Over de herdenking in Vorden (gemeente Bronckhorst) ontstond begin deze maand veel commotie nadat bekend was geworden dat er dit keer ook enkele Duitse soldaten herdacht zouden worden. Op de begraafplaats in Vorden liggen tien Duitse militairen begraven. Zij
kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog in de omgeving van Vorden om het leven.
Federatief Joods Nederland (FJN) spande een kort geding aan tegen de gemeente. De rechtbank in Zutphen besloot op 4 mei dat de herdenking in Vorden alleen mocht doorgaan in de traditionele vorm. De gemeente mocht echter niet meewerken aan de herdenking van Duitse soldaten in Vorden. De burgemeester en andere vertegenwoordigers van de gemeente mochten tijdens of na de herdenking ook niet langs de Duitse graven lopen.
De rechtbank zei toen onder meer:
Herdenking van dode Duitse soldaten kan passend zijn, maar niet op 4 mei en niet in één adem met de herdenking van slachtoffers van het Nazi-bewind, Nederlandse oorlogsslachtoffers en geallieerde soldaten die de Nederlandse bevolking kwamen bevrijden van de macht van de Nazi-bezetters, die mede met behulp van dienstplichtige Wehrmachtsoldaten gewapenderhand gehandhaafd werd.
De gemeente Bronckhorst heeft nu hoger beroep aangetekend. Naar eigen zeggen om ” een aantal juridische vragen helder te krijgen”:
De vraag in hoeverre een civiele rechter zich kan mengen in de bestuurlijke verhoudingen van een gemeente is daarvan de kern. Kan de rechter wel een uitspraak doen over het handelen van een burgemeester tijdens een openbare gelegenheid of ligt die verantwoordelijkheid bij de gemeenteraad?
De gemeente vraagt zich verder af in hoeverre maatschappelijke discussies tussen voor- en tegenstanders door een rechter beïnvloed mogen worden. Volgens Bronckhorst is het ook voor ander Nederlandse gemeenten belangrijk om antwoord te krijgen op de vragen. Het is nog onbekend wanneer de behandeling van het hoger beroep plaatsvindt.