Dark
Light

Pierre de Coubertin en het olympisch gedachtegoed

De onbekende historie van de Olympische Spelen – Bram Brouwer
Auteur:
9 minuten leestijd
Baron Pierre de Coubertin
Baron Pierre de Coubertin
Zomer 2016 verscheen het boek De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen – Hoe De Coubertin de geschiedenis naar zijn hand zette van Bram Brouwer. De Franse baron Pierre de Coubertin staat bekend als grondlegger van de moderne Olympische Spelen. Bram Brouwer doet onderzoek naar verschillende mythes in de sport en kwam tot de conclusie dat de eerste moderne Olympische Spelen niet toe te schrijven zijn aan Coubertin. Sterker nog, hij was volgens de auteur geïnspireerd door verschillende eerdere ‘Spelen’ en probeerde deze eerdere initiatieven moedwillig in de vergetelheid te drukken. Op Historiek een fragment uit het boek waarin wordt ingegaan op de olympische gedachte van De Coubertin:


De Coubertin en de ‘eerste’
Olympische Spelen

Tijdens zijn bezoeken aan Engeland en Amerika was de jonge De Coubertin een aanhanger geworden van de daar bestaande competitie cultuur. De baron verfoeide de toenmalige Duitse Körperkultur van Vater Jahn, die eerder op fysieke Bildung dan op competitie was gebaseerd. Friedrich Jahn was een conservatieve Duitse nationalist, die bestaande ideeën over lichaamsbeweging combineerde met nationalistische ideologieën. Het begrip Bildung wordt toegeschreven aan Wilhelm von Humboldt en wordt in het Nederlands het best omschreven als ‘zelfontplooiing’ of ‘algemene vorming’. Jahn vertaalde dat naar ‘fysieke zelfontplooiing’ Tegenover Bildung stond volgens Von Humboldt Ausbildung ofwel de vorming voor een beroep. Algemene vorming (Bildung) was voor de Elite en werd onderwezen op de gymnasia. Ausbildung was voor het gepeupel, de werkende klassen, en werd aangeleerd op de ambachtsschool. Middenstanders, die hun onderwijs op de HBS genoten, stond tussen de twee polen Bildung en Ausbildung in.

De Coubertins voorkeur voor de Britse competitieve cultuur en zijn weerstand tegen de Duitse Körperkultur lijken strijdig met de visies die de baron eerder uitdroeg: lichamelijke oefening op de Franse scholen met als doel het (her)ontwikkelen van het Franse zelfvertrouwen. Dat lijkt meer op Jahns Bildung dan op het Brits-Amerikaanse competitiemodel. Dat gold ook voor Coubertins olympische idealen, die vaak worden samengevat als ‘deelnemen is belangrijker dan winnen’. De Coubertin heeft dit echter nooit zo gezegd, maar verpakte dit in een mooie volzin:

‘L’important dans la vie ce n’est point le triomphe, mais le combat, l’essentiel ce n’est pas d’avoir vaincu mais de s’être bien battu’

olympische-spelen-ringenOfwel: ‘Het belangrijkste in het leven is niet de triomf, maar de strijd. Essentieel is niet om te hebben gewonnen maar om goed te hebben gestreden.’ Met andere woorden, de triomf was de deelname en niet de winst. Vandaar het olympisch adagium: citius, altius, fortius (sneller, hoger, sterker). De Coubertin bedoelde dat als individueel streven tot zelfverbetering en niet als streven om sneller, hoger en sterker te zijn dan de ander. De Spelen waren volgens De Coubertin primair een educatief middel ter verheffing van de jeugd. Van Wissen zegt hierover:

‘Het meest revolutionaire in De Coubertins ideeën was waarschijnlijk de herwaardering van de lichaamscultuur en het strijd leveren in de sportarena. In Duitsland had die lichaamscultuur louter in dienst gestaan van de oorlog, althans het weerbaar maken van de jeugd. Zo zag De Coubertin dat ook maar het was hem tegelijk een te ernstige benadering. Lichamelijke vorming, levensplezier en gezonde onderlinge competitie hoefden elkaar niet uit te sluiten. Hij wenste sport bovendien in het verlengde van de cultuur te zien. Gedurende vijftien eeuwen christelijke beschaving was het menselijke lichaam door de culturele en klerikale bovenlaag afgeschilderd als een bron van verderf.’

Finley en Pleket (auteurs van het boek Olympische Spelen In De Oudheid red.) noemen het olympisch adagium ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ bijna de meest on-Griekse uitspraak die te bedenken valt. Want aldus deze auteurs:

‘Als er ooit één historische competitieve samenleving is geweest, dan was het wel de oude Griekse maatschappij. Winnen was alles, verliezen bracht slechts schande en ellende.’

De Coubertin vond het een waardevol streven dat, net als bij de klassieke Spelen, alleen amateurs elkaar zouden bekampen. Dat sloot aan bij zijn filosofische ideeën over atletische competitie. Dat de ene atleet beter was dan de andere was immers geen verdienste op zich. ‘Zelfverbetering’ was de mooiste beloning die een atleet kon krijgen.

Prijsuitreiking tijdens de Antieke Olympische Spelen
Prijsuitreiking tijdens de Antieke Olympische Spelen

Dat de deelnemers aan de klassieke Olympische Spelen amateurs waren is een misvatting die tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw de moderne sportwereld zou splijten. Hoewel de atleten tijdens de klassieke Spelen in Olympia slechts lauwerkransen en medailles konden winnen, namen ze daarbuiten deel aan diverse andere spelen, waar ze hun bekendheid in klinkende munt konden omzetten. Dat geldt precies zo voor de (semi)professionele deelnemers aan de huidige Olympische Spelen. In de eenentwintigste eeuw leidt een olympische medaille na de Spelen veelal tot zeer lucratieve contracten op zowel sportief als commercieel gebied. Zoals we al diverse keren zagen werd de negentiende-eeuwse discussie over amateurisme versus professionalisme vooral ingegeven door de wens van de elite om sport te reserveren als exclusief recht voor de maatschappelijke bovenklasse.

De Coubertin veronderstelde dat atletische competities het begrip tussen culturen zouden bevorderen, waardoor automatisch de behoefte aan oorlog zou afnemen. Dit was een prachtig ideaal, maar bleek al snel irreëel. De politieke spanningen in Europa en in het bijzonder de wederzijdse Frans-Duitse ressentimenten namen na de Olympische Spelen van 1896 snel toe. Dat culmineerde in 1914 in de Eerste Wereldoorlog.

Pierre de Coubertin, Bron: De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen
Pierre de Coubertin, Bron: De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen
De Coubertins ideaal van wereldvrede is overigens ook strijdig met de eerder besproken visie van de Franse baron. Daarin wilde hij de Fransen met lichamelijke opvoeding van hun oorlogstrauma ontdoen, zodat ze weer gingen geloven dat Frankrijk oorlogen konden winnen en weer een koloniale mogendheid kon worden. Blijkbaar veranderde de Franse baron in de loop van zijn leven van mening.

In 1897 werd Vikelas als voorzitter van het IC opgevolgd door Pierre de Coubertin. De baron zou die functie 29 jaar bekleden. Waarom Vikelas zo snel werd opgevolgd, weten we niet. In 1925 nam de Belg Henri de Baillet-Latour de voorzittershamer van De Coubertin over, waarmee hij de derde voorzitter werd van de inmiddels tot IOC omgedoopte organisatie. Na zijn aftreden werd de baron erevoorzitter van het IOC en dat bleef hij tot zijn dood.

De Spelen zouden zich uiteindelijk niet ontwikkelen zoals De Coubertin zich dat had voorgesteld. Velthuis beschrijft (in het artikel De vervlogen idealen van Pierre de
Coubertin
, Trouw, 1996 red.) zijn ambities:

‘De Spelen vormden een vierjaarlijks festival van de alomvattende jeugd, de bloei van de mensheid, een festival van opperste krachtsinspanning, veelzijdige ambities en alle vormen van jeugdige activiteit gevierd door elke opeenvolgende generatie die is gearriveerd op de drempel van volwassenheid.’

Volgens de baron behoorde bij die ambities bescheidenheid. De Spelen mochten niet uitgroeien tot slechts een verzameling wereldkampioenschappen. In 1925, toen hij aftrad als voorzitter van het IOC, waarschuwde De Coubertin dat het volgens hem de verkeerde kant opging:

‘Hij zag schoonheid en kunst steeds meer plaats maken voor overwinningsdrang. Voorts vond hij dat de lengte en de kosten van de Spelen aan banden moesten worden gelegd. Te veel luxe – waarin de huidige olympische regenten baden – zou leiden tot toenemende sociale verschillen.’

De zeven IC-leden tijdens de Olympische Spelen van 1896 in Athene. V.l.n.r. staand: Gebhardt, Guth-Jarkovsky, Kemeny, Balck. Zittend: De Coubertin, Vikelas en Boulowsky. Bron: De onbekende historie…
De zeven IC-leden tijdens de Olympische Spelen van 1896 in Athene. V.l.n.r. staand: Gebhardt, Guth-Jarkovsky, Kemeny, Balck. Zittend: De Coubertin, Vikelas en Boulowsky. Bron: De onbekende historie…

Ook in de discussie over amateurisme versus professionalisme was De Coubertin genuanceerder dan zijn opvolgers, althans bij zijn aftreden. Aan het einde van zijn voorzitterschap zorgde hij ervoor dat atleten hun reis- en verblijfkosten vergoed mochten krijgen. Eerder zou een atleet die een onkostenvergoeding accepteerde onmiddellijk zijn amateurstatus verliezen. Maar betalen voor de sportprestatie zelf was taboe voor de baron. Toch werden er volgens hem te veel atleten ten onrechte als professional aangemerkt. Hij vatte dit als volgt samen:

‘Voor mij is sport een religie met zijn eigen kerk, dogma’s en dienst. Maar boven alles is het een religieus gevoel en lijkt het me even kinderachtig om een atleet die vijf franc heeft ontvangen als amateur te diskwalificeren, als een koster van een parochie als ongelovige te beschouwen omdat hij een salaris ontvangt om op de kerk te passen.’

olympische-spelen-1900
Poster van de Olympische Spelen van 1900
Kort voor zijn overlijden had De Coubertin, zoals hij zelf aangaf, zelfs de geringste interesse in het amateurvraagstuk verloren. Wel bleef de Franse baron volgens Velthuis een uitgesproken tegenstander van de deelname van vrouwen aan de Spelen. De glorie van de vrouw zou groter zijn naarmate ze meer kinderen baarde. Wat betreft sport was haar belangrijkste vaardigheid om haar zonen te motiveren uit te blinken in sportieve prestaties. De spelen waren volgens De Coubertin:

‘De plechtige en periodieke geestvervoering van mannelijke atletiek met internationalisme als basis, loyaliteit als middel, kunst als omlijsting en vrouwelijk applaus als beloning.’

De baron was volgens Velthuis dan ook verbijsterd dat uitgerekend de organisatoren van de Spelen in 1900, in zijn Parijs, tennis en golf voor vrouwen op het programma plaatsten. De Engelse tennisspeelster Charlotte Cooper werd daarmee de eerste vrouwelijke olympisch kampioen van het IOC.

Velthuis noemt De Coubertin een dromer, die dacht dat oorlogen humaner zouden verlopen als legers uit sporters zouden bestaan. Maar zelfs in 1936, toen Hitler de Berlijnse Olympische Spelen misbruikte om zijn nationaalsocialisme te promoten, werd de Fransman niet wakker, aldus Velthuis. Hoewel De Coubertin, ongeveer een jaar voor zijn dood, niet meer in staat was de Berlijnse Spelen te bezoeken, verklaarde hij na afloop van die Spelen:

‘Het imposante succes van de Berlijnse Spelen heeft het olympisch ideaal geweldig gediend.’

De baron schreef Hitler een persoonlijke brief, waarin hij de Führer feliciteerde met het succes van de Spelen. We moeten deze reacties echter wel in het licht van die tijd beoordelen. Zo zou Hitler volgens historicus Maarten van Rossem zeer waarschijnlijk als een groot staatsman de geschiedenis zijn ingegaan als een van de vele moordaanslagen op de Führer eind jaren 1930 was gelukt. Hitlers beleid leidde er in eerste instantie immers toe dat na het Duitse verlies in de Eerste Wereldoorlog het land weer ‘succesvol’ werd. Door Hitler kregen de Duitsers het zelfvertrouwen terug dat ze na de Eerste Wereldoorlog waren verloren door het voor hen vernederende verdrag van Versailles. De Duitse economie bloeide op. Daarvoor werd hij in eerste instantie door veel Europese regeringsleiders bewonderd.

Hitler komt het stadion binnen tijdens de opening van de Olympische Spelen van 1936 – Bundesarchiv
Hitler komt het stadion binnen tijdens de opening van de Olympische Spelen van 1936 – Bundesarchiv

Deze nuancering neemt echter niet weg het gedachtengoed tijdens de Berlijnse Spelen in 1936 diametraal stond tegenover de idealen van de olympische beweging en die van De Coubertin. De Berlijnse Spelen waren gericht op het etaleren van de uniciteit en de superioriteit van het Arische ras en het uitsluiten van als inferieur beoordeelde bevolkingsgroepen. De olympisch idealen waren echter gebaseerd op alle mensen. Velthuis vat het olympisch gedachtengoed samen als:

  • door sportbeoefening de ontwikkeling bevorderen van morele en lichamelijke kwaliteiten; ƒ
  • de jeugd door sport opvoeden in een geest van verdraagzaamheid en vriendschap om te komen tot een betere en verdraagzamere wereld; ƒ
  • door het uitdragen van de olympische idealen te komen tot betere internationale verhoudingen; ƒ
  • de atleten van de wereld uitnodigen voor een vierjaarlijks sportfestijn: de moderne Olympische Spelen.

De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen
De onbekende historie van de moderne Olympische Spelen
Verder zegt Velthuis over De Coubertin:

‘De Britse oud-Olympisch atleet en historicus John Lucas noemt De Coubertin een “man van monumentale ambivalentie” en zijn publicaties “een martelend labyrint van inconsequenties”. Vooral omdat hij geen scheidslijn kon trekken tussen zijn twee levenswerken: de wereldwijde verbreiding van lichamelijke opvoeding en het vergroten van de draagwijdte van de Spelen. Hij hoopte dat de deelnemers aan de Spelen invloed zouden hebben op de gezondheid en fitheid van de massa. Lucas: “Door zijn geschriften beweegt De Coubertin zich tussen de zorg om een gelijk lichamelijk welzijn voor de massa en die voor ’s werelds beste atleten. Ik geloof dat De Coubertin zichzelf een enorme staat van grootheid onthield in zijn falen de Spelen te zien als een zeldzame verzameling van kampioenen – mannen en vrouwen – die bijzondere behandeling verdienden en eisen. Zijn al te standvastige gewoonte om dezelfde criteria, gedragsregels en filosofie toe te schrijven aan zowel Olympische atleten als aan recreatieve sportmensen, was de enige zwakheid van deze Olympische filosoof.” Toen de Baron in 1937 stierf werd zijn lijk overeenkomstig zijn wens gedeeld. Zijn lichaam werd begraven in Zwitserland, het land dat in tegenstelling tot Frankrijk zijn werk begrip en onderdak gaf. Zijn hart rust in het heiligdom van Olympia.’

De Coubertin overleed op 2 september 1937 op 74-jarige leeftijd in het Zwitserse Geneve. Hij zou berooid zijn gestorven, omdat hij volgens Mitchellhill het hele familiekapitaal aan zijn olympische beweging had gespendeerd. Zijn vrouw Marie Coubertin-Rothan overleed in 1963. Omdat hun kinderen om verschillende redenen eerder kinderloos stierven, was dit het einde van de De Coubertin dynastie.

~ Bram Brouwer

Boek: De onbekende historie van de Olympische Spelen
Lees ook: Posters voor de Olympische Zomerspelen
Meer artikelen over de Olympische Spelen

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×