Dark
Light

Hoorns Genootschap ‘De Moederlijke Weldadigheid’

Auteur:
8 minuten leestijd
Een rijke dame bezoekt een arm gezin. Gerardus Terlaak, 1853. Rijksmuseum
Op verzoek van de historische vereniging ‘Oud Hoorn’ schreef Kees Zwaan een artikel op basis van zijn bachelor scriptie cultuurgeschiedenis. In dit artikel, dat hieronder integraal wordt gepubliceerd, wordt stilgestaan bij de geschiedenis van het Hoorns Genootschap ‘De Moederlijke Weldadigheid’.

Rijke dames zorgen voor arme kraamvrouwen en hun baby’s

In de negentiende eeuw was er sprake van absolute armoede bij een groot aantal mensen in Hoorn. De zorg voor die armen was vooral de taak van de kerken en particulieren. De meeste ‘gezeten’ burgers vonden dat armoede vaak aan de mensen zelf lag. Ze zouden hun geld niet goed besteed hebben of waren te lui om te werken. Daarom wilden ze eigenlijk alleen mensen ondersteunen die buiten hun schuld hulpbehoeftig waren geworden, zoals bijvoorbeeld weduwen of vrouwen die door hun echtgenoot waren verlaten en daardoor een te gering inkomen hadden. Maar ook gezinnen waar de man door ziekte niet kon werken werden geholpen.

Armoede

Spijsbriefje van ‘De Moederlijke Weldadigheid’ (Afb: Kees Zwaan)
Spijsbriefje van ‘De Moederlijke Weldadigheid’ (Afb: Kees Zwaan)
De levensomstandigheden van armen in Hoorn waren ronduit slecht. De gemiddelde leeftijd waarop men overleed was dan ook vóór 1850 slechts 35 jaar. In de eerste helft van de negentiende eeuw overleefden drie van de vier kinderen het eerste jaar na hun geboorte. Het overlijden van de kostwinner kon een heel gezin van de ene op de andere dag aan de bedelstaf brengen. Mensen waren in de negentiende eeuw volledig overgeleverd aan conjuncturele schommelingen in de (liberale) economie. Bovendien konden strenge winters veel ellende brengen. De maatschappelijke elite zag het vervallen in armoede als ‘de wil van God’ (ook als het weduwen of invaliden betrof) en niet als een symptoom van hoe de maatschappij was vormgegeven.

Armen zagen hun armoede meestal als een natuurlijk gegeven en berustten gelaten in hun lot. Armbesturen voorzagen de ‘thuiszittende’ armen van geld of verstrekkingen in natura. Vaak was er sprake van tijdelijke steun in de vorm van brood, kleding, brandstof en medische verzorging. Vooral in de winter was de nood hoog. Velen hadden dan geen werk meer, maar hadden wel extra voeding, warme kleding en brandstof nodig. Sommige verenigingen legden zich toe op het verstrekken van soep of het uitdelen van kleding. Ouden van dagen, invaliden, psychiatrisch patiënten, verstandelijk gehandicapten en wezen konden worden opgenomen in tehuizen. De opvang in dergelijke voorzieningen was vaak zó slecht dat de animo niet groot was. Als het maar even kon bleef men buiten de muren van het ‘gesticht’.

Liefdadige zorg

“Liefdadigheid gekoppeld aan de zorg voor arme kraamvrouwen was bij uitstek een taak voor dames uit de hoogste kringen van Hoorn.”

In de negentiende-eeuwse (economisch-liberale) maatschappij zonder toereikende sociale vangnetten waren moeders en hun baby’s extra kwetsbaar. Een goede zorg rondom geboorten was van levensbelang, zowel voor moeder als baby. De sterfte van moeders en pasgeborenen was erg hoog. Blijkbaar realiseerde de burgemeester van Hoorn zich dat die zorg beter kon. Hij vroeg aan de rijkste dames in zijn gemeente om mee te werken aan de oprichting van een ‘Genootschap’ dat moeders en hun pasgeboren baby’s zou gaan ondersteunen. Het ging om sociaal werk dat geen afbreuk deed aan de toenmalige strikte rolverdeling tussen mannen en vrouwen (in de hogere standen), maar wel voor een introductie van (hogere burger) vrouwen in de publieke sfeer zorgde. Liefdadigheid gekoppeld aan de zorg voor arme kraamvrouwen was bij uitstek een taak voor dames uit de hoogste kringen van Hoorn. In 1829 was de Moederlijke Weldadigheid een feit. Een aantal welgestelde dames gaf vorm aan specifieke armenzorg: de zorg voor arme moeders en hun baby’s.

Proefkonijnen

Brief van de burgemeester aan de rijke dames van Hoorn. (Afb: Kees Zwaan)
Brief van de burgemeester aan de rijke dames van Hoorn. (Afb: Kees Zwaan)
Het beleid van de overheid stond bij de Moederlijke Weldadigheid in principe niet ter discussie. In 1840 was er echter één kwestie waarbij er een – misschien wel felle – discussie plaatsvond: de gemeente wilde dat arme vrouwen zich lieten verlossen door leerlingen van de Clinische School (opleiding tot ‘heelmeester’). Arme vrouwen als leerobject en proefkonijn: dat was de dames een brug te ver. Hierover hadden zij een duidelijk ‘democratisch gevormd’ standpunt ingenomen. Zij wilden daar niet aan mee werken. Jos Leenders schrijft in zijn uitgebreide studie over Hoorn in de negentiende eeuw het volgende:

‘De regentessen van de Moederlijke Weldadigheid keerden zich tegen dwang uitgeoefend op arme zwangere vrouwen. De lectoren van de Clinische School hadden aangedrongen op een extra toelage voor vrouwen die zich gratis lieten verlossen door leerlingen van de afdeling verloskunde. Bedeelden die zich – tegen het laagste tarief – door een echte vroedvrouw lieten helpen moesten echter ‘verminderde’ bedeling krijgen. De dames bleken niet te vermurwen, ook omdat de jongelui nogal eens dronken ter bevalling verschenen.’

Onderstand en bedeling in Hoorn

Veel armen in Hoorn schaamden zich voor hun situatie. De algemene opvatting was dat een deel van de armen, met name degenen die konden werken, alles aan zichzelf te wijten had. Als je gebruik moest maken van de bedeling door ‘eigen schuld’ moest je je schamen. Dat werd de armen door allerlei maatregelen duidelijk gemaakt. Armen moesten de gulle gevers dankbaar zijn. Filantropen staken hun gulheid niet onder stoelen of banken, maar maten het soms breed uit. In de krant werd dan met naam en toenaam vermeld wie door wie geholpen werd: ‘etalage filantropie’. Toch waren er ook armen die liever hongerleden dan gebruik te maken van de bedeling: ‘stille armoede’. De notuliste van de Moederlijke Weldadigheid constateerde dat ook:

‘(…) uit hoofde van verregaande schaamte hebben deze lieden zo lang gewacht om onderstand te vragen.’

Evenals in heel Nederland vonden ook in Hoorn kwalitatieve vernieuwingen plaats, waarbij men streefde naar meer doelmatigheid en efficiëntie. Omstreeks 1850 werd met name het controleren van de armen anders aangepakt. Het patronaat deed zijn intrede. Huisbezoeken, waarbij ‘standaard’ vragen werden gesteld en formulieren werden ingevuld, werden regel. De communicatie van de armenbezoekers verliep echter eenzijdig, top-down. Armen gaven sociaal wenselijke antwoorden. Wanneer zij wisten dat de controleurs op visite kwamen legden sommigen zelfs de bijbel opengeslagen op tafel ten teken dat zij godvruchtige mensen waren.

Strenge dames

Tentoonstellingsposter 1988 (Afb: Kees Zwaan)
Tentoonstellingsposter 1988 (Afb: Kees Zwaan)
Volgens Marianne Havermans-Dikstaal, die een boekje over het Genootschap schreef, waren de vrouwen van de Moederlijke Weldadigheid niet hoog opgeleid.

‘Hun onwetendheid was groot, educatie was eenzijdig, de opvoeding was slechts gericht op het beheren van het huishouden, bijbelkennis en goede manieren. Geleerde vrouwen zouden hun huishouden maar verwaarlozen.’

Deze kwalificatie zou ik wat willen nuanceren. De dames waren gehuwd met mannen uit hogere milieus met goede opleidingen en dito inkomens. Zij hadden genoeg tijd zich te verdiepen in lectuur want dienstbodes deden het huishoudelijke werk. In de huishoudens van bemiddelde gezinnen waren altijd wel boeken en kranten aanwezig. De dames zullen over het algemeen redelijk op de hoogte zijn geweest van wat er zich in de wereld afspeelde en ook hebben vernomen welke initiatieven er werden ontwikkeld op het gebied van sociale zorg. De langzaam veranderende positie van de vrouw in de samenleving zal ze niet ontgaan zijn.

Bij een aanvraagster van onderstand moesten de dames uitgebreid onderzoek doen. Zo werd nagegaan of de aanstaande moeder wettig getrouwd was, haar man minder dan 4 gulden per week verdiende, hij al meer dan 4 jaar in Hoorn woonde en de moeder de eventuele kinderen had laten vaccineren. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor onderstand waren bijzonder streng. Bedeelde armen moesten zich houden aan strenge regels die bij overtreding werden bestraft met het stoppen van de ondersteuning. In de negentiende eeuw moesten ‘buurtmoeders’ aanvankelijk de dames van de Moederlijke Weldadigheid begeleiden als zij een bezoek brachten aan een woning van een arme kraamvrouw. De buurtmoeders fungeerden dan als intermediairs. In de notulen worden zij ‘wijkmeesteressen’ genoemd.

Zuinigheid

Terwijl hun echtgenoten naar een redevoering over een zedenkundig onderwerp luisterden in het gebouw van het Nut of in de Groote Sociëteit, vergaderden de dames in een kamer van het stadhuis over het al dan niet toekennen van een pakket ‘luyermandsgoed’. De gezelligheid werd daarbij niet vergeten. De notulen van 7 juli 1896:

‘In deze vergadering viel niet veel bezonders voor. Vergadering kosten 0,70, het meisje 0,10, stadsnaaivrouw 0,30.’

Het meisje zette koffie voor de dames en schonk het in. Ter gelegenheid van het vertrek van een lid wees de voorzitster op al ‘die gezellige uurtjes’ die zij met elkaar hadden doorgebracht. Het feit dat één der leden werd opgevolgd door haar dochter wijst er op dat lid zijn van de vereniging geen straf was. Een vertrekkend lid kreeg een zilveren bijouteriedoos als afscheidscadeau.

De dames zorgden goed voor elkaar en voor zichzelf. Tijdens de vergaderingen werden de pakketten ingepakt, maar ook allerlei andere activiteiten verricht zoals het tot de grootte van luiers scheuren van grote lappen stof. Het pakket bestond uit een hemd voor de kraamvrouw, een laken, één rode en vier witte luiers, twee hemdjes, twee wollen borstrokjes, 1 japonnetje, twee halsdoekjes en twee onder- en bovenmutsjes. Tevens hadden de kraamvrouwen recht op een ton turf voor de kachel. In 1840 besloot de vereniging geen geld meer te verstrekken, maar een ‘spijsbriefje’, waarmee bepaalde levensmiddelen bij een winkel konden worden opgehaald. Geld zou wel eens aan andere zaken kunnen worden uitgegeven, zoals drank. De dames letten goed op de uitgaven. In de notulen werd vermeld:

‘Staat der kast/geldelijk beheer: uitgaven 191,68; inkomsten 490,64; overschot 298,96, welk bedrag door onze ijverige medebestuurderesse reeds op de spaarbank is geplaatst en gevoegd is bij het reeds bestaande kapitaal van de Moederlijke Weldadigheid dat daardoor nu gestegen is tot 7069,92.’

En in 1882 meldde de notuliste met gepaste trots dat er twee spaarbankboekjes à fl. 2075,40 en à fl. 400,- onaangeroerd waren gebleven. Zij hadden de hand op de knip gehouden. In 10 jaar tijd hadden zij hun kapitaal met 5000 gulden laten toenemen. Omdat de voorwaarden strikt werden nageleefd konden de dames zuinig zijn. De dames probeerden hun werk ook zo efficiënt mogelijk te doen. In 1880 werden daartoe strengere voorwaarden geformuleerd. Aanvraagsters van onderstand moesten minstens 2 ‘levende’ kinderen hebben, 4 jaar gehuwd zijn en hun echtgenoten moesten minstens 6 jaar in Hoorn wonen.

De jaarlijkse contributie bracht zo’n 200 gulden op. Ieder jaar doneerde de koningin een som gelds. Koningin Sophia gaf jaarlijks 100 gulden. Koningin Emma bleek wat zuiniger te zijn; zij doneerde jaarlijks 50 gulden. Van verschillende particulieren kwamen giften binnen, soms in de vorm van legaten.

Maatschappijbevestigend

Voorraadkist van het Genootschap. Nu gebruikt door Vereniging Oud Hoorn. Toen vol met 'luyermantsgoed' (Foto Kees Zwaan)
Voorraadkist van het Genootschap. Nu gebruikt door Vereniging Oud Hoorn. Toen vol met ‘luyermantsgoed’ (Foto Kees Zwaan)
Jaarlijks werden er ongeveer 65 moeders geholpen. De uitgaven daarvoor beliepen zo’n 200 gulden. Uit de voorwaarden die de Moederlijke Weldadigheid bij het verstrekken van hulp hanteerde, blijkt dat de vereniging grote waarde hechtte aan ‘beschaafd gedrag’. Door alleen hulp te verstrekken als aan alle strenge voorwaarden was voldaan, had zij invloed op het gedrag van de armen: zij oefende macht uit, ‘zorgende macht’. Burgerlijk-christelijk waarden en normen waren daarbij leidend. Het blijkt dan ook dat de Moederlijke Weldadigheid overwegend een ‘maatschappijbevestigende’ vereniging was.

De unanieme stellingname van de dames in 1840 tegen het voorstel van B&W om arme moeders te gebruiken als leerobjecten voor leerlingen van de Clinische School bewijst dat hun visie op arme moeders wat veranderde. Ze toonden solidariteit en empathie (belangrijke waarden in de burgermaatschappij) ten opzichte van ‘behoeftige kraamvrouwen en derzelver pas geborene kinderen’.

~ Kees Zwaan

Ook interessant: ‘De arme was gewoon liever lui dan moe’

Bronnen

-Archief van de Moederlijke Weldadigheid. Vindplaats: Westfries Archief te Hoorn.
-Leenders, Jos M.M., Benauwde verdraagzaamheid, hachelijk fatsoen. Families, standen en kerken te Hoorn in het midden van de negentiende eeuw (Den Haag 1992).
-Havermans Dikstaal, Marianne, De Maatschappij van de Moederlijke Weldadigheid te Hoorn (Hoorn 1987).
×