Dark
Light

Stoeltjes in het Haagse Bos en andere standskwesties

Auteur:
5 minuten leestijd
De buitensociëteit van ‘De Witte’ in het Haagse Bos (1844) – Haags Gemeentearchief
De buitensociëteit van ‘De Witte’ in het Haagse Bos (1844) – Haags Gemeentearchief

Het is vandaag de dag eigenlijk haast niet meer voor te stellen dat er ruim honderd jaar geleden in Scheveningen nog terrassen waren voor mensen van verschillende standen. Het was überhaupt niet voor iedereen weggelegd om ergens te gaan zitten. Natuurlijk, de gewone burger kon best naar Scheveningen komen, maar plaatsnemen op een terras of een plek reserveren in een van de badhuizen was er vaak niet bij.

Universitair docent cultuurgeschiedenis Jan Hein Furnée publiceerde onlangs het werk Plaatsen van beschaafd vertier – Standsbesef en stedelijk cultuur in Den Haag, 1850-1890. Hierin beschrijft hij het leven van de gegoede kringen in het negentiende-eeuws Den Haag en gaat hij in op de strijd die vaak geleverd werd tussen de verschillende standen.

Furnée begint zijn boek in de inleiding met een treffend verhaal dat zich afspeelt in het Haagse Bos. Op woensdagavonden en zondagmiddagen werden daar in de zomer vroeger concerten gegeven. Deze zomerconcerten waren enorm populair. Honderden en soms zelfs duizenden stadsgenoten kwamen erop af. Arm en rijk genoot, maar niet iedereen was gelijk. Vooral de leden van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte hadden het goed voor elkaar. Sinds 1819 hadden zij aan de oever van een kleine waterpartij in het bos een eigen gebouwtje. De leden van de sociëteit – vooral hoge staatsfunctionarissen, magistraten, ambtenaren en officieren – hadden zelf ook het initiatief genomen voor de zomerconcerten. En ze hadden het voor zichzelf logischerwijs goed geregeld. Leden konden op stoeltjes rond de sociëteit genieten van de optredens. Toen men echter merkte dat het ‘gewone publiek’ ook massaal op de concerten afkwam, werden er in 1820 rond de buitensociëteit enkele palen geslagen en een koord gespannen om hen op ‘gepaste’ afstand te houden. Het woord afstand kan in dit geval heel letterlijk genomen worden. Over de honderden concertbezoekers die niet tot de sociëteit behoorden schrijft Furnée:

“Voor hen bleef er weinig anders over dan zich aan de overkant te verzamelen of om het terrein van de sociëteit te blijven rondwandelen. Terwijl zij in drommen aan de vijverkant stonden te wandelen, zagen zij hoe de ‘fatsoenlijke’ standen zich op hun eigen ruime sociëteit-terrein comfortabel zittend op stoeltjes te goed deden aan koffie, thee en allerhande versnaperingen.”

Iedereen kon dus genieten van de concerten maar de verschillende standen genoten op verschillende manieren. Zitten was voorbehouden aan de ‘fatsoenlijke standen’. Het ging hier echter niet per se om een scheiding tussen arm en rijk. Er waren ook veel gegoede burgers – waaronder fabrikanten, voorname handelaren en bijvoorbeeld winkeliers – die op de concerten afkwamen maar niet plaats konden nemen op de stoeltjes van sociëteit De Witte. Vanwege hun beroep waren zij namelijk uitgesloten van lidmaatschap.

De buitensociëteit van ‘De Witte’ in het Haagse Bos (1860) – Haags Gemeentearchief

Een aantal van deze gegoede burgers vond het begin jaren vijftig genoeg geweest. Zij wilden ook wat luxer genieten van de concerten en vroegen de autoriteiten wat stoeltjes te plaatsen langs de vijver. De verantwoordelijk wethouder kwam tegemoet aan dit verzoek en vanaf 1853 werden er enkele tientallen stoeltjes verhuurd. Mensen van buiten de sociëteit konden die huren voor tien cent per stuk. De stoeltjes werden direct gehuurd door verschillende gegoede burgers. Furnée:

“Niet alleen om hier met hun vrouw en kinderen meer ontspannen te kunnen genieten van de concerten, maar ook om zich voortaan als beschaafde en, letterlijk, gezeten burgers van de massa te kunnen onderscheiden.”

Het probleem leek hiermee opgelost maar niets was minder waar. Op aandringen van sociëteit De Witte gaf een conservatieve minister in 1855 opdracht de stoeltjes weer te verwijderen. Naar verluid omdat er vooral stadsgenoten gebruik van maakten die eventueel lid hadden kunnen worden van de sociëteit. Het zou gaan om mensen die zich te goed achten voor dat lidmaatschap. Het bestuur van de sociëteit was bang dat de stoeltjes buiten het sociëteits-terrein steeds populairder zouden worden en dat hierdoor uiteindelijk steeds meer edellieden en fatsoenlijke burgers zouden bedanken voor het lidmaatschap.

De gegoede burgers waren woedend over het weghalen van de stoeltjes en deden zelfs hun beklag bij de koning. Er barstte in de stad een felle discussie los en uiteindelijk besloot de minister om in 1855 en 1856 aan de west- en oostzijde van de vijver ruim twintig eikenhouten banken te plaatsen. Deze werden niet verhuurd, iedereen kon er gebruik van maken. Ook deze gratis banken maakte echter geen eind aan de kwestie. Veel gegoede burgers klaagden over vuile banken die hun dure kleren bevuilden en na enige tijd concludeerden velen van hen dat de gratis bankjes “de gegoede nijvere burgers eerder hadden geschaad dan bevoordeeld”. Tot hun afschuw hadden ze namelijk bemerkt dat ze de bankjes moesten delen met “mingegoede burgers en lagere standen”.

De kwestie sleepte nog enige tijd voort. In 1858 hakte de politiek uiteindelijk de knoop door. De gratis banken werden verplaatst en twee pachters kregen alsnog toestemming om enkele tientallen stoeltjes te verhuren aan mensen van buiten de sociëteit. Furnée:

In de sociale competitie met de fatsoenlijke standen trokken de gegoede nijvere burgers van Den Haag na drie jaar uiteindelijk aan het langste eind.

De beschreven stoelenkwestie is exemplarisch voor de continue strijd waarin de verschillende standen tussen 1850 en 1890 waren verwikkeld. In Plaatsen van beschaafd vertier beschrijft Jan Hein Furnée hoe de gegoede kringen in deze periode hun onderlinge standsverhoudingen bevestigden en soms ook doorbraken. Hij staat ook stil bij de verschillende rollen die mannen en vrouwen hierin speelden. Interessant aan deze uitgave is ook dat er gekeken wordt naar de vaak grote rol die de dagbladfeuilletons in verschillende conflicten speelden. Bladen kozen geregeld openlijk partij voor bepaalde standen. In het boek zijn veel fragmenten uit krantenartikelen opgenomen die aantonen hoever deze bladen soms gingen in hun kritieken.

Dierentuin en Kurhaus

Furnée beschrijft onder meer de ontwikkelingen rond de totstandkoming van de Haagse Dierentuin en het Kurhaus in Scheveningen. De badplaats was populair bij vrijwel alle inwoners van Den Haag maar ook hier kon lang niet iedereen op dezelfde manieren genieten. De Scheveningse burger Jacob Pronk, die wel de grondlegger van de badplaats Scheveningen kan worden genoemd, kwam begin negentiende eeuw met het eerste formele plan om Scheveningen een moderne badinrichting te geven. Pronk vond aanvankelijk weinig enthousiasme bij de autoriteiten maar hij zette door en in 1818 kon hij uiteindelijk het eerste badhuis van Scheveningen bouwen. Het stadsbestuur zette direct de toon door te bepalen dat degenen die zonder luxe badkoets een bad in zee wilde nemen, dat voortaan uitsluitend ten zuiden van het dorp, voorbij de vuurtoren, mochten doen. Furnée schrijft:

Plaatsen van beschaafd vertier – Jan Hein Furnée

“Deze maatregel introduceerde een haarscherpe sociale zonering aan het Scheveningse strand. Voortaan werd het strand ten zuiden van het dorp toegewezen aan armere stadsbewoners en die zich geen badkoets konden veroorloven, terwijl het strand ter hoogte en ten noorden van het dorp exclusief werd gereserveerd voor de betere standen.”

In de periode hierna werd de scheidslijn tussen de verschillende standen soms heel scherp en soms wat losser getrokken. Maar strijd was er continu.

In Plaatsen van beschaafd vertier worden de ontwikkelingen rond deze en andere locaties in Den Haag uitgebreid beschreven. Voor de algemeen geïnteresseerde lezer zijn deze beschrijvingen soms wellicht wat al te uitgebreid, maar voor een wetenschappelijke studie is dit boek zeer toegankelijk geschreven. De opbouw van het boek staat het lezers eventueel ook toe om zo nu en dan wat te bladeren en gericht te zoeken naar bepaalde geschiedenissen.

~ Yuri Visser

Boek: Plaatsen van beschaafd vertier – Jan Hein Furnee

×