Dark
Light

De pieken en dalen van D66

3 minuten leestijd
Sophie in 't Veld en Alexander Pechtold bij de D66 uitslagenavond Europese verkiezingen 2014 in Nijmegen (CC BY 2.0 - Sebastiaan ter Burg - wiki)
Sophie in 't Veld en Alexander Pechtold bij de D66 uitslagenavond Europese verkiezingen 2014 in Nijmegen (CC BY 2.0 - Sebastiaan ter Burg - wiki)

D66 heeft een nieuwe ‘visie op onze democratie’ gepubliceerd waarin wordt gepleit voor een bindende volksraadpleging, een gekozen formateur, hoorzittingen bij benoemingen in het openbaar bestuur en nog het een en ander. Daarmee hoopt de partij de kiezers ervan te overtuigen dat ze nog wel degelijk de kampioen van de democratische vernieuwing is.

“Regeren gaat, zoals meestal bij deze partij, van au.”

Dat is hard nodig, want door haar steun voor het afschaffen van het raadgevend referendum is ze bij het electoraat veel goodwill kwijtgeraakt. Ze wordt gezien als een typische regentenclub, die er alles aan doet om maar op het pluche te kunnen blijven. Niet bepaald het ideaal waarvoor ze ruim een halve eeuw terug in het leven werd geroepen. En dat valt ook in de peilingen te merken, want volgens Maurice de Hond c.s. hebben de democraten het danig verkorven bij een groot deel van hun potentiële aanhang.

D66 (aanvankelijk gespeld als D’66) werd, zoals al in de naam besloten ligt, opgericht in 1966. Het was het initiatief van een handjevol progressieve weldenkenden, die vonden dat het politieke bestel in Nederland was vastgelopen. De burger mocht om de vier jaar zijn stem uitbrengen, maar verder had hij niets in te brengen. Na elke verkiezing kwam er een grijs compromissenkabinet, waarin niemand zich herkende. Van een echte democratie was geen sprake.

Hans van Mierlo viert de verkiezingsuitslag in 1967 (CC BY-SA 3.0 nl - Spaarnestad - Anefo -  wiki)
Hans van Mierlo viert de verkiezingsuitslag in 1967 (CC BY-SA 3.0 nl – Spaarnestad – Anefo – wiki)

Gekozen minister-president

Het roer moest dus om. Er diende een gekozen minister-president te komen, die zelf zijn kabinet kon samenstellen. Moeizame coalitieonderhandelingen zouden dan tot het verleden behoren en regeren kon voortaan zonder een voortdurende vrees voor ‘coalitiebreuk’. Ook moest er een districtenstelsel ingevoerd worden, zodat de kiezers op een kandidaat konden stemmen die ze kenden en met wie ze een band voelden.

Hans van Mierlo, de belangrijkste van de veelal uit de journalistiek afkomstige partijoprichters, verwachtte dat het politieke bestel door het toedoen van de nieuwe partij zou ‘ontploffen’, om plaats te maken voor een systeem waarin de burgers zich daadwerkelijk betrokken zouden voelen.

Aanvankelijk leek D66 een groot succes. Het haalde bij zijn eerste verkiezingsdeelname in 1967 meteen 7 Kamerzetels. Tegenwoordig zijn we wel iets anders gewend, maar in die tijd was dat resultaat opzienbarend voor een gloednieuwe partij. Lijsttrekker Van Mierlo belandde zelfs op de voorpagina van de New York Times met een foto waarop hij triomfantelijk een fles bier omhoog houdt.

Bij de volgende Kamerverkiezingen in 1971 bleef D66 het goed doen: het steeg naar 11 zetels. Op zich heel aardig natuurlijk, maar toch eigenlijk ook een beetje teleurstellend, en zeker niet voldoende om ‘het bestel te laten ontploffen’. En het werd nog erger: bij de verkiezingen anderhalf jaar later ging de partij flink achteruit: ze zakte terug naar 6 zetels. Wel trad ze voor het eerst toe tot een kabinet: dat van PvdA’er Joop den Uyl, dat regeerde van 1973 tot 1977. Ze werd bij de verkiezingen in dat laatste jaar zelfs weer beloond met een winstje van 2 zetels, waarmee ze op 8 kwam.

Kroonjuwelen

En zo ging het voortaan steeds met D66: soms pieken, soms dalen, maar nooit werd het zo machtig dat het echt zijn wil kon doordrukken. Hoogtepunten waren de verkiezingen van 1981 (17 zetels, deelname aan Van Agt-II) en 1994 (24 zetels, deelname aan Paars I), maar daar staan ook heel wat dieptepunten tegenover.

In 2006 was de partij, na meegeregeerd te hebben in het tweede kabinet-Balkenende, zodanig gezakt in de kiezersgunst dat ze volgens peilingen wel eens nul zetels kon gaan halen. Er klonken serieuze voorstellen om D66 maar op te heffen, maar dat gebeurde niet. Onder leiding van Alexander Pechtold begonnen de democraten, mede dankzij een wat minder op de bestuurlijke ‘kroonjuwelen’ gerichte koers, electoraal weer mee te tellen. Ze haalden 3 zetels in 2006, 10 in 2010, 12 in 2012 en niet minder dan 19 vorig jaar.

D66-campagne in 2014, gemeente Oude IJsselstreek (CC BY-SA 3.0 - Ziko van Dijk - wiki)
D66-campagne in 2014, gemeente Oude IJsselstreek (CC BY-SA 3.0 – Ziko van Dijk – wiki)

Volgens de polls is D66, inmiddels coalitiepartner, echter weer teruggezakt naar een zeteltje of 12. Regeren gaat, zoals meestal bij deze partij, van au. Bovendien staat ze bij de volgende verkiezingen voor een lastig dilemma: wéér Pechtold tot lijsttrekker benoemen of wordt het tijd voor een ander gezicht? En zo ja, wiens gezicht?

Die keuze lijkt voor het behalen van een goed verkiezingsresultaat heel wat wezenlijker dan een nieuw pleidooi voor een raadgevend referendum of een gekozen formateur (een afgezwakte variant van de gekozen minister-president van Van Mierlo). Bovendien beseffen de kiezers best dat je zoiets wel kunt voorstellen, maar dat veel maatregelen om de democratie te versterken niet haalbaar zijn zonder een door tweede derde van Tweede en Eerste Kamer gesteunde grondwetswijzing. Met andere woorden: de kans dat het politieke bestel dankzij D66 werkelijk zal ontploffen is vooralsnog klein.

Lees ook: Tweede Kamerverkiezingen 1967 – D’66 komt in het parlement
Boek: Redelijk radicaal – Vijftig jaar D66

×