Dark
Light

Keizer Wilhelm II en de Brits-Duitse controverse over de opbouw van de Duitse oorlogsvloot

46 minuten leestijd
Hochseeflotte met daarboven een zeppelin
Duitse Hochseeflotte met daarboven een zeppelin

Het is alweer ruim 100 jaar geleden dat Wilhelm II gezegd schijnt te hebben ‘Unsere zukunft liegt auf dem Wasser’. En zoals zo vaak als Wilhelm iets zei, had hij ook deze woorden achteraf misschien maar beter niet kunnen uitspreken.

In de loop der jaren zijn heel wat argumenten op tafel gebracht die allen aantonen dat het Duitsland van rond de vorig eeuwwisseling, zich ontpopte als een agressieve, op wereldmacht beluste natie die, teneinde haar doelen te bereiken, de bouw van een enorme slagvloot startte om zo de Britse hegemonie ter zee te breken en zelf als sterkste natie ter wereld, die wereld haar wil op te leggen.

In dit artikel zal ik mij beperken tot de Duitse plannen om zo’n supervloot te bouwen, de controverse met Groot-Brittannië daarover met alle consequenties van dien en tenslotte zal ik proberen zin- en onzin, zoals die in de loop der jaren over dit onderwerp in omloop is gebracht, te ontrafelen en tot de werkelijke gang van zaken door te dringen.

In grote lijnen zijn daarbij de volgende veel genoemde ‘historische feiten’ van belang.

  1. Duitsland was nooit een zeemogendheid geweest. Het land had maar een paar koloniën en daarom was een grote vloot volstrekt overbodig. (Churchill)
  2. Zelfs als Duitsland een grote vloot had kunnen rechtvaardigen, dan nog had het geen reden om de Britse vloot te willen overvleugelen. Door dat toch te wensen veroorzaakte ze onnodig argwaan en mede daardoor ontstond er een gevaarlijke verwijdering tussen beide landen met vergaande gevolgen zoals bijvoorbeeld de Frans-Britse entente die zich later tegen Duitsland zou keren.
  3. Het was voornamelijk keizer Wilhelm die de bouw van een grote slagvloot ten koste van alles wilde realiseren. Hij wilde met name de Britten daarmee voor het hoofd stoten en lette daarbij niet op de vijandige reacties die zijn politiek tot gevolg had. (1)
  4. De Duitse vlootplannen waren de oorzaak van een geweldige marinewapenwedloop met de Britten en indirect een van de belangrijkste oorzaken van het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.
  5. De Britse regering heeft serieuze pogingen gedaan om met Duitsland tot overeenstemming te komen over een vermindering van de marinewapenwedloop. Ze zond daartoe zelfs haar minister van oorlog in 1912 naar Berlijn maar Wilhelm en Tirpitz saboteerde deze poging en stelde onmogelijke eisen die niet gehonoreerd konden worden.(2)
  6. Het Britse blokkadeplan om Duitsland in geval van oorlog economisch van de buitenwereld te isoleren waardoor het de oorlog zou moeten beëindigen, was een gevolg van de Duitse vlootplannen. Groot-Brittannië probeerde met dit blokkadeplan een grote landoorlog met Duitsland te voorkomen.
  7. Duitsland had kunnen weten dat haar vlootplannen voor Engeland onacceptabel zouden zijn en dat daar een reactie op zou volgen en had dan ook grote schuld aan de gevolgen daarvan.
HMS Dreadnought in 1906
HMS Dreadnought in 1906

Dit zijn zo een paar van de vele harde argumenten die in het algemeen leven en die u, ook in de hedendaagse literatuur over dit onderwerp nog in overvloed tegenkomt. De bekende historicus en auteur Robert Massie schreef nog niet zo lang geleden in zijn boek ‘Dreadnought’ dat:

‘de uitbreiding van de Duitse vloot voor Engeland terecht als een bedreiging werd opgevat. Voor het eilandenrijk was een grote vloot essentieel voor het voortbestaan van Engeland en het Britse imperium. De Britten hadden geen probleem met een sterk Duits leger. Het kon ze niet schelen of Duitsland nu 800 of 8000 kanonnen bezat. Geschut kon je niet zo gemakkelijk het Kanaal oversturen maar een grote oorlogsvloot was wel degelijk een bedreiging’ en dat ‘uitsluitend omdat de Duitse keizer zo graag indruk wilde maken op zijn neef, de Britse koning’. (3)

Welnu, ziedaar dan heel globaal een weergave van enige nog steeds gangbare gedachten over de redenen voor de Brits-Duitse tegenstellingen als gevolg van de Duitse vlootbouwplannen. Laten we beginnen met een van de opvallendste stellingen die in de loop der tijd naar voren zijn gebracht. Voor Duitsland zou het bezit van een grote vloot volstrekt overbodig zijn. Om de juistheid van die stelling te kunnen bepalen is het noodzakelijk ons te verplaatsen naar het eind van de vorige eeuw.

Duitsland was rond 1900 een natie in volle ontwikkeling met meer dan een derde van haar bevolking jonger dan 15 jaar en met een bevolkingsgroei van 41 miljoen in 1871 naar 69 miljoen in 1914.(4) De bevolking nam zo snel toe dat er serieuze voedseltekorten dreigden en tussen 1881 en 1890 verlieten meer dan 1,25 miljoen Duitsers hun land om hun heil elders te zoeken. Tegelijkertijd echter ontwikkelde Duitsland zich in een razendsnel tempo tot een hoog geïndustrialiseerd exportland dat het daardoor steeds moeilijker kreeg met het vinden van voldoende afzetgebieden en anderzijds met het verkrijgen van de noodzakelijke grondstoffen.

De Duitse buitenlandse handel overtrof al spoedig die van de Verenigde Staten. In 1880 bijvoorbeeld kwam nog 77% van alle import uit Europa en daarvan een groot deel uit Engeland. In 1913 was dat nog maar 4 procent en de rest kwam uit de overzeese koloniën en uit de Verenigd Staten. De groei van de Duitse export in deze periode was groter dan die van de Verenigde Staten, Engeland of Frankrijk. Dat betekende dat ook de productie natuurlijk enorm gestegen was.

Steenkool - cc
Steenkool – cc
Kolen bijvoorbeeld maar liefst 800% tegen Engeland 100%. De productie van ijzer steeg bijna 400% en die van staal maar liefst 1300% en dit gold ook voor de chemische productie. In 1893 overtrof de Duitse staalproductie al die van Engeland en in 1914 was Duitsland de grootste ijzer- en staalproducent ter wereld geworden. (5) Er ontstonden enorme bedrijven in Duitsland en de groei van productie en export ontwikkelde zich in een duizelingwekkend tempo en in 1913 was Duitsland, na Groot-Brittannië, de tweede handelsmacht ter wereld geworden.

Die ontwikkeling werd door Engeland met grote zorg gadegeslagen, vooral toen de Duitse chemische industrie grote orders binnenhaalde die voorheen naar Britse fabrieken gingen. Duitsland nam verder bezit van de voorheen Britse markten voor elektrotechnische apparaten (Siemens) en de Duitse textielindustrie werd, net als de scheepsbouw, een enorme concurrent voor de Britten.

In sommige gevallen exporteerde Duitsland meer naar Britse gebieden dan de Britten zelf. De Britten probeerden aan de groei van de Duitse export een halt toe te roepen door te eisen dat Duitse producten voorzien moesten worden van een merk ”Made in Germany”. Door tegelijkertijd een enorme propaganda-actie te starten dat Duitse producten van inferieure kwaliteit zouden zijn verwachtte men dat daardoor de verkoop van deze producten wel aan banden gelegd kon worden maar al twee jaar later moest men deze maatregel weer intrekken omdat het tegendeel gebeurde. Het merk “Made in Germany” bleek een keurmerk te zijn voor een kwaliteitsproduct en trok juist kopers aan.

Het is duidelijk dat tegelijk met die enorme groei de behoefte aan ruwe grondstoffen ook groter werd en dat had weer tot gevolg dat Duitsland steeds afhankelijker werd van het buitenland en wat meer was, van met name de Britse koopvaardijvloot voor het vervoer van die grondstoffen. Dat maakte de Duitse economie natuurlijk zeer kwetsbaar en het zal geen verwondering wekken dat men de behoefte ging voelen om de eigen koopvaardijvloot sterk te gaan uitbreiden.

Dat had weer tot gevolg dat de Duitse scheepsbouw en de havens, een enorme groei doormaakten. De Duitse koopvaardijvloot bestond in 1872 uit slechts 147 schepen, in 1897 waren dat er al 1127 en alhoewel de Britse koopvaardijvloot tot aan het uitbreken van de oorlog de grootste ter wereld bleef, gelukte het de Duitsers uiteindelijk toch meer vracht te vervoeren door het aanbieden van zeer concurrerende prijzen. (5) Kortom, er ontstond een nieuw en sterk geïndustrialiseerd Duitsland dat zich als een geduchte concurrent manifesteerde en dat, teneinde haar snel groeiende bevolking te kunnen blijven voeden, uitkeek naar nieuwe markten en naar minder afhankelijkheid van anderen.

Volgende pagina van deze serie

×