Vandaag de Dame van Byblos ofwel Ba’alat Gubla. De Egyptenaren identificeerden haar lange tijd met hun godin Hathor. Na de IJzertijd lijkt ze gelijkgesteld te zijn aan Astarte. In de hellenistische tijd kwamen identificaties met Afrodite en met de gehelleniseerde Egyptische godin Isis. De Romeinen dachten dan weer aan Venus. De vraag is wel gesteld hoe de bewoners van Byblos hun godin noemden, maar dat is misschien de verkeerde vraag. In de Levant heette de oppergod gewoon Ilu of El of Allah (“god”), Balu of Ba’al (“heer”), of Adon (“meester”). Een godin heette Allat (“godin”) of Ba’alat (“heerseres”). De Dame van Byblos heette dus gewoon Dame.
Haar tempel was oud en is enkele malen uitgebreid met extra zalen en trappen. Blijkbaar waren er veel bezoekers. De farao gaf, steeds als de vorst van Byblos hem cederhout ten geschenke had gegeven, mooie voorwerpen aan de Dame van Byblos. Als vertegenwoordiger van de mensheid tegenover de godheid was de farao vanzelfsprekend verheven boven contante betaling: hij gaf geschenken aan wie hem geschenken gaf.
In de Fenicische religie stond tegenover elke oppergodin een mannelijke godheid. We mogen aannemen dat deze in Byblos is vereerd in de L-vormige tempel ofwel Obeliskentempel, maar helemaal zeker is dat niet. Over die twee heiligdommen later meer.