Dark
Light

Een geschiedenis van de heksenvervolgingen

Heksen – Waan en vervolging
Auteur:
5 minuten leestijd
Heksverbranding - cc
Heksverbranding - cc

Het hoogtepunt van de heksenvervolgingen in Europa lag in het tijdvak 1450-1750. De ‘wortels’ van het heksengeloof die aan de vervolgingen ten grondslag lagen, gaan terug tot de Oudheid. Niet alleen kwam toen de Bijbel tot stand, die magie en toverij verbood. Ook kwam er met Constantijn de Grote een praktisch-politieke invulling, toen hij als eerste christelijke keizer van het Romeinse Rijk toverij en toekomstvoorspelling verbood. De echte basis voor de latere heksenvervolgingen legden echter de middeleeuwse theologie en de Rooms-Katholieke Kerk. In Heksen. Waan en vervolging (Uitgeverij Aspekt, 2017) wijdt Aat van Gilst de lezer in in de historische achtergronden van hekserij en de vervolging van vermeende heksen.

De Malleus Maleficarum (1620), de ‘Heksenhamer’, was een handboek voor de heksenjacht dat gedetailleerd uitlegde hoe heksen ondervraagd moesten worden en welke foltermethoden konden worden gebruikt.
De Malleus Maleficarum (1620), de ‘Heksenhamer’, was een handboek voor de heksenjacht dat gedetailleerd uitlegde hoe heksen ondervraagd moesten worden en welke foltermethoden konden worden gebruikt.
Van Gilst behandelt in zijn keurig geschreven boek achtereenvolgens de volgende onderwerpen: voorstellingen van de duivel in Bijbel en theologie, de positie van de vrouw (heksen waren overwegend vrouwen), de visies van Paulus en de kerkvader Augustinus en de rol van een reeks pausen, onder wie Gregorius IX en Johannes XXII in verband met heksenvervolgingen ‘prominente’ namen waren.

Heksen en de duivel

Tussen ongeveer 400 en 1250 wezen theologen, geestelijken, kerkvaders en scholastici toverij en magie af, maar tot systematische vervolgingen leidde dit toen niet. Het begrip ‘heks’ werd in de jaren 1230-1430 gefundeerd, wat gepaard ging met ketterprocessen en de door paus Sixtus IV ingestelde inquisitie, een kerkelijke rechtbank die heksen berechtte. Van Gilst onderstreept dat hekserij erger was dan ketterij:

“Gold ketterij als afval van de kerkelijke leer, toverij en hekserij werden toegeschreven aan werken met kracht van de duivel.” (9)

Eind vijftiende eeuw koppelde de clerus het fenomeen tovenaar, tovenares of heks aan de duivel en kwamen er systematische vervolgingen op gang. Daarvoor waren heksenvervolgingen eerder incidenteel en kwamen op kleine schaal voor. Het name na het Concilie van Trente (1545-1563), dat een antwoord moest bieden op de Reformatie, en vooral door het optreden van de jezuïeten, brak een hevige vervolging uit in bijna heel Europa.

Gregorius IX en de ‘De stem in de kikker’

Paus Gregorius IX (ca. 1170-1241) was een van de eerste pausen die decreten opstelde die gebruikt konden worden om ketters aan te pakken. In 1227 werd hij paus en al gauw kondigde hij decreten af tegen ketters, zoals tegen de Katharen de Quinque libri decretalium (1230). Hun weigering zich voort te planten beschouwde hij als moordzucht en stelde hij daarom strafbaar.

Berucht was het decreet Vox in rama (‘De stem in de kikker’) van 13 juni 1233, waarin Gregorius het fenomeen dat later bekend werd als ‘heksensabbat’ beschreef en veroordeelde. Heksen organiseerden volgens hem samenkomsten waarbij ook de duivel verscheen. Uiteindelijk liepen deze heksenvergaderingen, waarin allerlei dierengedaantes voorkwamen zoals katten en kikkers, uit op ontucht. Van Gilst:

“Dan worden de lichten gedoofd en men begeeft zich zonder inachtneming van verwantschap aan de gruwelijkste ontucht over. Zijn er meer mannen dan vrouwen, dan bevredigen de mannen onder elkaar de schandelijke begeerte; hetzelfde doen de vrouwen onder elkaar. Dan worden de lichten weer ontstoken en uit de donkerste hoek van de zaal treedt een man tevoorschijn, boven zijn heupen glanzender en stralender dan de zon, eronder behaard als een kater.” (89)

Paus Gregorius IX ging nog een stap verder. Zo excommuniceerde hij in 1229 keizer Frederik II (1194-1250), met wie hij een machtsconflict had. Op 23 oktober 1246 riep hij zichzelf uit tot degene die aanspraak maakte op de complete wereldlijke macht op aarde. En hij besloot tijdens zijn pausschap om zelf het hoofd van de kerkelijke inquisitie te worden:

“Hij onthief de bisschoppen van hun taak als inquisiteur op te treden. Hij werd zelf het hoofd van de kerkelijke rechtbank en droeg de uitvoering ervan op aan de dominicanen en voegde daar later de franciscanen aan toe. Heksenjagers waren zowel dominicanen als inquisiteurs zoals Eymericus, Nider, Bernard van Como, Sprenger en Institoris. Van hen schreef Nicolaus Eymericus (1320-1399), algemeen inquisiteur van Aragon, omstreeks 1358 zijn Directorium inquisitorum, een uitvoerig boek als handboek voor ketterrechters.” (90)

Johannes Niders heksenvervolgingen

Johannes Nider
Johannes Nider
Na dit handboek was Formicarius (‘De mierenhoop’, geschreven rond 1436 (en niet in 1428 zoals Van Gilst stelt), gedrukt in 1574) van de Duitse theoloog Johannes Nider (ca.1380-1438), het tweede gedrukte boek waarin hekserij als fenomeen werd besproken. Deze Nider was een van de inquisiteurs die Jeanne d’Arc (ca.1412-1431) berechtte. Van Gilst wijdt terecht een compleet hoofdstuk aan Nider, die met zijn boek een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de heksenvervolgingen.

Het loochenen van Niders opvattingen over heksen was overigens een riskante zaak:

Wie het bestaan van heksen loochende, kreeg vaak dezelfde straf als ketters. Het werd als vermindering van de straf ervaren wanneer de verdachte eerst werd onthoofd of gewurgd en dat pas daarna het lijk werd verpulverd en verbrand op een houthoop. De dood door het zwaard en ook door het verdrinken en wurgen werd als gratie beschouwd: men ontliep daardoor het levend verbranden. (101, 102)

Maar het beroemdste boek over hekserij, hoe die te herkennen en aan te pakken, zou het boek Malleus maleficarum (‘De heksenhamer’, 1487) worden van de inquisiteur Henricus Institoris. Dit boek was het standaardwerk voor heksenvervolgingen en werd- slechts enkele decennia na de uitvinding van de boekdrukkunst – meer dan 30.000 gedrukt.

Heksen op de brandstapel uit de Heksenhamer
Heksen op de brandstapel uit de Heksenhamer

Heksenvervolgingen in Groningen, Putten, Nijkerk, Amsterdam etc.

Van Gilst beschrijft in het laatste deel van het boek uitgebreid hoe de heksenvervolgingen verliepen. Mooi is het hoofdstuk over regionale heksenjachten. Vaak waren vroedvrouwen de bok, net als meisjes die geestelijke of lichamelijke beperkingen hadden:

Een psychisch gestoord meisje uit Amdorf in Nassau vertelde haar vader dat ze een heks was. Ze werd aan het gerecht overgeleverd en op 11 mei 1631 terechtgesteld. Een 18-jarig meisje leed aan ‘vallende ziekte’. Toen ze werd gefolterd, kreeg ze een epileptische aanval; ze bekende toen dat ze een zwarte man op het dak had gezien en met hem een verbond had gesloten. Op 10 juni 1651 werd ze als heks levend verbrand. Psychiatrische patiënten beschouwde men in veel gevallen als bezetenen… (159)

Heksen - Waan en vervolging
Heksen – Waan en vervolging
De auteur vervolgt het hoofdstuk met allerlei voorbeelden van heksenvervolgingen uit de Nederlanden, Spanje, Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk. Over vervolgingen op het toenmalige grondgebied van de Nederlanden lezen we:

In het gebied van de huidige provincie Groningen zijn tussen 1547 en 1597 wegens toverij 57 terechtstellingen bekend. In het gewest Holland bedroeg het aantal slachtoffers niet meer dan enkele tientallen, bijvoorbeeld te Beverwijk in 1537. (…) Tussen 1544 en 1546 zijn er in Putten, Epe en Nijkerk enkele processen gevoerd in verband met waarzeggerij en smaad. In 1571 werd Anne Heinrichs te Amsterdam verbrand, vereeuwigd op een kopergravure van Jan Luyken. Op het Paardeveld in Utrecht vonden in 1595 Maria Burkens en Volkert Hendriks en hun 17-jarige dochter Hendrikje op de brandstapel hun einde. Op 25 juli 1595 belandde te ‘s-Heerenberg een vrouw na een waterproef op de brandstapel wegens toverij. 160, 163)

Een van de laatste slachtoffers in het huidige gebied van Nederland was Entgen Luyten uit Limbricht (Limburg). Zij belandde in 1674 voor het gerecht en kwam op 9 oktober van dat jaar in haar kerker door wurging om het leven.

Boek: Heksen. Waan en vervolging – Aat van Gilst

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×