Dark
Light

Praten als Brugman

Het leven van de monnik Johannes Brugman (ca.1400-1473)
6 minuten leestijd
Prediking van Jan Brugman, ets door Barent de Bakker naar een tekening van Hermanus Petrus Schouten (1782)
Prediking van Jan Brugman, ets door Barent de Bakker naar een tekening van Hermanus Petrus Schouten (1782)

De uitdrukking ‘praten als Brugman’ is in de Nederlandse taal beland door het optreden van de volksprediker en dichter Johannes Brugman (ca.1400-1473). Er wordt welbespraaktheid mee bedoeld: iemand kan overtuigend praten en weet anderen met zijn mooie verhalen te beïnvloeden. Zo’n persoon kan dan praten als Brugman. Tegelijk heeft deze uitdrukking een wat cynische connotatie: je kunt kletsen wat je wilt, maar je krijgt je zin echt niet…

Opleiding en bekering tot Observantisme

'Praten als Brugman'
‘Praten als Brugman’
Johannes Brugman kwam rond 1400 ter wereld in Kempen, een plaats nabij Keulen in de Rijnstreek. Hij was een plaats- en generatiegenoot van de bekende middeleeuwse theoloog Thomas à Kempis (ca.1380-1471, Thomas van Kempen), die ook in Kempen is geboren. Brugman volgde een theologische studie in Parijs en werd ‘minderbroeder’. Minderbroeders waren franciscanen die leefden volgens de orderegels van Franciscus van Assisi (ca.1182-1226).

Na zijn studie in Parijs kwam Johannes Brugman in contact met de observantie, een beweging die streefde naar de hervorming van franciscanenkloosters door een strengere naleving van christelijke regels en praktijken. Met name het armoede-ideaal stond hoog in het vaandel van deze observanten. Deze beweging ontstond in de vroege veertiende eeuw. In 1334 werd in Brugliano, Italië, een eerste kluizenaarskolonie van observanten opgericht. Het duurde daarna nog ruim een eeuw, tot 1439, voordat de observanten in Nederland te Gouda een eerste observantenklooster stichtten.

Na een lectoraat in St.-Omaars (ook wel St.-Omer genoemd) in Noord-Frankrijk, werd Brugman een spreekbuis van de jonge beweging van observanten in de Nederlanden. Brugmans naam komt voor het eerst in de bronnen voor in 1447, toen hij in een klooster in Mechelen verbleef en daar ook abt werd. In dit klooster kwam hij in aanraking met de beweging en leer van de observanten.

Over zijn bekering van minderbroeder tot observant, dichtte Brugman later:
 

Hadieu der werelt minnen,
Hadieu, tis al ghedaen!
Ic heb in minen sinnen
Wat niewes aen te gaen.
Ic wil gaen avonturen
Te gaen enen anderen ganc,
Al solt mi werden sure:
Och ewelijc is so lanc!

 

Rondreizen en ‘praten als Brugman’

Filips de Goede
Filips de Goede
Het hoogtepunt van Brugmans rondreizen vond plaats in de jaren 1452-1464, zo lezen we in de redactionele introductie op zijn Verspreide sermoenen uit 1948. Tijdens deze reizen preekte Brugman vol vuur en passie. Hieraan is de uitdrukking ‘praten als Brugman’ ontleend. Met name tijdens zijn verblijf in Amsterdam in 1462 ging Brugman flink tekeer. In die stad was Brugman werkzaam als kloosterhervormer, samen met Jelis Krabelijn, een afgevaardigde van de vorst Karel de Stoute (1433-1477, hij was een zoon van Filips de Goede (1396-1467) en kleinzoon van Filips de Stoute (1342-1402). Terwijl Brugman de observanten hielp een nieuw klooster te stichten, stuitte hij op hevige weerstand van de stedelijke geestelijkheid. Die vond dat Amsterdam wel genoeg kloosters had.

Vol energie bleef Brugman echter zijn standpunten verkondigen en sprak hij over de noodzaak van een observantenklooster. In een van zijn preken te Amsterdam, terwijl hij in de gaten gehouden werd door de Amsterdamse katholieke geestelijkheid, stak hij vol vuur een crucifix omhoog (de observanten hieven hierop hun armen) en riep hij vurig op tot bekering. Het Amsterdamse observantenklooster kwam uiteindelijk tot stand onder het bewind van landsheer Filips de Goede, ondanks het verzet van de katholieke geestelijkheid. Volgens de Amsterdamse bevolking had Brugman dit te danken aan zijn enthousiaste preken en kon hij ‘praten als Brugman’.

In het eeuwen later uitgebrachte boekje Verspreide Sermoenen (1948) schrijft redacteur A. van Dijk het volgende over de aard van Brugmans preken:

“Alomme drong hij aan op bekeering, krachtig bestrijdende de drie hoofdzonden zijner eeuw: de speelzucht, met name het dobbelspel, de ontwijding van Zondagen en heilige-dagen, en de wraakgierigheid der staatkundige partijen hier te lande.”

Gokzucht, zondagsontheiliging, burgeroorlogen (tussen Schieringers en Vetkopers) en steekpartijen op de kermis vormden terugkerende thema’s in de toespraken van Johannes Brugman. Ondanks zijn kritische boodschap was Brugman vrijwel overal welkom met zijn prediking (behalve in Amsterdam vanaf 1462, maar toch keerde Brugman daarheen terug). Brugmans preken sloegen bij het volk aan, omdat hij als observant niet naar rangen en standen keek. Iedereen was voor hem gelijk. Brugman preekte daarnaast zowel in kerken, kloosters als in het openbaar: in de open lucht of op dorps- en stadspleinen.

Hij kwam in alle (uit)hoeken van het tegenwoordige Nederland. In 1452 preekte Brugman in Groningen, in 1453 stichtte hij een klooster te Hamm in Westfalen, het jaar erna was hij gardiaan (kloosteroverste) in Sluis. In 1455 bezocht hij al prekende Bolsward (waar onenigheid was over het stadsrecht en Brugman bemiddelde om tot nieuwe formuleringen te komen), Zwolle, Kampen, Vollenhove, Deventer, Arnhem en Nijmegen. In 1456 Hamm en Middelburg, en in 1457 Münster en Kampen. In 1458 volgden nog ‘s-Gravenhage, Bocholt en Zutphen, daarna Arnhem (1459) en opnieuw Zutphen en Deventer (1460).

In Kampen preekte Brugman in 1455 vanaf het bordes van het stadhuis maar liefst vijf uur achter elkaar. Na afloop beloonde het stadsbestuur hem met tarwe en een partij zoete wijn. Ook in andere plaatsen kreeg Brugman na zijn godsdienstige speeches wijn cadeau. Naast ‘praten als Brugman’ zou ‘reizen als Brugman’ de observant niet hebben misstaan, want hij bleef maar reizen. In 1461 verbleef hij in Doetinchem en Kempen, in 1462 te Weert, Bergen-op-Zoom, Leiden en Amsterdam. Ook preekte hij nog in Schiedam, Haarlem en Harderwijk, maar het is niet precies bekend wanneer hij deze plaatsen aandeed.

Liduina's val in Johannes Brugman heiligenleven over Liduina
Liduina’s val in Johannes Brugmans heiligenleven over Liduina

Geschriften van Johannes Brugman

 
Johannes Brugman schreef diverse traktaten, geschriften, preken en ook religieuze liederen. Zijn eerste traktaat schreef hij tijdens zijn verblijf in een klooster in Mechelen: Speculum imperfectionis (‘Spiegel van de onvolkomenheid’, ca.1450), waarin hij bij zijn medebroeders aandrong op het belang van een soberder leven. Deze tekst raakte eind vijftiende, begin zestiende eeuw wijd verspreid in de Nederlanden. Een ander bekend werk van Brugman is zijn Devotus Tractatus, uit circa 1450-1455.

Er zijn daarnaast twee christelijke muziekstukken van Brugman bewaard gebleven: ‘Ic heb ghejaecht mijn leven lanc’ en ‘Mit vroechden laet ons singhen’.
 
Van 1456-1459 publiceerde hij een driedelig heiligenleven over Liduina van Schiedam, getiteld Vita almae virginis Lidwinae: Het leven van de heilige moeder Lidwinae.

In 1925 werden er twintig preken van Brugman teruggevonden, die na de Tweede Wereldoorlog (in 1949) zijn uitgegeven door P. Nootens. In 1948 verscheen een boekje van A. van Dijk met daarin diverse preken van Brugman: Verspreide Sermoenen.

Laatste levensjaren

Op het kapittel in Hamm in 1462 werd hij gekozen tot vicaris-provinciaal van de observanten in de provincie Keulen, waarbij hij zeggenschap kreeg over vijftien kloosters. Hierna werd hij echter ziek en verbleef in die tijd in Gorkum. In 1464 besloot Johannes Brugman vanwege zijn ziekte zijn ambt neer te leggen. In dat jaar preekte hij nog één keer in Kuilenburg (het tegenwoordige Culemborg), maar trok zich daarna terug.

Zijn laatste levensjaren bracht Brugman door in het klooster van de observanten in Nijmegen. Vermoedelijk in 1464 belandde hij daar als een oude en zieke man, die, aldus een beschrijving, last had van heftige ‘bevingen’. In 1473 overleed hij daar.

Brugman en de vroege Reformatie

Johannes Brugman, die kon praten als Brugman, past in het rijtje van vroege reformatoren c.q. moderne devoten als Geert Grote (1340-1384; van de Broeders des gemeenen levens uit Deventer), Florens Radewijns en Thomas à Kempis. Volgens Brugmans biograaf Willem Moll (1812-1879), die in 1874 het tweedelige Johannes Brugman en het godsdienstig leven onzer vaderen in de vijftiende eeuw: grootendeels volgens handschriften geschetst publiceerde, is de volgende duiding te vinden van Johannes Brugmans’ belang:

Voorzeker, als men regt heeft om een Geert Groote, Florens Radewijns, Thomas à Kempis en anderen als wegbereiders voor de Kerkhervorming der zestiende eeuw in ons vaderland te onderscheiden, dan mag men dezelfde eer aan onzen Brugman niet onthouden! Het reformatorische beginsel, dat zich in zijnen tijd het krachtigst vertoonde, – het beginsel namelijk dat de zedelijke vernieuwing der christenheid bovenal bedoelde – bezielde ook hem in hooge mate. Het liet zich gelden aan zijn eigen leven, toen hij zich ernstig afkeerde van de doolpaden zijner jongelingsjaren; het vervulde hem met een hoogen moed, daar hij de deerlijk verslapte tucht zijner monniken-orde herstelde, en van den kansel zijne vermaningen en bedreigingen tot overheden en volk richtte; het ademde in zijne schriften en liederen, waarin hij klaagde over den rampzaligen toestand van de kerk en hare geestelijken, en allen opwekte om Christus lief te hebben en afstand te doen van den dienst der wereld.” (deel II, p.247)

Connotatie van ‘praten als Brugman’

Zoals in de introductie al gesteld is, heeft de uitdrukking ‘praten als Brugman’ de connotatie dat je kunt zeuren en kletsen wat je wilt, maar je je zin toch niet krijgt. Dat blijkt al uit een rijmpje dat in 1680 verscheen:

Al kondt gij praten als Brugman
Om zielen aen te locken,
Mijn gelt, dat weet ick, niemant kan
Soo gauw uyt myne beurse kloppen…

 

Zie ook: Meer boeken over de Middeleeuwen
Boek: Praten als Brugman – Nico Lettinck

Bronnen

Boeken
-Vincent Robijn, Het recht van een vrije Friese stad: de stadsboeken van Bolsward (1455-1479) (Hilversum: Verloren, 2005) 99-105. Deze passage gaat over Brugmans bemiddeling in Bolsward.
-Johannes Antonius de Kok, Acht eeuwen minderbroeders in Nederland: een oriëntatie (Hilversum: Verloren, 2007) 77-79. Hier is het rijmpje uit 1680 te vinden.
-Anna Dlabačová, Literatuur en observantie. De Spieghel der volcomenheit van Hendrik Herp en de dynamiek van laatmiddeleeuwse tekstverspreiding (Hilversum: Verloren, 2014) 43-44. Over Brugmans boek De spiegel der onvolkomenheid als reactie op Herps boek.

Internet
-Secundaire en primaire bronnen over Johannes Brugman: http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=brug013
-Website Onze Taal: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/praten-als-brugman

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken. Meer informatie

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×