Dark
Light

Over Brugse Zotten en Gentse Stroppendragers

Auteur:
4 minuten leestijd
Gentse Stroppendragers - cc
Gentse Stroppendragers - cc

Brusselaars hebben de bijnaam ‘kiekenfretters’, inwoners van Aalst zijn ’ajuinen’ en een Antwerpenaar is een ’sinjoor’. Maar waarom worden Gentenaren ‘Stroppendragers’ en Bruggelingen ‘Brugse zotten’ genoemd?

Ridderuitrusting - cc
Ridderuitrusting – cc
In een vorig artikel betoogde ik al dat veel hedendaagse uitdrukkingen hun oorsprong in het verleden hebben.[1] Om ons een beeld te vormen van de herkomst van de lapnamen ‘stroppendrager’ en ‘Brugse zot’ moeten we dan ook terugkeren in de tijd en concreter naar het Vlaanderen van de vijftiende, zestiende eeuw. Een tijd van strijd tussen de vorst en de steden.

De geschetste periode was een overgangstijd tussen de typisch middeleeuwse maatschappij en de vroegmoderne gecentraliseerde staat. Deze vroegmoderne samenleving was net zoals tijdens de Middeleeuwen een standenmaatschappij, waarbij elk van de drie standen zijn eigen rechten en plichten had. De eerste stand waren de geestelijken. Zij vormden de schakel tussen de mensen en God en moesten ervoor bidden dat zoveel mogelijk zieltjes de hemel zouden bereiken. De adel vormde de tweede stand. Zij moesten de samenleving militair beschermen en droegen de naam ‘ridder’. Een derde stand vormde de grootste groep, de werkers. Deze groep bestond uit boeren, ambachtslieden en handelaars. Hun rol was werken voor de adel en de clerus, het verrichten van krijgsdiensten en het betalen van belastingen.[2]

In deze standenmaatschappij was er een goede samenwerking tussen de vorst en de adel. De vorst kende de adel gunsten, mooie functies en land toe. In ruil kon de vorst rekenen op militaire ondersteuning in tijden van conflict en oorlog. Aan deze wederzijdse liefde zou echter een einde komen aan het einde van de vijftiende eeuw. De vorst streefde meer en meer naar centralisatie en de edelen vormden hierin een hinderpaal, aangezien deze zelf uit waren op machtsuitbreiding. Bovendien werd oorlogsvoering steeds meer een enorm dure zaak van beleggeringen en tegenbeleggeringen, waarbij de belangrijke rol van de adellijke ruiterij werd vervangen ten voordele van de infanterie. Aangezien de adel zijn militaire belang verloor, boette deze dan ook aan macht in.[3]

In deze turbulente overgang werd het ontstane politieke machtsvacuüm steeds meer ingevuld door de kapitaalkrachtige derde stand. In de steden hadden er zich immers al in de Middeleeuwen stedelijke elites gevormd. Deze waren, in tegenstelling tot de arme boeren op het platteland, rijk geworden door handel. Een sprekend voorbeeld hiervan is het gouden Brugge van de veertiende eeuw, als draaischijf van de internationale handel. Echter, deze machtsconcentratie in de grote steden stond in schril contrast met de ambitie van de (Habsburgse) vorsten die alle macht naar zich toe wilden trekken. De grote steden vormden dan ook een concurrerende macht, die de vorst maar al te graag naar zijn hand wou zetten. Conflicten bleven dan ook niet uit. Het is in deze machtsstrijd tussen de vorst en de steden dat we de oorsprong van onze Brugse Zot en Gentse Stroppendrager kunnen terugvinden.

Strop rond de nek

Karel V
Karel V
Zo waren de Gentenaren in 1537 misnoegd over de fiscale politiek van Karel V. Zijn territoriale ambities kostten de belastingbetaler immers handen vol geld. Het gevolg van deze ontevredenheid was een stedelijke revolte tegen het vorstelijke gezag. Vergezeld met een groot leger vertrok Karel V dan ook vanuit Madrid richting de Habsburgse Nederlanden om de Gentse opstand de kop in te drukken. In 1540 slaagde hij hierin en versloeg hij de Gentenaren. Als bewijs van nederlaag verplichtte hij de Gentse edellieden blootvoets door de stad te lopen met een strop rond hun nek. De naam ‘stroppendrager’ was geboren. Tot vandaag blijft de strop het symbool van weerstand van de fiere Gentenaars tegen tirannie.

De naam ‘Brugse Zot’ kwam enkele jaren vroeger tot stand in een ander conflict. In 1488 was er immers onvrede tussen de Habsburgse Maximiliaan van Oostenrijk en de Bruggelingen in hun strijd om meer stedelijke autonomie. De legende hieromtrent vertelt het volgende verhaal:

Nadat Maximiliaan van Oostenrijk meer dan vier maanden gevangen gehouden was in huys Craenenburg op de Brugse markt, legde de vorst een verbod op om nog jaarmarkten en andere activiteiten in Brugge te organiseren. Aangezien dit een financiële aderlating was voor Brugge, bood de stad hem een groot feest aan in de bedoeling hem te paaien. Op dit uitgelezen moment vroeg men hem om de toelating om opnieuw een jaarmarkt te mogen houden. Tevens werd gevraagd om een nieuw ‘zothuis’ te mogen bouwen in de Brugse binnenstad. Hierop zou Maximiliaan van Oostenrijk geantwoord hebben met de legendarische woorden:

‘Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis’.[4]

Brugse Zot, een Belgisch biertje - cc
Brugse Zot, een Belgisch biertje – cc
De naam ‘Brugse Zotten’ was geboren. Het woord ‘zotten’ zou echter nooit de betekenis van krankzinnig gehad hebben. Het zou verwijzen naar het eigenzinnige karakter van de Bruggelingen en hun voorliefde voor humor en zottebollen.[5]

De twee opstanden die onze onderzochte lapnamen tot gevolg hadden, zijn onderdeel van turbulente tijd die we kunnen zien als de laatste stuiptrekkingen in het streven naar stedelijke autonomie. Uiteindelijk zou er eind zestiende eeuw een nieuw evenwicht ontstaan tussen de vorst en de stedelijke burgerij. Hierbij legde de derde stand zich neer bij een door de vorst geleide gecentraliseerde staat. In ruil kreeg men een grote mate van politieke autonomie, economische voordelen en mogelijkheid tot opname in de adelstand. De derde stand was nu zowel financieel als politiek de bevoorrechte partner van de landsheer.[6] Als u deze zomer op de Gentse feesten een Gentenaar leunend tegen een paal ziet, met een strop om de nek en een Brugse zot in de hand, dan zal u nog eens denken aan Vigor Clius. Santé!

~ Koen Goeminne

1 – http://vigorclius.weebly.com/blog/onze-taal-als-spiegel-van-de-geschiedenis
2 – Vermeir, R. Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Uitgeverij Van In, 2008 p. 20.
3 – Vermeir, R. Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Uitgeverij Van In, 2008 p. 18.
4 – Blontrock,N. De mooiste legenden uit Brugge, Damme, Zorro Uitgeverij, 2012, p. 75.
5 – Berten, J, Martens, H. Brugge eigenzinnig, Tielt, Lannoo, 2008.
6 – Vermeir, R. Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Uitgeverij Van In, 2008 p. 21.

Openingsafbeelding: Gentse Stroppendragers – cc

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×