Deze week worden Surinaamse overlijdensakten uit de periode 1846-1915 online gezet. De informatie is onder meer interessant voor onderzoekers omdat deze nieuw licht werpt op de aanwezigheid van de eerste generatie Hindostaanse contractarbeiders, die na de officiële beëindiging van de slavernij in 1863 naar Suriname kwamen.
In de 'onbedoelde samenleving' van Suriname werden volkeren uit alle windstreken bij elkaar gezet, terwijl ze elkaars taal niet spraken, een andere cultuur en gewoontes hadden, godsdiensten beleden die voor elkaar onderling wereldvreemd waren en allen een andere sociale en politieke relatie hadden met het Nederlands koloniaal bestuur.
De Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten maakte begin negentiende eeuw een kijkkast, die de plantage Kerkshoven in beeld bracht. Dit bijzondere object behoort tot de collectie van Valkhof Museum in Nijmegen. Onlangs is echter een replica gemaakt die nu in Suriname te bewonderen is.
Hij was een geweldloze humanist, afstammeling van slaven, uit Afrika afkomstig. Gedreven door een sterk rechtvaardigheidsgevoel vocht hij zijn hele leven tegen onrecht en uitbuiting, in Suriname, maar ook in Nederland en stierf uiteindelijk als slachtoffer van een inhumaan politiek bewind in Europa.
Al eeuwenlang ondergaan de inheemse volken de invloed van anderen die zich in Suriname vestigen; kolonisten (Portugezen, Fransen, Engelsen, Nederlanders) die er werkers naar toe brachten (Afrikanen, Javanen en Hindoestanen), evenals Joden, Chinezen en Brazilianen die zich er vestigden.
Al in de negentiende eeuw lieten zwarte Amerikaanse theologen fundamentele kritiek horen op slavernij en achterstelling van de zwarte bevolking. Maar wat weinig mensen weten, is dat die kritiek ook in koloniaal Suriname klonk: bij Carel Paulus Rier, een zwarte Surinaamse Baptist.
Al lang voordat het debat over de slavernijafschaffing op gang kwam, voerden aan het begin van de achttiende eeuw slaafgemaakten in Suriname een heftige strijd voor hun vrijheid. Vele slaafgemaakten wisten weg te komen van de plantages en vestigden zich in de jungle van Suriname. Tot deze groep, die marrons worden genoemd, behoorde Kaási, leider van de ‘Kaásimarrons’ en aanvoerder
In 1839-1840 verscheen 'Voyage à Surinam' van de Belgische kunstenaar en reiziger Pierre Jacques Benoit. Het werk trok vooral de aandacht vanwege de honderd kleurrijke steendrukken die het bevatte. Het boek heeft sterk bijgedragen aan het beeld dat men zich in Nederland van Suriname vormde.
De Universitaire Bibliotheken van Leiden (UBL) hebben een bijzondere kaart gekocht van Suriname. Het gaat om een zogenoemde manuscriptkaart uit 1830 van bijna tweeënhalve meter lang.
Ruim een eeuw geleden was Suriname voor veel westerlingen nog een verre, onbekende kolonie. Met de opkomst van de fotografie en de ontwikkeling van het postwezen ontstond eind negentiende eeuw een nieuwe manier om een glimp van het leven in Suriname te delen met de rest van de wereld: de prentbriefkaart.