per partij worden uitgevoerd, maar een echte functie heeft dat niet. In Dido and Aeneas heeft het koor juist wel een heel belangrijke functie in het verhaal, zoals in een Griekse tragedie. Het accent dat Eccles legt op de solisten is dan weer typisch iets van de Italiaanse opera. Ook daarin zie je nauwelijks koordelen; als die er al zijn, worden ze door solisten gezongen.’

De ‘Semele’ van Handel

Het drama van Semele

Semele is een verhaal uit de Griekse mythologie en speelt zich af in de godenwereld, waar Jupiter en Juno heersen. De ijdele en hoogmoedige Semele daagt Jupiter uit en brengt Juno daarmee tot razernij, met alle dramatische gevolgen. Semele sterft aan het einde van het stuk en uit haar as verrijst een feniks. Meerdere barokcomponisten schreven muziek rondom deze tragedie. Behalve de composities van Eccles en Handel zijn er de opera Sémélée van Marin Marais en de zarzuela Jupiter y Semele van de Madrileense componist Antonio de Litteres. Het door John Eccles gebruikte libretto van William Congreve zou in 1744 door Handel worden geadopteerd voor zijn Semele. Hoewel Handels versie in alles een echte opera is, scharen we het werk meestal onder Handels oratoria. De titelrol in Handels Semele is extreem virtuoos en ook de andere personages krijgen het vocaal flink voor de kiezen, veel meer dan in andere oratoria van Handel. Hoe is dat in de versie van Eccles? Bonizzoni:

‘De virtuositeit vind je bij Eccles niet in de titelrol. Ook dat is een overeenkomst met Purcells Dido and Aeneas: virtuositeit was niet het uitgangspunt in het Engelse muziektheater, maar vooral het acteren. Die acterende manier van zingen vertoont bovendien overeenkomsten met het Italiaanse ‘recitar cantando’ uit de vroege zeventiende eeuw, waarbij het ritme van de tekst allesbepalend is. Dit vergt andere kwaliteiten van de zangers dan voor bijvoorbeeld virtuoze aria’s uit Venetië. Eccles schreef liederen voor de zingende actrice Anne Bracegirdle. Deze liederen zijn virtuoos vanwege het voortdurend heen en weer schakelen tussen verschillende emoties, zoals Dido dat bij Purcell ook doet, maar je vindt geen snelle noten en razende coloraturen.’

Semele en Jupiter (Thomas Cook, 1744)
Semele en Jupiter (Thomas Cook, 1744)
‘Het mag een wonder heten dat de Italiaanse opera, die zo verschilt van dit Engelse muziektheater, in Londen zo’n groot succes werd’, vervolgt Bonizzoni.

‘Slechts een paar jaar na Eccles’ Semele uit 1707 beleefde Handel in Londen al zijn eerste successen. Die razendsnel ontstane liefde voor Handels Italiaanse werken geeft aan dat de muzikale smaak van de Londenaren behoorlijk grillig was. Maar de Italiaanse opera viel bij de Londenaren na verloop van tijd uit de gratie; een terugkeer naar het acterende zingen van het Engelse muziektheater – de populaire en satirische The Beggar’s Opera van John Gery bijvoorbeeld – was het gevolg. Eccles’ Semele past in die acteertraditie, ook al zijn er elementen ontleend aan de Italiaanse opera. Het is daarmee een belangrijk overgangswerk: de toon van de muziek is al een beetje Italiaans, maar de vocale schrijfwijze is op en top Brits.’

Voetnoot bij Handel?

Wie in de cd-bakken gaat zoeken naar muziek van John Eccles komt niet erg ver. Er is die legendarische cd van Catherine Bott met een aantal liederen die Eccles voor Anne Bracegirdle schreef. Deze opname is onlangs opnieuw uitgebracht. Ook Emma Kirkby heeft werken van Eccles opgenomen op recital-cd’s. Er was ooit een opname van Semele die Anthony Rooley maakte met een studentenorkest van de Universiteit van Florida, maar die was niet erg succesvol en meer een muziekhistorisch document dan een echt hoogwaardige cd-productie. Semele van Eccles is bekend uit de muziekgeschiedenisboeken als de opera die nooit werd opgevoerd en als voetnoot bij de versie van Handel. Zelfs in Engeland is het stuk nauwelijks bekend. Hoe kom je nou als Italiaan op het idee om uitgerekend dit typisch Engelse, onbekende stuk op je repertoire te nemen? Bonizzoni lacht:

‘Ik kreeg de partituur in handen, begon die op mijn klavecimbel eens te spelen en dacht gelijk: wow! Dát wil ik een keer doen. Gelukkig heeft het Festival Oude Muziek dit jaar het thema Engeland en was er interesse voor dit stuk. Het Festival is dé plek om zulk werk uit te voeren: daar schrikken ze niet terug voor onbekend repertoire en het publiek is razend nieuwsgierig.’

La Risonanza / Fabio Bonnizoni
La Risonanza / Fabio Bonnizoni

Nationale stijlen

‘Ik ben het oneens met mensen die beweren dat Engelsen geen Italiaanse muziek zouden moeten uitvoeren en Italiaanse musici geen Engelse muziek. Ik heb begrepen dat die discussie in de jaren ’90 in Utrecht wel is gevoerd. Toen kwamen Italiaanse barokensembles plotseling met heel andere uitvoeringen dan die van de Engelse ensembles, die tot dan toe de toon zetten. Maar de overeenkomsten tussen al die muzikale stijlen blijken uiteindelijk toch veel groter dan de verschillen. In de barok bestonden al die landsgrenzen niet echt; er was wel een Italiaanse en een Franse stijl, maar alles en iedereen beïnvloedde elkaar. En zo moet het nu ook zijn, vind ik. Muziek is de taal die we allemaal spreken, grenzen bestaan wat mij betreft niet. Voor Semele kom ik dan ook met een internationale cast met Engelse, Franse, Italiaanse en Spaanse solisten. Ik wil met de allerbeste zangers samenwerken; waar ze vandaan komen is voor mij onbelangrijk. Natuurlijk hebben de Engelsen voor het uitvoeren van Eccles’ muziek het voordeel dat ze in hun moedertaal zingen. Italianen en Spanjaarden zullen daarvoor iets meer moeite moeten doen. Het doel is om samen een onbekend werk optimaal uit te voeren. Men plaatst mij graag in het hokje ‘Italië’ en verwacht van mij geen Engelse of Duitse muziek. Het is maar goed dat er een festival bestaat als het Festival Oude Muziek in Utrecht, dat daarvoor zijn nek durft uit te steken. Ik ben gewoon Europeaan, maar kom toevallig uit Italië.’

Bonizzoni trad recent op met de Nederlandse Bachvereniging, waarmee hij een aantal prachtige cantateconcerten opvoerde. Bonizzoni:

‘Dat was fantastisch. Maar ook daar waren weer die hokjes: als Italiaan word je door organisatoren van concerten nog altijd niet gauw gevraagd om vocale muziek van Bach te komen dirigeren. De mogelijkheid om dat bij de Bachvereniging wel te kunnen doen heb ik met beide handen aangegrepen. De concertserie was volgens de Bachvereniging en het publiek een groot succes, en wat mij betreft ook. Ik hoop dat ze me daar gauw weer terugvragen. In februari kom ik trouwens ook naar Nederland: dan zetten we Dido and Aeneas op cd. Een cd-opname van Semele van Eccles zit er nog niet in, daar verwacht ik commercieel niet veel van. Wel gaan we onze Italiaanse Handel-serie afmaken. De cd’s met alle cantates liggen al in de winkel; vorig jaar hebben we een eerste cd met duetten uitgebracht en binnenkort komt er een tweede. Dan hebben we de complete vocale kamermuziek van Handel opgenomen. Maar eerst kunnen de liefhebbers in Utrecht zich alvast verheugen op Semele van Eccles. Dat wordt een geweldige avond.’

~ Festival Oude Muziek – Marcel Bijlo

×