Dark
Light

Max Tailleur (1909-1990) – Komiek & uitvinder Geinlijn

“Ik lach om niet te huilen”
Auteur:
8 minuten leestijd
Max Tailleur in 1962 (cc - Anefo - NA - Harry Pot)
Max Tailleur in 1962 (cc - Anefo - NA - Harry Pot)

De Amsterdamse komiek Max Tailleur (1909-1990) staat bekend als een van de grootste Nederlandse moppentappers ooit. Toen hij in 1990 stierf, liet hij een kaartenbak met ongeveer 3.000 moppen na, vooral de nog steeds bekende ‘Sam-en-Moos-moppen’. Tailleur, zelf jood, vond het vooral leuk moppen over het jodendom te vertellen. Tailleur is ook bekend geworden vanwege zijn uitvinding van de kledingzak – de ‘Zak van Max’ (1967) – bedoeld om tweedehands kleding mee in te zamelen. Daarnaast vond hij De Geinlijn (1971) uit, een telefoonnummer dat je kon bellen om voor twintig cent een goede mop te horen.

Max Tailleur was in Nederland zeer populair. Maar niet iedereen was blij met hem. Sommigen vonden zijn grappen platvloers, terwijl hij in eigen joods-intellectuele kring ervan beticht werd racistisch en smakeloos te zijn. Want grappen vertellen of humor ná de Holocaust, nee – dat kon niet. En juist door het vertellen van Jiddische moppen zou Tailleur, aldus Joodse critici, het antisemitisme aanwakkeren.

De oud-burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn, van joodse afkomst, vertelde bijvoorbeeld eens dat hij niet in De Doofpot kwam, hoewel de place-to-be, omdat Max Tailleur hem voortdurend met zijn joodse achtergrond confronteerde. Ed en zijn vrienden vonden dat maar niks. En het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) schreef in 1952, een week nadat Max Tailleur De Doofpot had geopend, dat deze man ‘de grootste antisemiet’ was. Hij liet de Goj (de niet-Joden) lachen om joden die in de concentratiekampen vermoord waren

Jonge jaren van Max Tailleur (1909-1940)

Max Tailleur werd als Mozes Tailleur geboren op 12 juni 1909, in een joods gezin in Amsterdam. Op de lagere school bleek Max geen talent. Hij was vooral bezig met moppen tappen in de klas. Max volgde nog een paar jaar de ULO, maar ging toen van school af en trad bij zijn vader in dienst als handelaar in spiegels en schilderijlijsten. Max was echter drukker met het vertellen van verhalen en grappen dan met het verkopen van handelswaar, waarop zijn vader – na lang wikken en wegen – besloot zijn zoon te ontslaan.

Hierna vertrok Max Tailleur in 1926 naar Antwerpen, waar hij aan de slag ging bij een oom als diamantslijper. Ook deze betrekking hield Max het maar kort vol en opnieuw kreeg hij ontslag.

Op 23 maart 1936 trouwde Max Tailleur met Sophia Wijnschenk (1908-1990). Hun huwelijk bleef kinderloos. Al voor zijn huwelijk, in 1935, was Tailleur opnieuw begonnen met werken bij zijn oom in Antwerpen als diamantslijper. Hij vond deze baan nog steeds niet echt leuk. Een mooie compensatie waren echter de avonduren, wanneer hij – als ‘pauzeattractie’ – vaak in Antwerpse bioscopen als komiek optrad. Dit deed hij tot in 1940 voor Nederland en België de Tweede Wereldoorlog uitbrak.

Tailleur tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945)

Kort nadat Duitsland op 10 mei 1940 Nederland (en andere landen) binnenviel, probeerde Tailleur via Duinkerken Engeland te bereiken, wat mislukte. Terug in Antwerpen vulde hij zijn tijd en buidel met optreden als conferencier en komiek. Hij trad zelfs ook nog op als balletdanser.

In 1942 probeerde Tailleur opnieuw om in Groot-Brittannië te komen (hij wilde daar in een verzetsleger dienen). Via Frankrijk belandde Tailleur in het Zwitserse interneringskamp Cossonay. Al snel was hij hier druk doende om de Nederlandse geïnterneerden te vermaken met zijn grappen. Hij regelde dat zijn vrouw ook naar Zwitserland mocht komen, waarna hij en zijn vrouw in het familiekamp Montpellerin geplaatst werden. Hier was Max Tailleur werkzaam in de keuken, terwijl hij op vrije momenten cabaretshows gaf. Enkele maanden na D-Day (6 juni 1944) lieten de Zwitsers de geïnterneerden vrij; dit gebeurde in de herfst van 1944.

Hierna keerden de Tailleurs terug naar Nederland, alwaar Max Tailleur zich mocht aansluiten bij de Koninklijke Nederlandsche Brigade ‘Prinses Irene’. Tot juni 1946 was Max Tailleur vervolgens werkzaam als stafmedewerker van prins Bernhard op Paleis Soestdijk.

Schrijvend en reizend artiest (1945-1952)

Vanaf eind 1945 richtte Tailleur zich vooral op het schrijven van liedjes en cabaretteksten voor andere artiesten. Dit besloot hij na een ontmoeting met de revueartiesten Willy Walden (1905-2002) en Piet Muyselaar (1899-1978). Tailleur hielp hen bij het schrijven voor hun nieuwe ‘Snip en Snap’-revue.

Snip en Snap - Afbeelding uit een AVRObode uit 1937
Snip en Snap – Afbeelding uit een AVRObode uit 1937
In de jaren 1947-1948 maakte Max Tailleur met onder meer de artiest Sylvain Poons (1896-1986) diverse tournees door Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Toen Tailleur terugkeerde in Nederland, richtte hij een eigen toneelclub op, die tussen 1950 en 1952 optrad voor joodse verenigingen door heel Nederland. Stukken die op de agenda stonden waren onder meer ‘Tevje de melkboer’, ‘Elias weet ’t beter’, ‘Abie’s lrish Rose’ en ‘De ouwe Sieglitz’, bewerkte uitvoeringen van bestaande Jiddische toneelstukken.

In het begin ging het best goed met Tailleurs toneelgroep, maar na enkele jaren maakte hij alleen maar verlies en doekte de toneelgroep helemaal op. Hierna kon Tailleur aan de slag als invaller in Noordwijk, in het cabaret ‘Wiener Café’. Tailleurs optredens daar waren een ongemeen succes, waarop Tailleur besloot zelf een cabaretclub te openen.

Eigen cabaretclub De Doofpot (1952-1966)

Op vrijdag 7 november 1952 opende Max Tailleur op het Rembrandtplein een eigen cabaretclub: De Doofpot. De zaal zat meteen stampvol. Tot eind 1966 bleef een avondje naar De Doofpot een populair uitje in Mokum. Op een gemiddelde avond in De Doofpot schudde Tailleur doorgaans zo’n 250 witzen (moppen) uit zijn mouw.

Mede door deze cabaretclub groeide Max Tailleur in het naoorlogse Nederland hij uit tot de beroemdste vertolker van Joodse humor. Via het vertellen van Jiddische moppen hield hij de vooroorlogse ‘Amsterdamse gein’ over joden in leven en verdrong hij voor zichzelf het verdriet om de talloze joodse familieleden en vrienden die tijdens de Tweede Wereldoorlog omgekomen waren in kampen als Auschwitz, Sachsenhausen en Sobibor. ‘Lachen om niet te huilen’, dat was wat Tailleur sindsdien nastreefde. Niet alleen om het verdriet van de Holocaust te verdringen, maar ook vanwege zijn eigen depressies en – vanaf 1956 – telkens oplevende reumatische pijnen.

Max Tailleur - 'Langs m'n neus weg' - Boekwinkeltjes.nl
Max Tailleur – ‘Langs m’n neus weg’ – Boekwinkeltjes.nl
In 1953 publiceerde Tailleur zijn eerste Sam en Moos-moppenboek, getiteld Langs m’n neus weg. In Amsterdam was Tailleur toen al een grote bekendheid. Zo trad hij op 25 september 1954 in Tuschinski in Amsterdam op tijdens de afscheidsavond van revueartieste Heintje Davids (1888-1975), met wie hij veel had samengewerkt. Op het programma stonden onder andere ook de cabaretiers Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans.

Vanwege zijn reumaproblematiek werd Tailleur in 1962 en 1966 opgenomen in het ziekenhuis. Daarom, op doktersadvies, besloot hij in maart 1966 om De Doofpot te sluiten. In een interview in De Telegraaf op 23 maart 1966 vertelde Max Tailleur de journalist:

“Ik kon soms helemaal niet lopen. Ik moest van de kruk worden afgedragen, waar ik mijn moppen zat te vertellen en soms moest ik in de pauze van mijn optreden in de kleedkamer huilen van de pijn. Het publiek heeft daar nooit iets van gemerkt.”

Met injecties en ‘verdovende middelen’, zo stelde Tailleur in dit interview, lukte het hem om de pijn voldoende te temperen om te kunnen optreden.

Kort na het sluiten van De Doofpot maakte Tailleur, zomer 1966, een reis naar Nederlandse emigranten overzee om voor hen op te treden. Deze reis was een van de in totaal veertien wereldtournees die Tailleur in zijn leven maakte. Op 21 oktober 1969 betrad Max Tailleur in Eindhoven voor de laatste keer de bühne; hij was op dat moment zestig jaar.

Willem-Alexander al jong geïnteresseerd in seksmoppen

Max Tailleur gaf veel interviews. Zo werd hij eind 1968 geïnterviewd door Vrij Nederland. De periodiek De Tijd (2 jan.1969) haalde stukken uit dit interview aan, waarin Tailleur ook sprak over zijn contacten met het koningshuis:

“Ik ben laatst op Drakensteyn uitgenodigd en daar heb ik ook Claus ontmoet. (…) Ik heb ze een exemplaar van m’n nieuwe boekje Van sex-tien tot sex-tig (1968) gestuurd, toen hun jongste zoon was geboren [Johan Friso (1968-2013)]. Daar heb ik, bij wijze van opdracht, ‘boy-oh-boy’ in geschreven. Toen kreeg ik dit kaartje terug, met op de linkerflap: ‘Onze haertelijke dank voor uw goede wensen bij de geboorte van onze zoon Johan Friso. Veel dank voor uw kostelijke boekje. Alexander loopt er gnuivend mee rond. Een vroege rijpheid!’

‘Geef Max de Zak’ en ‘De Geinlijn’ (1967-1980)

In 1967 startte Max Tailleur een nieuw initiatief: Beter met Max. Via ‘De Zak van Max’ kon er kleding opgehaald worden die tweedehands verkocht werd. De opbrengst was voor de stichting ‘Beter met Max’ (later de Max Tailleurstichting geheten), die minder draagkrachtige reumapatiënten hielp om bijvoorbeeld in Israël kuren te volgen tegen reuma. In maart 1972 kreeg Tailleur voor dit initiatief in Den Haag de Visser-Neerlandiaprijs toegekend.

In mei 1971 begon Max Tailleur een nieuwe onderneming, genaamd De Geinlijn. Wie belde met het nummer 020-211811 kon via een opname ‘de mop van de dag’ horen, voor 20 cent. De Geinlijn werd al snel erg populair. Met acht miljoen belletjes werd in 1979 een populariteitspiek bereikt.

Een deel van de moppen die op De Geinlijn te horen waren, is gedigitaliseerd in een Digitaal moppenboek Max Tailleur.

Laatste levensjaren en postume eer (1980-2012)

De laatste jaren van zijn leven woonde Max Tailleur hoofdzakelijk in Nice, Frankrijk – waar hij een tweede huis had -, omdat het Franse klimaat beter was voor zijn reuma dan het Nederlandse. Tailleur overleed op 12 oktober 1990 in Amstelveen, twee maanden na het overlijden van zijn vrouw.

Tussen 1953 en 1988 werden – in vijftien moppenboeken – in totaal liefst 1,6 miljoen exemplaren van Max Tailleurs moppenbundels verkocht. Ook maakte hij een groot aantal grammofoonplaten, die eveneens prima verkochten. Al in oktober 1957 ontving Tailleur zijn eerste gouden plaat.

In 2012 kwam een speciaal op Max Tailleur gericht theaterstuk uit: ‘Max Tailleur: Ik lach om niet te huilen’, geregisseerd door Helmert Woudenberg.

Boek: Sam en Moos – De beste moppen van Max Tailleur

Citaten van Max Tailleur

“Ik lach om niet te huilen.”

“Zelfspot is niet jezelf belachelijk maken, maar je ontneemt de omstanders het wapen om jou belachelijk te maken.”

“Wees lief voor je omgeving tot je een miljoen hebt, daarna is de omgeving lief voor jou.”

“Ik lach nog veel meer om jullie, dan jullie om mij.” Bron: Tailleur tegen journalist van Nieuw Suriname, 9 april 1962.

“Er wordt vaak gezegd dat het gemakkelijk is om menen te laten lachen,maar het is heel moeilijk, het is het moeilijkste wat er is.” Bron: interview in De Telegraaf, 23 maart 1966.

“Toen ik gisteren weer een transfusie kreeg, zei ik tegen de dokter: ‘Geef me in ieder geval joods bloed, daar moet ik mijn brood mee verdienen.’ ” Bron: interview in De Telegraaf, 23 maart 1966.

“Is het geen blijk van zelfvertrouwen dat joden van een pasgeboren jongetje na acht dagen iets afhalen, zonder dat ze weten hoe groot het wordt?”

“Elk jaar worden tachtig miljoen bomen omgehakt om er boeken van te maken waarin staat hoe we ons milieu moeten beschermen.”

Lees ook Top 50 Jiddische woorden in het Nederlands
Ook interessant: Historische moppen op Historiek
Boek: Humor in de Holocaustliteratuur

Geraadpleegde bronnen

Artikelen & boeken
-Jacques d’Ancona, ‘Max Tailleur: acht miljoen keer per jaar aan de geinlijn’, Nieuwsblad van het Noorden (19 januari 1980) 33.
-Henk van Gelder, De schnabbeltour. Het Nederlandse amusement in de wederopbouwjaren (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2005), hoofdstuk “De zorgen voor morgen verdwijnen op slag”.
-A.W.J. de Jonge, ‘Tailleur, Mozes (1909-1990)‘, in: Biografisch Woordenboek van Nederland dl.5 (Den Haag, 2002).
-Henk van der Meyden, ‘ “Ik moet De Doofpot helaas sluiten” ‘, De Telegraaf (23 maart 1966) 19 [interview].
-Jan Luitzen, Max Tailleur: Mijn leven was geen mop (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2010).
-z.n., ‘College moppologie’, Nieuw Suriname (12 april 1969) 5.
-z.n., ‘Moppenkoning in de doofpot‘, Ons Amsterdam, nr. 9 (september 2015).
-z.n., ‘Weekbladen’, De Tijd. Dagblad voor Nederland (2 januari 1969) 5.

Internet
-http://theaterencyclopedie.nl/wiki/Max_Tailleur
-https://www.geni.com/people/Mozes-Max-TAILLEUR/6000000007425183234
-Wikipedia-artikel: https://nl.wikipedia.org/wiki/Max_Tailleur
-Quotes van Tailleur: http://www.woorden.org/quotes/?auteur=Max%20Tailleur

Gerelateerd:

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×