Dark
Light

Woonhotels, een typisch Haags fenomeen

2 minuten leestijd
Zorgvliet – Foto: Michiel Coolen, 2013

Een woonhotel is een typisch Haags fenomeen. Het is een clustering van luxe appartementen met toegang tot collectieve voorzieningen. De eerste woonhotels verrezen aan het begin van de negentiende eeuw in Den Haag.

Nirwana – Foto: Michiel Coolen, 2013


Den Haag zoals het was

‘Moderne Samenleving’

In 1906, maakten de architecten Z. Hoek en J. Th. Wouters, naar aanleiding van een studiereis naar Berlijn, een plan bekend om een flatgebouw aan de Stadhouderslaan in Den Haag te bouwen. In Berlijn waren ze geïnspireerd geraakt door het Duitse ‘verdiepingwoningstelsel’. Aan de Stadhouderslaan wilden ze een woonhotel bouwen dat ‘Moderne Samenleving’ zou gaan heten. Het gebouw moest vijf verdiepingen hoog worden en plaats bieden aan wel 36 families.

De woningen in het flatgebouw zouden voorzien zijn van centrale verwarming, gasleiding, vuilstortkokers, een vacuümpomp voor de stofzuigers en een gemeenschappelijke keuken. Het gebouw is er echter nooit gekomen, omdat het nogal aan de prijzige kant was.

Dienstbodes

Direct na de Eerste Wereldoorlog werd het fenomeen woonhotel wel weer actueel: er heerste woningnood onder de welgestelde Haagse burgerij. Daarbij was het dienstbodenvraagstuk verscherpt, omdat de dienstboden georganiseerd in opstand waren gekomen, tegen overwerk en onderbetaling.

De tijd was rijp voor architecten om zich te gaan bezighouden met het woonhotel. Zij hadden twee doelgroepen voor ogen: de gegoede burgerij die het niet meer kon opbrengen om een vrijstaand huis met daarbijbehorend personeel te kunnen bekostigen en de opkomende, welgestelde middenklasse, waarvan de huisvrouw meer zelfontplooiing eiste.

Boschzicht

Het eerste woonhotel, Boschzicht aan de Benoordenhoutseweg, werd tussen 1918 en 1920 gebouwd. Het grootste appartement had een oppervlakte van 240 vierkante meter. Je hoefde er weinig anders te doen dan te wonen. Met één telefoontje naar beneden stond er een auto voor je klaar. Als je wilde uitgaan of een bezoek wilde brengen aan de schouwburg, een concert, een museum of receptie was er de mogelijkheid tot kinderopvang. Aan de deur stond een man in uniform die belde of het bezoek dat zich aanmeldde, inderdaad werd verwacht.

Boschzicht – Foto: Michiel Coolen, 2013

Boodschappen deed je niet: je gaf het personeel een briefje met wat in huis moest worden gehaald. In een prospectus voor een woonhotel wordt het storend en wreed genoemd wanneer de huisvrouw in de morgenuren “plotseling deze zogenaamde ideale woning moet verlaten (…) teneinde blootgesteld aan weer, wind en tocht, aan de groentekar keuze te doen, of de melkboer te bedienen.” In het woonhotel bleef dit ongerief haar bespaard.

De bewoners waren ook afgeschermd van de buitenwereld, zoals rijke mensen zich nu verschansen in peperdure topappartementen en penthouses. Iets van die grandeur hangt nog in het huidige Boschzicht, dat tot appartementencomplex is verbouwd; er is nog steeds een huismeester.

Haags fenomeen

Uiteindelijk zouden er voor de Tweede Wereldoorlog ongeveer 35 van dit soort woonhotels gebouwd worden, allen volgens het protype van Hoek en Wouters. De inrichting van de woonhotels was vaak zeer luxe en vormgegeven door belangrijke Haagse vormgevers als W.H. Gispen, H. Wouda, C. Alons en J.F. Semey. Veel meubilair was afkomsting van interieurzaken als Pander en Metz en co.

~ Michiel Coolen – Den Haag zoals het was

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×