Dark
Light

Luchtmacht aan vooravond WOII niet klaar voor de strijd

Auteur:
2 minuten leestijd
Hawker Hurricane, jachtvliegtuig van de RAF (Publiek Domein - wiki)
Hawker Hurricane, jachtvliegtuig van de RAF (Publiek Domein - wiki)

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was het luchtwapen in Nederland niet in staat tot een goede luchtverdediging. Dat stelt oud-luchtmachtbevelhebber Dirk Starink in een promotieonderzoek dat hij deed onder auspiciën van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).

Zes Hurricanes in formatie
Zes Hurricanes in formatie
De oorzaken van de onvolledige gevechtsgereedheid van het luchtwapen in de periode 1913-1939 staan centraal in het promotieonderzoek. Het luchtwapen maakte in die periode nog onderdeel uit van de landmacht.

Dat het luchtwapen, ondanks vier jaar hard werken, geen goede luchtverdediging vond zijn oorzaak volgens Starink niet alleen het door de politiek en de legerleiding gevoerde beleid, maar ook in verschillen van inzicht onder deskundige militairen van het luchtwapen zelf.

De in 1913 opgerichte Luchtvaartafdeeling (LVA) op vliegkamp Soesterberg stond tijdens de Eerste Wereldoorlog nog in de kinderschoenen. Een handjevol vliegers met fragiele vliegmachines vormde de ‘slagkracht’ van het luchtwapen. Nederland bleef neutraal, maar tijdens de mobilisatiejaren 1914-1918 drongen de oorlogservaringen van het zich snel ontwikkelende luchtwapen ook door tot Soesterberg. De uiteenlopende luchtmachttaken kon de LVA lang niet allemaal uitvoeren; gebrek aan vliegtuigen belemmerde de groei van het luchtwapen.

Tussen 1920 en 1935 stond het Nederlandse defensiebeleid in het teken van constante bezuinigingen op de militaire budgetten. Het leger – en dus ook de LVA – was uitsluitend een opleidingsinstituut voor reservisten en dienstplichtigen; ruimte voor parate eenheden was er niet. De legerleiding gaf het luchtwapen slechts een zeer bescheiden taak: luchtverkenning voor het Veldleger. Anno 1935 stelde het luchtwapen door de vele bezuinigingen nauwelijks nog iets voor, een stevig fundament voor wederopbouw ontbrak.

Onsuccesvolle kentering

De onmacht van de Volkenbond, de opkomst van nazi-Duitsland en de opbouw van bommenwerpersvloten in de omringende landen zorgden in Nederland vanaf 1935 voor een kentering. Modernisering en uitbreiding van het luchtwapen kreeg prioriteit onder premier Colijn.

Op aanraden van experts gaf hij in mei 1936 opdracht tot ontwikkeling van de Fokker T.V luchtkruiser, die al patrouillerend vijandelijke vliegtuigen in de lucht moest opwachten. Twee jaar later concludeerden experts dat het toestel voor die taak al verouderd was en adviseerden zij tot aanschaf van éénmotorige jachtvliegtuigen, naast de bekende Fokker G.I.

Als Nederland onmiddellijk in Engeland moderne jagers als de Hurricane had aangeschaft, zou de luchtverdediging in 1940 meer ruggengraat hebben gehad. Defensieminister Van Dijk besloot echter onder druk van de Tweede Kamer en de lobby van vliegtuigbouwers als Fokker en Koolhoven de toestellen in Nederland te laten ontwikkelen en produceren. Maar de technologische en industriële basis was hier te smal, zodat voor de Nederlandse luchtverdediging in de zomer van 1939 geen moderne jagers beschikbaar waren.

Boek: De jonge jaren van de Luchtmacht – Dirk Starink

×