Dark
Light

Keizer Wilhelm II en de Brits-Duitse controverse over de opbouw van de Duitse oorlogsvloot

46 minuten leestijd
Hochseeflotte met daarboven een zeppelin
Duitse Hochseeflotte met daarboven een zeppelin

De Britse Hongerblokkade

We komen dan nu toe aan het punt van de Britse blokkadeplannen. Het was voorjaar 1905 toen de Britse Marine Inlichtingen Dienst een legermemorandum ontving genaamd: ”British Military Plans in case of War with Germany”.

In dit memorandum, let wel, het is dan 1905, werd een voorstel gedaan tot het vormen van een Brits expeditieleger van 120.000 man dat dan in Noord-Duitsland zou moeten landen om zo een tweede front te openen op het moment dat Duitsland met Frankrijk in oorlog zou geraken. Tijdens een bespreking op 3 oktober 1905 liet men dit plan echter weer vallen en werd besloten dat dit leger niet in Duitsland maar in België of Frankrijk zou moeten landen en naast het Franse leger zou gaan opereren.

De plannen voor deze operatie werden daarna met de Fransen besproken en vanaf die tijd vond er jaarlijks voortgangsoverleg plaats tussen de Franse en Britse generale staven.

In dit verband is het wellicht interessant te vermelden dat, vlak voor de oorlog in 1914 uitbrak, Britse en Franse officieren in maart 1914 de landing van een Brits expeditieleger tot in detail oefenden op Franse bodem (Amiens) waarbij met name de aan- en afvoer, het gehele tijdschema en het benodigde spoorweg- materiaal werd doorgenomen en gesimuleerd tot de verversingen en maaltijden voor de Britse troepen en de plaats waar die zouden worden verstrekt, toe werden vastgelegd. De latere bewering dat de geallieerden door de Duitse aanval werden verrast mag natuurlijk een mooi sprookje genoemd worden.

SMS Deutschland
SMS Deutschland

Intussen zat echter ook de Britse marine niet stil. Zij stelde een blokkadeplan op dat als doel had de economische en politieke expansie van Duitsland een halt te kunnen toeroepen en dit plan zou uiteindelijk het centrale element worden van de Britse oorlogsvoorbereiding en is, zoals we weten, uiteindelijk ook met succes uitgevoerd.

Het plan was gebaseerd op de wetenschap dat de Duitse handel snel groeide, de consumptie per hoofd van de bevolking toenam en Duitsland daardoor steeds afhankelijker werd van het vervoer overzee van grondstoffen en voedsel. Voor dit vervoer had Duitsland onvoldoende schepen ter beschikking waardoor het afhankelijk werd van buitenlandse scheepvaartmaatschappijen. Voorts waren de Duitse havens gemakkelijk te blokkeren en zo’n blokkade zou de aanvoer van goederen naar Duitsland volledig stilleggen.

De opstellers van het plan concludeerden dat het afsnijden van de Duitse aanvoerlijnen een dodelijke klap zouden betekenen die het land niet zou kunnen overleven.

Wat was er nu zo significant aan het Britse blokkadeplan?

Allereerst was het onwettig maar nog opvallender was het dat het zich niet richtte op het winnen van de strijd met militaire middelen, maar door middel van het uithongeren van de civiele bevolking. Het blokkadeplan druiste dan ook lijnrecht in tegen de “declaratie van Parijs” (1856) en de daarna door de meeste landen (inclusief Groot-Brittannië) aanvaarde praktijk dat voedsel voor de civiele bevolking niet als contrabande mocht worden beschouwd gedurende oorlogssituaties.

Met betrekking tot de “declaratie van Parijs”(25) moet nog worden opgemerkt dat leidende Britse marinekringen, die overigens zelf aan de wetgeving ter zake hadden meegewerkt, men de mening was toegedaan dat Groot-Brittannië zich, als het zo te pas zou komen, niet zou moeten storen aan deze declaratie en/of andere wetten ter zake.

De Britse admiraal Lord Fisher
De Britse admiraal Lord Fisher
De al eerder genoemde admiraal Fisher verklaarde dan ook dat:

”in the coming war, our commanders would sink every vessel they came across, hostile or neutral if it happened to suit them and that they should most certainly violate the declaration and every other treaty that might prove inconvenient.” (26)

En de First Lord of the Admiralty, Mackenna, verklaarde dat hij van mening was dat ook de Duitsers zich niet aan de wetgeving zouden houden maar, zo voegde hij er aan toe:

“if they don’t violate it, we must invent a violation”. (27)

Men heeft wel opgemerkt dat de bouw van de Duitse vloot niet aan z’n doel heeft beantwoord omdat ze achteraf toch niet in staat is gebleken de Britse blokkade te voorkomen of te breken en dat is dan een juiste opmerking. Tegelijkertijd moet dan echter ook worden opgemerkt dat ook het oorspronkelijke doel van de blokkade, het voorkomen van een grote landoorlog, niet werd gerealiseerd en dat het ruim vier jaar duurde voor de blokkade uiteindelijk effect sorteerde en niet dan nadat de Verenigde Staten daarbij moest worden ingeschakeld teneinde een totale mislukking te voorkomen.

Natuurlijk bleef het blokkadeplan niet geheim en toen men er in Duitsland lucht van kreeg, versterkte dat opnieuw de mening dat een eigen vloot die sterk genoeg was om zo’n blokkade te breken of beter nog, die de Britten van hun plan zou kunnen afhouden, meer dan ooit een must was.

Tenslotte dan nog iets over de vraag of de bouw van de Duitse vloot werkelijk een bedreiging vormde voor Groot-Brittannië.

Het was in januari 1909 dat de Britse admiraliteit een rapport met vergelijkende cijfers over de Duitse en Britse vloten publiceerde. Daarin werd gezegd dat Duitsland omstreeks 1912 over minstens eenentwintig Dreadnoughts zou beschikken en dat zou betekenen dat Engeland dan op achterstand kwam te staan en zoals bekend eiste de admiraliteit nu toestemming en fondsen om nog acht extra Dreadnoughts te bouwen. Zoals ik al stelde was Churchill, op dat moment lid van de commissie ter bestudering van de vermindering van de defensie-uitgaven, daar fel tegen.

Hij verwierp de berekeningen van de admiraliteit en beschuldigde hen er van zich voor het karretje van de conservatieve partij te hebben laten spannen die, zo stelde Churchill, doende waren met een leugenachtige paniekcampagne. Ook Lloyd George, de latere minister van financiën en tijdens de oorlog minister president, verzette zich tegen de bouw van de acht extra schepen en noemde de noodzaak daartoe niet alleen niet aangetoond maar ook volstrekt onnodig. Het resultaat was dat men uiteindelijk toestemming gaf voor slechts vier extra Dreadnoughts.

Het was duidelijk, in 1909 was men in Engeland over het beweerde “Duitse” gevaar nu niet bepaald onder de indruk.

Het was ook zo dat binnen de Britse regering wel degelijk de wens leefde om serieus tot afspraken te komen met Duitsland. Deze wens werd echter door de minister van buitenlandse zaken volledig genegeerd en zelfs afgeschermd. Hij kreeg daarvoor veel kritiek en zelfs besloot een aantal ministers dan maar op eigen houtje een commissie samen te stellen om een conceptverdrag voor Brits-Duitse toenadering op te stellen en dat voor te leggen aan het gehele kabinet. Het kostte Grey de grootste moeite deze “rebellie” te smoren en kennelijk is hem dat ook gelukt want de zaak bloedde dood en spoedig daarna nam de onrust af en bleken de gemoederen gekalmeerd.

SMS Kaiser Wilhelm II
SMS Kaiser Wilhelm II

Het wordt dan nu tijd om wat conclusies te formuleren

De eerste is dat de bewering dat Duitsland geen grote vloot nodig had natuurlijk niet volgehouden kan worden, in elk geval niet gezien in het licht van die tijd en ook niet in het licht van de omstandigheden. Die bewering werd nota bene geuit door de mogendheid die zelf de grootste vloot ter wereld had en die deze vloot naar hartenlust gebruikte om de wereld naar zijn hand te zetten als haar dat zo uitkwam. (kijk maar eens hoe slaafs Nederland de Britse blokkade-eisen volgde uit angst voor onze koloniën in de Oost)

Richard Haldane
Richard Haldane
Het recht op een global economic policy kon Duitsland moeilijk ontzegd worden en hierin had Engeland zeker niet het alleenrecht. Groot-Brittannië zag de wereld verdeeld in Britse, Franse en Russische invloedssferen en voor Duitsland was daarbij hun inziens geen plaats. Duitsland eiste echter, gezien haar economische en industriële ontwikkeling en gezien de enorme bevolkingsgroei, haar plaats onder de zon op en dat kon haar toch moeilijk kwalijk worden genomen ook al handelde ze bij de presentatie van dat idee mogelijk niet altijd even tactisch.

De stelling dat ze Engeland met deze eis prikkelde is dan ook even juist als absurd. Duitsland kwam tijdens de Haldane-besprekingen met goede voorstellen die de situatie aanzienlijk hadden kunnen verbeteren maar de Britten torpedeerden deze mogelijke oplossing.

Een tweede conclusie is dat de stelling dat Duitsland bewust probeerde de Britse vloot te evenaren, ja zelfs te overvleugelen, aantoonbaar onjuist is en niet door feiten wordt ondersteund. Juist is het, dat de Duitsers de hegemonie van de Britten wilden breken om te voorkomen dat ze als zelfstandige natie geheel afhankelijk zou worden/blijven van Britse goodwill, maar dat is niet hetzelfde als het overvleugelen of sterker willen zijn. Bestudering van het Tirpitzplan en van de uiteindelijke vlootwetten leert zonneklaar dat Duitsland nooit zelfs ook maar gestreefd heeft naar een sterkere vloot dan de Britse. Men wilde een vloot die sterk genoeg zou zijn om welke aanvaller dan ook, op z’n minst stof tot nadenken te geven alvorens men Duitsland zou aanvallen. Ook wilde men een vloot die in staat zou zijn de eigen koloniën, de eigen koopvaardij en de internationale vaarroutes te beveiligen, volstrekt legale doelstellingen dus en daarin was geen agressief element ten opzichte van Engeland te bekennen. Dat de Britten dit toch zo ervoeren was mede te wijten aan een bewust onjuiste voorstelling van zaken door de Britse admiraliteit met betrekking tot de sterkte van de Duitse vloot.

Daar komt nog iets bij. De Duitse vloot werd niet gebouwd om ter zijner tijd de Britse vloot aan te vallen in een offensieve actie. De Duitse vlootstrategie was onderdeel van een strategisch concept waarin het landleger mogelijk een strijd op twee fronten zou moeten voeren waarbij de vloot voor een permanente rugdekking zou moeten zorgen in het noorden, een strikt verdedigende taak derhalve. Dat dit zo was kon ook worden afgeleid uit de bouwmethodes van beide vloten. De Britten hechtten veel waarde aan een hoogst mogelijke snelheid met de grootst mogelijk reikwijdte en het zwaarst mogelijke geschut en daarbij nam men het nadeel van een zwakkere bepantsering voor lief. De Duitse schepen werden zo zwaar mogelijk gepantserd en men nam een kleinere snelheid, reikwijdte en lichter geschut daarbij voor lief.

Het moge nog eens worden herhaald, de Duitse vloot was de absolute mindere van de Britse, in aantal, in snelheid, in reikwijdte en in geschutskaliber. Ze was gebouwd ter verdediging en in eerste instantie voor de verdediging van de Duitse noordflank en de Oostzee in oorlogstijd en verder voor de beveiliging van haar koloniën, koopvaardij en aanvoerroutes.

Zeeslag bij Jutland
Zeeslag bij Jutland

Een full scale confrontatie met de Britse Grand Fleet, bijvoorbeeld door deze aan te vallen behoorde nimmer tot de doelstellingen (al bleek dat toen zo’n confrontatie toch ’n keer ongewild plaats vond (Jutland) de Britse vloot een smadelijke tactische nederlaag leed). Bij zo’n confrontatie zou Duitsland de kans lopen haar vloot te verspelen waardoor haar noordflank wijd open zou zijn gezet voor een geallieerde invasie.

Ook de verdediging van de Oostzee was van groot belang. Als de vijand er namelijk in zou slagen vaste voet te krijgen op de kust bij Pommeren, zou het Duitse oostfront gevaar lopen. In feite kan dus gezegd worden dat de Duitse vloot, zoals Lloyd George in zijn memoires later ook toegaf, wel degelijk een factor van belang was ook al waren haar activiteiten op zee verhoudingsgewijs beperkt. Kenmerkend is dat de Britse vloot ook nimmer een serieuze poging heeft ondernomen zo’n aanval op de flank uit te voeren en een zo derde front te vormen.

We trekken dan nu de derde conclusie en die is dat de uiteindelijke beslissing voor de bouw van de Duitse vloot niet bij Wilhelm II heeft gelegen. Hij was een fervent voorstander, hij was de grote promotor, hij wendde al zijn invloed aan, maar de beslissing werd uiteindelijk door de Rijksdag genomen. Het was de Rijksdag die de marinebegroting vaststelde en het was uiteindelijk ook de Rijksdag die in 1909 de Rijkskanselier naar huis zond en daarmee indirect eigenlijk ook een eind maakte aan de vlootbouwplannen van admiraal Tirpitz.

De macht van de keizer was de mogelijk omgekeerd evenredig aan de grootte van zijn keizerlijke mond maar in werkelijkheid was zijn invloed op de gang van zaken minder groot dan wel is aangenomen of werd beweerd.

Een volgende conclusie is dat men de geweldige marinewapenwedloop tussen Engeland en Duitsland zeker niet geheel aan het Duitse vlootbouwprogramma mag wijten. Men vergeet dan gemakshalve maar dat de Britten al in 1889 hun “Naval Defence Act” indienden waarbij werd vastgelegd dat Groot-Brittannië in een periode van 20 jaar, vijftig nieuwe moderne slagschepen zou bouwen. Die Defence Act werd een jaar of acht vóór de eerste Duitse vlootwet ingediend en het is verbazingwekkend dat dit feit nooit wordt genoemd terwijl toch het indienen van die Duitse vlootwet steeds breed wordt uitgemeten als een duidelijk bewijs van de dreiging die daarvan ten opzichte van Engeland zou uitgaan. Alsof de Britse vloot niet bedoeld werd om haar wereldsuprematie te handhaven!

De Britse reactie op die Duitse vlootwet was overigens ook sterk overdreven. De Duitse vloot zou zoals gezegd, nooit een werkelijke bedreiging voor de Britten vormen en dat wist men ook wel degelijk zoals later uit de memoires van Churchill en Lloyd George is gebleken. Duitsland deed niets meer of minder dan wat de andere grootmachten al eerder hadden gedaan, inclusief het Verenigd Koninkrijk.

Het was duidelijk dat Engeland, onder het mom van het handhaven van (een overigens niet bestaande) balance of power, zich het recht toe-eigende uit te maken wat andere landen zouden mogen doen en ze eigende zich dat recht toe op grond van haar machtspositie waarvan ze bang was dat die zou worden aangetast. De conclusie is dan ook dat de Britse reactie, gezien in het licht van die tijd, misschien dan wel logisch genoemd mag worden maar daarom zeker nog niet gerechtvaardigd en het is dan ook onjuist te stellen dat het Duitse vlootbouwprogramma indirect verantwoordelijk was voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.

De vijfde conclusie is dat het initiatief om besprekingen te openen met Engeland over vermindering van de spanningen en oplossing van het wapenwedloopprobleem, van Duitse zijde kwam en dat Duitsland daarbij te goeder trouw handelde. Ze deed ook belangrijke concessies.

Portret van Sir Edward Grey ( James Guthrie, circa 1924–1930)
Portret van Sir Edward Grey ( James Guthrie, circa 1924–1930)
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Grey, was niet te goeder trouw. Hij liet de besprekingen slechts plaatsvinden om daarmee de oppositie tegemoet te komen, had zich echter reeds gecommitteerd aan Frankrijk, wenste een blokvorming van Frankrijk, Rusland en Engeland, gericht tegen Duitsland en heeft de besprekingen dan ook, uiteindelijk, door het stellen van steeds meer en nieuwe eisen, bewust doen mislukken.

Natuurlijk moeten we ook de vraag stellen of Duitsland en met name de Duitse keizer dan werkelijk zo onschuldig waren en of alleen de Britten verantwoordelijk waren voor de Brits-Duitse tegenstellingen. Natuurlijk was dat niet zo. De Duitse keizer heeft, door zijn vaak zeer ontactische uitlatingen zeker bijgedragen aan de sfeer van achterdocht en vertroebeling. Ook de Duitse pers moet zonder meer medeschuldig worden geacht omdat ze zich vaak uiterst anti-Brits opstelde en daarmee eveneens niet bijdroeg aan goede verhoudingen. Tenslotte gedroeg ook de Duitse Rijkskanselier Von Bülow zich vaak zeer arrogant en waren er ook nog allerlei hoogwaardigheidsbekleders en autoriteiten die negatief waren over de verhouding met Engeland en die zich ook negatief uitten tegenover Groot-Brittannië en dat alles is de verhouding tussen beide landen zeker niet ten goede gekomen, daarover behoeft geen twijfel te bestaan.

De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog mogen echter niet zozeer in deze tegenstellingen worden gezocht. Die lagen veel dieper en kunnen voor een groot deel worden teruggevoerd op de economische groei van Duitsland, op haar ontwikkeling tot wereldmacht en op de jaloezie en angst die dat bij Groot-Brittannië veroorzaakte. Groot Brittannië zag haar positie als wereldmacht, door de geweldige Duitse economische opkomst bedreigd en wenste en kon dat niet aanvaarden. Dat was naïef, omdat de geschiedenis leert dat ontwikkelingen niet stilstaan en nog minder kunnen worden tegengehouden. De Britse positie werd bovendien niet alleen door de Duitse economische groei bedreigd. Ook Amerika ontwikkelde zich tot een wereldmacht en ook zonder oorlog met Duitsland zou de Britse positie als grootse en belangrijkste wereldmacht tenslotte tot de ondergang zijn gedoemd. Engeland leerde niets van de geschiedenis.

Het was echter een Brit, Churchill, die dat erkende door te zeggen dat het enige wat men van de geschiedenis leert is dat men er niets van leert. Die woorden blijken ook heden ten dage nog steeds maar al te waar!

~ Hans Andriessen

Noten

×