Dark
Light

Provo pleitte in 1965 voor elektrische fiets

‘Asfaltterreur’
Auteur:
9 minuten leestijd
Asfalt - cc
Asfalt - cc

‘Asfaltterreur’ is een fraaie term uit Provokringen. De term werd voor het eerst gebezigd door ‘antirookmagiër’ Robert Jasper Grootveld midden jaren 1960. In dit decennium groeide het verzet tegen de snelle opmars van auto’s. De luchtvervuiling die de bolides veroorzaakten, maar ook de aanleg van veel snelwegen en het grote aantal verkeersdoden stuitte de rebellerende jonge generatie tegen de borst. Er moesten maar witte fietsen komen, misschien wel elektrisch fietsen. In dit artikel kijken we naar de introductie van het Wittefietsenplan op 28 juli 1965, vooral door de ogen van Provo Roel van Duijn, die in 1985 een gedetailleerd egodocument over Provo publiceerde. We citeren hem daarom regelmatig.

 De elektrische fiets van Bolton, gepatenteerd eind 1897. Bron: electricscooters.co.za
De elektrische fiets van Bolton, gepatenteerd eind 1897. Bron: electricscooters.co.za
De eerste ideeën omtrent een ‘elektrische fiets’ waren overigens al een stuk ouder. Een van de eersten die zo’n fiets ontwikkelde was de Amerikaan Ogden Bolten jr., die in 1895 de eerste ontwerpen van zo’n fiets maakte en in december 1897 een patent verkreeg op een fiets die met een batterij werd aangedreven.

Maar dat terzijde. In Nederland was in de jaren 1950 en 1960 alle reden om te pleiten voor meer fietsen en minder auto’s. Op het Haarlemmerplein in Amsterdam ging in de jaren 1950 de vlag halfstok als er een dodelijk verkeersslachtoffer viel. In 1957 gebeurde dat in Amsterdam maar liefst 94 keer, zodat de vlag dus gemiddeld om de vier dagen halfstok hing. In 1956 vielen in Nederland circa 1600 dodelijke slachtoffers in het verkeer; ter vergelijking: in 2013 betrof het 570 personen. Het ’topjaar’ qua verkeersdoden was 1972, toen liefst 3460 Nederlanders de dood vonden terwijl ze onderweg waren.

Tegen ‘asfaltterreur’ en ‘auto-autoriteit’

In Amsterdam was de Provojeugd er midden jaren 1960 helemaal klaar mee. Op 28 juli 1965 introduceerden Luud Schimmelpenninck (de bedenker), Roel van Duijn, Robert Jasper Grootveld, Thom Jaspers en anderen bij Het Lieverdje op het Spui het ‘Wittefietsenplan’. Het idee: witgeschilderde fietsen moesten de auto’s in de stad gaan vervangen. De fietsen hadden geen slot en mochten door passanten vrij worden gebruikt onder voorwaarde dat de fiets weer teruggeplaatst werd.

In het blaadje Provokatie (nr.5) lichtte Provo het plan als volgt toe:

“Amsterdammers! De asfaltterreur van de gemotoriseerde bourgeoisie heeft lang genoeg geduurd. Dagelyks worden mensenoffers gebracht voor de nieuwste autoriteit waaraan het klootjesvolk zich heeft: de auto-autoriteit. De verstikkende koolmonoxide is zijn wierook, zijn beeltenis verpest in duizendvoud grachten en straten. Provo’s fietsenplan brengt bevryding van het auto-monster. (…) De witte fiets is een provokatie van het kapitalisties privé-bezit; want de witte fiets is anarchisties. (…) De witte fiets simboliseert eenvoud en hygiene tegenover de protserigheid en vuiligheid van de autoritaire auto. Immers een fiets is iets, maar byna niets!”

‘Magiese twaalf slagen’

Provokatie nr.5: het Wittefietsenplan. Bron: people.umass.edu
Provokatie nr.5: het Wittefietsenplan. Bron: people.umass.edu
Het festijn begon de avond ervoor, toen Provo’s het blad Provokatie her en der aanplakten. De politie arresteerde hierbij de Provo’s Cor Stoop en Dick Rosenboom. De beer ging de dag erop pas echt los tijdens de vieringen bij Het Lieverdje. In het egodocument Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967, beschrijft Roel van Duijn de taferelen die zich op 28 juli 1965 op Het Spui afspeelden. Het is vermakelijke lectuur, daarom citeer ik uitvoerig:

“Ik groet de veilig-verkeersmagiër Thom Jaspers uit Rotterdam, die me een stukje aan hem gewijde plaatselijke publicity laat zien. Zelf heb ik een vatekwast en een potje witte verf bij me. Er is afgesproken dat er van nu af elke zaterdagavond fietsen wit geschilderd zullen worden. Er staan er al een paar tegen de sokkel van het Lieverdje klaar. De mensen mompelen en wijzen elkaar met veelbetekenende blikken de stillen aan. Als de minuten voorbijgaan na de magiese twaalf slagen van de kerktoren beseft niemand dat de zwijgende spanning van het wachten op een zogenaamde happening (wat is dat?) er al een onderdeel van is. De happening is al begonnen voordat hij begint.”

‘De boer zaait hennep’

Van Duijn vervolgt:

“Jasper komt maar niet. Waar blijft hij? Onmogelijk dat hij het vergeten is. Hij denkt de hele week aan niets anders. Elke dag is hij bezig met nieuwe kostuums, nieuwe ideeën en praten, praten over het beeld waar het om gaat. Misschien is hij te stoned? Damrakkertjes breken de spanning door ‘imaazje, imaáázje’ te roepen, met uitgestrekte armen voor het Lieverdje. Maarten Visser, die al eens eerder zijn mooie keurige zondagse pak met een literfles yoghurt en eieren besmeurd heeft bij een happening omdat hij wegens lang haar ontslagen was en toen Eieren Voor Zijn Geld Koos, schreeuwt: ‘Wat zaait de boer?’ De anderen antwoorden volgens het gepaste ritueel: ‘De boer zaait hennep’ en: ‘Een tevreden roker is geen onruststoker.’ Ze herhalen dat meerdere malen. Ook de andere leuzen van Jasper worden aangeheven, evenals de publicity-song. Maar de ekstaze van anders ontbreekt. De afwezigheid van de voorganger die geloof en inspiratie schenkt is daaraan schuldig. Het mag nauwelijks baten dat Thom Jaspers zijn veilig-verkeerssong ten gehore brengt en men in koor ‘Bram bram bram…’ hoest. (…) De damrakkertjes leggen een stapel kranten om het Lieverdje om het rituele vuur te ontsteken. Ze leggen er zelfs een fles benzine bij. Een van hen houdt er een lucifer bij. Terwijl we wegstuiven slaat de steekvlam met een knal omhoog. Het Lieverdje kijkt vanuit de hoge vlammen vriendelijk over het Spui. ‘Imaazje, imaazje,’ roept de menigte hem toe. Onbegrijpelijk voor de vele toeristen, die het verhaal van Jasper en het beeld wat hij voor ons voorgetoverd heeft niet kennen. Dikbuikig fotograferen ze de hysteriese jongelui die zij zien.”

Fiets schilderen met tandenborstel

Van Duijn besluit dat het tijd is voor aksie:

“Ik pak een van de fietsen en begin die, voor café Hoppe, wit te verven. Een onbekende jongen geef ik een tandenborstel om te helpen. Dan gebeurt er iets wat in de geschiedenis van het Lieverdje nieuw is. Met gierende remmen om indruk te maken op het publiek stopt een wit volkswagentje van de politie. Witte auto’s van het gezag tegenover witte fietsen van de (vanavond geen fraze!) anonieme menigte van subversieve elementen. De vier agenten springen er manhaftig uit en schreeuwen dat iedereen wegwezen moet.

Sommige jongens deinzen inderdaad een paar meter terug. De agenten bezetten het opstapje rond het Lieverdje en vormen nu het duidelijk impopulaire middelpunt van een magiese sirkel van honderden provoos, toeristen en een groeiende hoeveelheid klootjesvolk dat relbelust toestroomt. De agenten komen op me af. Ik bedenk me dat ik me op de rijweg bevind, nog wel om een fiets wit te schilderen.

‘Meneer, gaat u daar weg!’ ‘Waarom?’ vraag ik onnozel, want die vraag heeft bij de politie meestal een vermakelijk vertoon van uiterlijke macht ten gevolge. Het antwoord is een plotselinge zwieper met een gummiknuppel op m’n hand. De verf spat op het wegdek. Carla trekt me zenuwachtig op de stoep. Olaf Stoop zegt me daar grijnzend dat het té gek, té gek is. Hij loopt de hele magiese sirkel rond, steeds dezelfde mededeling herhalend. Om z’n woorden kracht bij te zetten klapt hij erbij in z’n handen. Iedereen joelt of schreeuwt.”

Op auto’s springen

Provo Wittefietsenplan,. Bron: dbnl.org
Provo Wittefietsenplan,. Bron: dbnl.org
Van Duijn, duidelijk geamuseerd, schrijft verder:

“De agenten weten het nu ook niet meer en doen het enige wat ze nog kunnen: ze stappen in hun auto en verdwijnen. Later horen we dat Hoppe hen gebeld heeft. (…) De inmiddels verzamelde menigte blokkeert de Spuistraat. De Heilige Koeien beginnen irriterend te loeien. De anti-autopropaganda, die we juist gevoerd hebben, wordt nu in daden omgezet. ‘Tuut tuut tuut, weer een lijk,’ roepen de provoos. Olaf springt op een auto, loopt er overheen en springt op de volgende. Hij doet dat trouwens altijd als op de stoep geparkeerde auto’s hem in de weg staan. Andere jongens tillen een auto een stukje van de grond en schommelen hem heen en weer. De passagiers kijken angstig maar durven zich niet te verzetten. De anti-autostemming is opgevoerd. Het is een gewoon verschijnsel. Altijd als er een of andere manifestatie op straat plaatsvindt en het verkeer z’n vermeende rechten op tracht te eisen richt een deel van de agitatie zich tegen de auto’s. Op 14 juni 1966 zag ik gespierde bouwvakkers een auto met een zenuwachtige automobiliste die op het Damrak probeerde te rijden, zelfs jonassen.”

‘Plietsie, waar is m’n witte fietsie?’

De voormalige Provo vervolgt:

“Woensdagmiddag 28 juli werden de eerste witte fietsen bij het Lieverdje aangeboden aan publiek en pers. Terwijl Robert Jasper met bezwerende stem en ratel de ‘asfaltterreur van het gemotoriseerde klootjesvolk’ hekelde en Thom Jaspers een pamflet uitdeelde met zijn ‘beschuldiging van moord aan alle automobilisten’ verfden wij provoos zwarte fietsen wit. Rechercheurs stonden misprijzend te kijken maar grepen niet in. Commissaris Landman van het buro Lieverdje verklaarde desgevraagd aan een verslaggever van Het Parool: ‘Ik laat ze maar, ze willen dat we ingrijpen. Maar zolang het verkeer geen hinder ondervindt lijkt het me beter niet op deze provokatie in te gaan. Het is toch zonde dat er zoveel manuren verloren gaan.’

Maar de kommissaris hield zich niet aan z’n belofte. Spoedig merkten we dat de politie door de hele stad de moeizaam wit geschilderde fietsen in beslag nam en ze zodoende aan de Amsterdamse gemeenschap onttrok. Als reden gaf de politie op dat de fietsen door het feit dat ze niet op slot stonden ‘uitnodigden tot diefstal’, wat bij de wet verboden is. Dus stal de politie ze maar (‘…plietsie, waar is m’n witte fietsie?’ vroegen de provoos bij het Lieverdje). Op dit moment moeten er in de opslagplaats van de politie zo’n vijftig witte fietsen staan. Later wreekte een provo zich door een politiefiets van een buro te jatten en hem wit te verven.

Natuurlijk heeft het Witte Fietsenplan het verkeer niet gehinderd; het beoogt immers juist de verkeersproblemen in de binnenstad op te lossen. En wat het verloren gaan van al die manuren betreft: de kommissaris gaf zelf het goede voorbeeld door de nu volgende zaterdagavonden telkens tientallen agenten urenlang voor het Lieverdje te laten posten om te voorkomen dat provoos daar bloemen zouden leggen!

Mislukt plan

Het Wittefietsenplan mislukte uiteindelijk, hoewel meerdere instanties de ideeën – Provo opperde het idee van een elektrische fiets – toejuichten. Dat had te maken met het feit dat de fietsen massaal gestolen werden, maar ook de fietsenindustrie toonde weinig tot geen interesse. Van Duijn:

“De techniese en theoretiese rechtvaardiging van het Witte Fietsenplan werd door Luud Schimmelpenninck in Provo nr. 2 (17 augustus 1965) gegeven.

‘Wij stellen voor dat de gemeente 20 000 witte fietsen aankoopt per jaar (kosten één miljoen) ter uitbreiding van het openbaar vervoer, want deze Witte Fietsen zouden van iedereen en van niemand moeten zijn. Binnen enige jaren zou het verkeersprobleem in het centrum van de stad op deze wijze opgelost zijn. Het semi-openbaar vervoer d.m.v. taxi’s binnen de stad zal moeten worden voorzien van elektries aangedreven motoren met een maximum van 40 km.’

Het Witte Fietsenplan werd in bijna de hele pers gunstig ontvangen (met de vanzelfsprekende uitzonderingen) en eigenlijk was de voornaamste belemmering voor de verwezenlijking ervan het feit dat het door de vieze vuile provoos gelanceerd werd. Ook de Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling van Amsterdam was enthousiast. Zij berekenden dat de aanschaf van 2000 fietsen (kosten een ton) al een hele verlichting van het verkeersprobleem in de binnenstad zou brengen.

Tevergeefs trachtten wij grote fietsenfabrieken voor het plan te interesseren. Zelf probeert Luud nu een nieuwe, goedkopere fiets uit te vinden die we zelf op grote schaal als witte fiets in omloop kunnen brengen. Als konsessie aan de wet zal er een slot op zitten met een zeer populair sleuteltje, dat we en masse zullen uitdelen, zodat Amsterdam één grote witte sleutelklub wordt. De tijd zit ons mee (wat niet toevallig is omdat wij de tijd meezitten); het sluiten van delen van de binnenstad zoals in Haarlem, Den Haag, Rome en New York is een tendens die ook voor Amsterdam onvermijdelijk zal blijken.”

Masterplan Fiets

Witte fietsen in Nationaal Park de Hoge Veluwe - cc
Witte fietsen in Nationaal Park de Hoge Veluwe – cc
Het duurde lang voordat de roep van de Provo’s om de fiets voorrang te geven boven de auto, echt gehoord en ingewilligd werd. Dat gebeurde in stapjes.

In 1975 werd het systeem van de witte fietsen met succes ingevoerd op de Hoge Veluwe. Deze implementatie verliep succesvol omdat het risico op diefstal te verwaarlozen was. (Nationaal Park) de Hoge Veluwe was een afgesloten terrein. Verder maakte men niet gebruik van standaardfietsen wat de herkenning van de fietsen gemakkelijker maakt. Tot op heden is dit systeem op de Hoge Veluwe nog altijd in werking en kan het dus beschouwd worden als het eerste geslaagde publieke fietsverhuursysteem.

De terugdringing van ‘asfaltterreur’ verliep iets trager. In 1983 voerde de overheid voor het eerst een 30-kilometerzone in de bebouwde kom in, met drempels erbij.

In 1991 lanceerde Hanja May-Weggen, minister van Verkeer en Waterstaat en dochter van een fietsenhandelaar, het Masterplan Fiets in. Gemeenten konden aanspraak maken op allerlei subsidies als ze investeerden in fietsvoorzieningen, zoals fietspaden, fietsroutes en fietstunnels. Het plan slaagde glansrijk, want het aantal fietspaden in Nederlanden steeg gigantisch van 9300 kilometer in 1978 tot 32.000 in 2013. De ‘asfaltterreur’, zo die nog bestond, betrof nu vooral de vele fietspaden.

Boek: Provo! Mediafenomeen 1965-1966

Al 40 jaar met een witte fiets over de Hoge Veluwe

Bronnen

– Annegreet van Bergen, Gouden jaren. Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd (21e druk; 2015 [2014]) 147-159.
– Roel van Duijn (en Cor Jaring), Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967 (1985) 43-46. Zie online: http://www.dbnl.org/tekst/duyn002prov01_01/
– Han van der Horst, 1950-2000. De mooiste jaren van Nederland (2013).
– Niek Pas, Provo! Mediafenomeen 1965-1966 (2015)

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×