Dark
Light

Slag om Arnhem, een (on)bewuste geschiedvervalsing

Auteur:
11 minuten leestijd
Driel. Opgeblazen spoorbrug. 1944
Driel. Opgeblazen spoorbrug. 1944

Over een ‘slag om Arnhem’ in september 1944 is veel geschreven, vooral door niet-historici en militaire historici. Britse en Nederlandse auteurs, vooral militairen en journalisten, schreven meestal over Battle of Arnhem of Battle at Arnhem (strijd bij of in Arnhem). Nederlanders hebben dit abusievelijk vertaald naar ‘Slag om Arnhem’ (Battle for Arnhem).

A Bridge Too Far - Cornelius Ryan
A Bridge Too Far – Cornelius Ryan
Algemeen bekend zijn Cornelius Ryans boek A Bridge Too Far (1974) en de daarop gebaseerde film met dezelfde titel van Richard Attenborough (1977). Kenmerkend daarin was het hoge gehalte popularisering en mythevorming. Zij brachten het Britse gemythologiseerde verhaal over de geallieerde operatie Market Garden, vooral een ‘slag om Arnhem’, bij het grote publiek. Sindsdien is dat helaas in het publieke bewustzijn gebleven.

Verantwoordelijk voor het gemythologiseerde verhaal over een ‘slag om Arnhem’ zijn ook vertalers van Engelstalige werken over luchtlandingsoperatie Market ten noorden van de Neder-Rijn; auteurs met de beperkte Brits-Nederlandse visie op deze operatie; ‘slagveld’gidsen; Airborne Museum ‘Hartenstein’; regionale pers (Arnhemse Courant/Gelders Dagblad, De Gelderlander); omroep Gelderland; Stichting Liberation Route Europe; Stichting Airborne Feelings en de gemeenten Arnhem en Renkum. Zij spreken ook vaak over Engeland en Engelsen in plaats van Verenigd Koninkrijk en Britten.

Vooral over luchtlandingsoperatie Market ten noorden van de Neder-Rijn ontstond weldra een gemythologiseerde ‘slag om Arnhem’. De wijdverbreide vervalsing in de voorstelling van die operatie wordt vooral in Arnhem en Oosterbeek in stand gehouden. Arnhem wist al gauw de gemythologiseerde ‘slag om Arnhem’ te cultiveren voor (inter)nationaal gebruik, vooral voor economische doeleinden. Man-tegen-man-, huis-aan-huis- en straatgevechten bij het Sint Elisabeths Gasthuis en Onderlangs kregen in het gemythologiseerde verhaal de status van ‘slag om de stad’. In werkelijkheid probeerden luchtlandingstroepen op weg naar de troepen van Frost bij de noordelijke toerit tot de verkeersbrug door Duitse afweerschermen te breken. Het verdedigen van posities in gebouwen aan weerszijden van de noordelijke brugoprit werd ook bestempeld als ‘slag’: ‘slag om de brug’ of ‘slag om Arnhem’. De mythen ‘slag om Arnhem’; ‘(heroïsche) slag om de Rijnbrug’; en ‘dé brug waarom het in september 1944 allemaal draaide’ zijn voorbeelden van deze geschiedvervalsing. Tot een slag om de stad of brug met een zwaarbewapende tegenstander waren lichtbewapende luchtlandingstroepen overigens niet in staat. Arnhem beschouwt die brug ten onrechte als een icoon van de stad. Chris Matser, burgemeester van Arnhem van 1945/1946 tot 1969, verheerlijkte de ‘gedenkwaardige roemrijke slag om Arnhem’ en ‘de heroïsche strijd om de Rijnbrug’. De huidige burgemeester van Arnhem rept ook vaak over de John Frostbrug als icoon van de stad. Kennelijk realiseert ook hij zich niet dat de strijd plaatsvond bij de noordelijke brugoprit.

Doelen van operatie Market Garden in de gemythologiseerde ‘slag om Arnhem’ zijn de Neder-Rijn; de Rijnbrug (gezien als dé prijs); Arnhem; bevrijding van Nederland; een Britse opmars om de Siegfriedlinie heen naar Duitsland; verovering van het Ruhrgebied en Berlijn en beëindiging van de oorlog in december 1944. Deze omschrijvingen betreffen echter de door de Britse veldmaarschalk Montgomery gewenste aanvalsrichting; geen doelen van één operatie.

Mythen zijn ook: operatie Market Garden was een bevrijdingsoperatie die vastliep op de Neder-Rijn of de Rijnbrug; een geallieerde opmarsroute (Corridor) van Eindhoven naar de Rijn; ‘sprong naar de Rijn’, ‘bruggen naar Arnhem’; ‘race naar de Rijnbrug’ en ‘weg naar Arnhem’. De door luchtlandingstroepen beschermde Corridor liep echter tot de Waal. De voorgenomen landing van een Britse brigade in Elst was 14 september 1944 geschrapt door een tekort aan vliegtuigen. De weg van Nijmegen door de Over-Betuwe naar Arnhem was dus onbeschermd.

Mythen zijn verder: ‘slag om Arnhem’ als een synoniem van operatie Market Garden of van ‘slag om de brug’; duur van deze slag of operatie van 17 tot 26 september 1944; ‘slagvelden’; landing van de 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutisten Brigade tijdens de ‘slag om Arnhem’; Poolse luchtlandingstroepen streden in Arnhem om de brug; bijdrage van deze Polen aan operatie Market Garden; de belangrijke bijdrage van de Polen aan de terugtocht van mobiele overlevenden van de Britse Luchtlandingsdivisie; mislukking van operatie Market Garden omdat ‘Britten de Rijnbrug bij Arnhem niet konden behouden en het te lang duurde voordat grondtroepen bij de brug aankwamen’; en Arnhem, de Neder-Rijn en de verkeersbrug bestempelen als ‘een brug te ver’. De brug was immers niet veroverd door de Britse luchtlandingstroepen en geen doel van grondtroepen. De Rijnbrug bij Arnhem aanduiden als epicentrum van de strijd is ook onjuist. Deze aanduiding miskent bovendien de strijd bij de Dreijenseweg en het Sint Elisabeths Gasthuis. De lichtbewapende Britten bij de noordelijke brugoprit moesten zich verdedigen tegen een overmacht van Duitse troepen met zware wapens.

Airborne Museum ‘Hartenstein’ in Oosterbeek zegt het ‘hele verhaal’ te vertellen over de luchtlandingen; ‘slag om Arnhem’ van 17 tot 26 september 1944; ‘slag om de Rijnbrug’; het bruggenhoofd rond Hartenstein; hotel Hartenstein als het Britse hoofdkwartier tijdens de slag en de Rijnbrug als belangrijkste doel en epicentrum van die slag. Het spreekt over de brug alsof de Britten de hele brugoverspanning in bezit hadden en niet slechts de noordelijke toegang onder vuur konden houden. Het informatiecentrum ‘Slag om Arnhem’ bij de Rijnbrug beweert zelfs dat de Rijnbrug het einddoel van operatie Market Garden was. Het verhaal van het Airborne Museum bevat meer mythen: ‘verwoestende slag om Arnhem’; alle luchtlandingstroepen moesten naar de verkeersbrug en die brug bleek een ‘brug te ver’; zonder aan te geven waaruit en voor wie dat bleek. Het museum vertelt het gemythologiseerde verhaal. Bezoekers kunnen bij de Airborne Experience de gemythologiseerde ‘slag om Arnhem’ beleven.

Werkelijke doelen van operatie Market Garden

‘… Om Arnhem’ verwijst naar een aanvalsdoel. Arnhem was echter geen doel van operatie Market Garden of de bij Wolfheze en op de Ginkelse Heide gelande Britten. Het strategische operatiedoel was vorming van een bruggenhoofd tussen de Neder-Rijn en het IJsselmeer met het front naar het oosten. Het moest diepe uitlopers of bruggenhoofden hebben over de IJssel bij Zwolle, Deventer, Zutphen en eventueel Doesburg. Het totale bruggenhoofd moest als uitvalsbasis kunnen dienen voor een opmars ten noorden van Siegfriedlinie naar de Noordduitse laagvlakte en het Ruhrgebied. Tactische doelen waren het afsnijden van de Duitse troepen en hun lanceerbases voor V2-raketten in het westen van Nederland.

Luchtlandingstroepen (luchtlandingsoperatie Market) moesten de opmarsroute en bruggen over rivieren en kanalen tot en met de Waal bij Nijmegen veiligstellen als tapijt voor het grondleger (grondoperatie Garden). Tot die luchtlandingstroepen behoorden parachutisten en zweefvliegeenheden. De tactische doelen van luchtlandingsoperatie Market waren dus middelen voor het bereiken van het doel van grondoperatie Garden.

Doelen van de 1ste Britse Luchtlandingsdivisie

Plan van operatie Market Garden.
Plan van operatie Market Garden
Het einddoel van de 1ste Britse Luchtlandingsdivisie was vorming van een bruggenhoofd aan weerszijden van de Neder-Rijn tussen de Westerbouwing en Westervoort. Daarin opgenomen moest zijn ten minste een van de drie bruggen over de rivier bij Arnhem: de spoorbrug in Driel, de schipbrug en de verkeersbrug. Dat bruggenhoofd moest dienen als opstelplaats voor het Britse Tweede Leger onder luitenant-generaal Miles Dempsey. Het Drielse veer hadden de Britten over het hoofd gezien.

Divisieplan

Het divisieplan beoogde de opbouw van het bruggenhoofd van zuid naar noord met als basis ten minste een van de drie bruggen. Daarom trokken de drie parachutistenbataljons van de 1ste Parachutistenbrigade 17 september 1944 over drie vrijwel evenwijdige opmarsroutes van de afwerpterreinen naar het oosten. Het 2de bataljon onder luitenant-kolonel J. Frost moest de zuidelijke Lionroute (Benedendorpsweg) volgen. Het moest de toegangen naar de drie bruggen veroveren en de toegangswegen uit het westen en noordwesten bewaken. Het 3de bataljon onder luitenant-kolonel J. Fitch volgde de middelste Tijgerroute (Utrechtseweg). Het moest het 2de bataljon aan de noord- en noordoostelijke zijde afschermen, vooral bij het veroveren en veiligstellen van de schip- en/of de verkeersbrug. Het 1ste bataljon onder luitenant-kolonel D. Dobie moest optrekken over de noordelijke Leopardroute (Amsterdamseweg). Doelen waren bescherming van de linkerflank van het 3de bataljon; bezetting van hoge gronden ten noorden van Arnhem en afsluiting van de toegangswegen uit Ede, Apeldoorn en Zutphen.

De 4de Parachutistenbrigade onder brigadier J. Hackett moest de volgende dag ook de noordelijke route volgen. Ze moest de noordelijke en oostelijke delen van het bruggenhoofd bezetten en bij de Apeldoornseweg contact maken met het 1ste bataljon. De 1st Airlanding Brigade onder brigadier Ph. Hicks moest die dag naar het oosten oprukken ter bescherming van de westelijke sector van het gevormde bruggenhoofd. De divisie kon in dit onbeholpen plan niet als één formatie met reservetroepen worden ingezet en in haar geheel strijden. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutisten Brigade zou 19 september ten zuiden van de verkeersbrug landen ten oosten van Elden. Doel van deze brigade was het overnemen en verdedigen van de zuidoostelijke sector van het inmiddels gevormde bruggenhoofd.

Drielse veer
Drielse veer
Arnhem. Schipbrug
Arnhem. Schipbrug
Arnhem. Rijnbrug. 1939
Arnhem. Rijnbrug. 1939
Door 1ste Britse Luchtlandingsdivisie te vestigen bruggenhoofd
Door 1ste Britse Luchtlandingsdivisie te vestigen bruggenhoofd

Uitvoering

Ruim zevenhonderd Britten wisten gebouwen aan weerszijden van de noordelijke brugoprit te bereiken. Vanuit defensieve posities hielden ze de oprit onder vuur. Verovering van de noordelijke en zuidelijke brugtoegangen en de brugoverspanning bleek onmogelijk. Die overspanning is het bruggedeelte dat niet rust op de oever, maar tussen twee brugpijlers. Ze hadden hun doel dus niet bereikt. De brugoverspanning bij Arnhem speelde dan ook geen rol tijdens operatie Market Garden. Van een ‘slag om de brug’ kon geen sprake zijn. Duitse troepen vielen de volgende dagen aan met zware wapens en schoten gebouwen in puin. Donderdagmorgen 21 september was het Britse verzet bij de brugoprit gebroken.

De Britse Luchtlandingsdivisie was al binnen een dag uit elkaar gevallen in onafhankelijk van elkaar opererende troepen zonder goede verbindingen. De divisiestaf verloor al snel de controle over de troepen en het divisieplan viel al in de nacht naar 18 september in duigen. Het 3de bataljon met in zijn gelederen divisiecommandant generaal-majoor Urquhart en brigadier Lathbury rustte die nacht in Oosterbeek en kon dus het 2de bataljon niet afschermen. Het 1ste bataljon ontving een bericht van Frost bij de brug met het verzoek om hulp. Dobie besloot in afwijking van zijn opdracht naar de omgeving van de brug te trekken om Frost te helpen. Maandag 18 september probeerden beide bataljons de troepen van Frost te bereiken. Ze kregen die dag versterking van een bataljon zweefvliegeenheden van de Airlanding Brigade en een parachutistenbataljon van de 4de Parachutistenbrigade. Het 10de en 156ste bataljon van de 4de Parachutistenbrigade moesten de oorspronkelijke doelen proberen te bereiken. Zij stuitten op de Duitse versperringslinie langs en op de Dreijenseweg ten noorden van Oosterbeek en moesten de volgende dag terugtrekken. Die dag keerde ook de onbekwame Urquhart terug naar zijn hoofdkwartier. Hij was negenendertig uur gescheiden geweest van zijn troepen. De andere vier bataljons liepen vast op het Duitse afweerscherm bij het Sint Elisabeths Gasthuis en Onderlangs en moesten ook terug. De Duitse eenheden moesten de luchtlandingstroepen tegenhouden, terugdringen en vernietigen. De Duitse versperringslinies bestempelen als verdedigingslinies is een mythe. Arnhem was immers geen aanvalsdoel en hoefde dus niet verdedigd te worden.

Britse opmarsroutes naar het oosten
Britse opmarsroutes naar het oosten

Mislukking

Luchtlandingstroepen waren niet in staat tot het leveren van een ‘slag’ bij de Dreijenseweg of het Sint Elisabeths Gasthuis. Lichtbewapende luchtlandingstroepen zonder lucht- en artilleriesteun, voertuigen, antitankwapens en zware wapens zijn immers geen partij voor een zwaarbewapende tegenstander met steun van artillerie, vliegtuigen, (pantser)voertuigen en zware wapens. Parachutisten en zweefvliegeenheden moesten zich beperken tot man-tegen-man-, straat- en huis-aan-huisgevechten, vooral op de Utrechtseweg en Onderlangs. Juist omdat ze geen slag konden leveren, vielen er veel slachtoffers en moesten ze dinsdag 19 september terugtrekken naar gebied rond Hartenstein in Oosterbeek.

Luchtlandingsoperatie Market ten noorden van de Neder-Rijn was die dag en niet 26 september al volledig mislukt. Tijdens de defensieve nasleep van die operatie van 19 tot 26 september was Hartenstein ook Brits hoofdkwartier. Voor een bruggenhoofd was het divisiegebied rond Hartenstein niet geschikt. Het was te klein en beschikte niet over de Westerbouwing en een oeververbinding.

Oosterbeek. Hotel Hartenstein. 1989
Oosterbeek. Hotel Hartenstein. 1989

Brug te ver

Voor de Britse luchtlandingstroepen was het te vormen bruggenhoofd tussen de Westerbouwing en Westervoort een brug te ver. Voor het Britse Tweede Leger was het te vestigen bruggenhoofd ten noorden van de Neder-Rijn een brug te ver. De ‘slag om de Rijnbrug’ was dan ook niet 21 september ten zuiden van Elst verloren, zoals Britten beweren. Grondoperatie Garden eindigde niet bij deze brug, maar mislukte donderdag 21 september ten zuiden van Elst. Irish Guards van de Garde Pantserdivisie waren vastgelopen op een Duitse versperringslinie tussen Oosterhout en Ressen. Ze moesten alsnog een bruggenhoofd op de Veluwe vestigen, hetzij via Arnhem, hetzij via gebied ten westen van Driel. De ’s middags volledig mislukte operatie Market Garden was voor Montgomery een ‘brug te ver’.

Driel. Opgeblazen spoorbrug. 1944
Driel. Opgeblazen spoorbrug. 1944

Operatie Gatwick

Reeds 22 september 1944 stemde opperbevelhebber Eisenhower tijdens de geallieerde conferentie van Versailles in met de door Montgomery gepresenteerde Brits-Amerikaanse vervolgoperatie Gatwick. Doelen waren vestiging van bruggenhoofden over de Rijn bij Wesel en Keulen. Deze aanvalsrichting door het Rijnland had sinds begin september de voorkeur van Dempsey. Montgomery moest de startdatum 10 oktober met een maand uitstellen en eind oktober operatie Gatwick afgelasten. De strijd om de Schelde had prioriteit en het Eerste Amerikaanse Leger was nog niet gereed voor een offensief door het Rijnland. Vervolgoperatie Valediction die 7 december 1944 werd gewijzigd in operatie Veritable zou 8 februari 1945 beginnen. Het geallieerde Over-Betuwse bruggenhoofd tussen Waal en Neder-Rijn was ook voor een operatie door het Rijnland van strategisch belang.

Evacuatie

Plan van operatie Gatwick
Plan van operatie Gatwick
Een causaal verband tussen de 21 september mislukte operatie Market Garden en de gedwongen evacuatie van Arnhem van 23 tot 25 september is ook een mythe. Er was geen ‘evacuatie door de Slag om Arnhem’. Evacuaties vinden niet plaats na afloop van een strijd, maar bij een dreiging voor de burgerbevolking. Die kan bestaan uit artillerie- en mortierbeschietingen, inundatie, bombardementen of een grondoffensief. Inwoners van de westelijke wijken van Arnhem waren van 17 tot 19 september ‘vrijwillig’ geëvacueerd. Zij waren gevlucht voor het oorlogsgeweld van de 19 september ten westen van Arnhem mislukte luchtlandingsoperatie Market. Voorbereidingen voor operatie Gatwick waren ten zuiden van de Waal 23 september in volle gang. Duitsers hadden die activiteiten natuurlijk waargenomen. Er was dus wel een causaal verband tussen operatie Gatwick en gedwongen evacuaties. Generalfeldmarschall Walter Model gelastte 23 september de evacuatie van Arnhem van zuid naar noord in drie fasen: 23, 24 en 25 september. De stad was ‘vorderstes Kampfgebiet’.

De burgerbevolking van Arnhem en Elden moest 25 september om 20.00 uur om militaire redenen verdwenen zijn. Aanbevolen evacuatierichtingen waren Apeldoorn en Ede. Er waren twee redenen voor het bevel tot gedwongen evacuatie. Model vreesde een geallieerd grondoffensief uit het Over-Betuwse bruggenhoofd naar het Ruhrgebied. Redenen voor die vrees waren de luchtlandingen op 23 september bij Overasselt en de die dag begonnen strijd om Elst en Bemmel (tot en met 25 september). Bovendien kon Britse zware artillerie bij Nijmegen de omgeving van Arnhem bereiken. Evacuatie van de zuidwestelijke Veluwezoom zou weldra volgen. Duitsers richtten na hun mislukte tegenoffensief in de Over-Betuwe van 1 tot 6 oktober de noordzijde van de Neder-Rijn in als verdedigingslinie. Ze behielden bruggenhoofden rond Elden, Huissen, Angeren en Doornenburg. Ze vreesden een geallieerd offensief met oversteek over de rivier, vooral ten westen van Driel. Een vrij schootsveld was nodig om die oversteek en opmars af te slaan. Een onderdeel van operatie Gatwick was een ‘agressieve verdediging’ van het geallieerde Over-Betuwse bruggenhoofd. Dit van 23 tot 26 september 1944 gevormde bruggenhoofd was begin oktober bij Haalderen uitgebreid. In oktober volgden evacuaties uit plaatsen ten westen van het Pannerdensch kanaal. Räumungs- of Klaukommandos uit Westfalen en het Ruhrgebied konden Arnhem systematisch plunderen en leegroven. In het geallieerde Over-Betuwse bruggenhoofd deden dat in oktober en november, zij het ongeorganiseerd, troepen van de 101st U.S. Airborne Division.

Arnhem, april 1945

Een mythe is ook een ‘tweede verwoestende slag om Arnhem’ van 12 tot 14 april 1945. Circa duizend oudere mannen van de 346ste infanteriedivisie verdedigden de stad. Sommigen hielden in de ENKA-fabriek een dag stand. Tot een slag om de stad kwam het niet, laat staan tot een verwoestende slag. De Britse 49th (West Riding) Infantry Division onder generaal-majoor Stuart Rawlins zuiverde Arnhem van 12 tot 14 april 1945. Deze Polar Bears hadden ruim vier maanden doorgebracht in het Over-Betuwse bruggenhoofd. Ze hadden met hulp van Canadese tanks en artillerie 2 en 3 april 1945 de Duitse bruggenhoofden rond Doornenburg, Angeren, Huissen en Elden opgeruimd. Canadezen hadden het westelijke deel van de Over-Betuwe gezuiverd (Driel, Heteren en Randwijk). De Britten waren vervolgens het Pannerdensch kanaal overgestoken naar de Liemers en 12 en 13 april de IJssel. De 1st Canadian Infantry Division was over Emmerich naar de IJssel getrokken om de IJsselverdediging in de rug aan te vallen. Die divisie stak die rivier 11 april bij Gorssel over. Met de 5th Canadian Armoured Division zuiverden Britse en Canadese infanteristen de Veluwe.

~ Jan Brouwer

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×