Dark
Light

De Grondwet van Thorbecke (1848)

Samenvatting, oorzaken, bepalingen en gevolgen
Auteur:
4 minuten leestijd
Archiefstukken van de grondwet van 1848
Archiefstukken van de grondwet van 1848 (CC0 - Jan Zweerts / Nationaal Archief - wiki)

De Grondwet van Thorbecke uit 1848 staat bekend als een belangrijke mijlpaal in de democratisering van Nederland in de negentiende eeuw. Het brein achter deze grondwet was de liberale politicus Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872). Thorbeckes grondwet legde de basis van onze tegenwoordige parlementaire democratie. De macht van de koning werd aanzienlijk ingeperkt en de bevolking kreeg meer rechten en vrijheden. Maar de kiesrechtuitbreiding erna verliep traag.

Waarom een grondwetsherziening?

Johan Rudolph Thorbecke, portret door Johan Heinrich Neuman
Johan Rudolph Thorbecke, portret door Johan Heinrich Neuman
In 1844 kwam Thorbecke als parlementariër in de Tweede Kamer. Samen met acht geestverwanten (de zogeheten ‘Negenmannen’) stelde hij een concept op voor een grondwetsherziening. De Negenmannen voerden onder meer een pleidooi voor de invoering van ministeriële verantwoordelijkheid en rechtstreekse verkiezingen van de Tweede Kamer. Het plan maakte veel los in Nederland, maar de Tweede Kamer nam het op 10 december 1844 ingebrachte voorstel niet in behandeling.

Maar buiten en binnen de politiek veranderde inmiddels snel de sfeer. In de tweede helft van de jaren 1840 broeide er iets. In heel Europa. Er braken in meerdere Europese landen hongersnoden uit. Berucht is de ‘Grote Ierse Hongersnood’ (The Great Famine, 1845-1850), maar ook Nederland werd getroffen. Honderdduizenden Europeanen emigreerden naar de Verenigde Staten. In tal van fabrieken brak er onrust uit onder de industrieslaven: de arbeiders lieten steeds luider van zich horen. Het gedachtegoed van het communisme broeide onder de oppervlakte en weldra zouden spreekbuizen als Karl Marx (1818-1883) en Friedrich Engels (1820-1895) van zich laten horen met hun Communistisch Manifest.

Koning Willem II (1792-1849) kondigde in de troonrede van 1847 toch maar een Grondwetsherziening aan. In het voorjaar van 1848 werden er 27 voorstellen ingediend, maar deze haalden weinig uit.

In Europa werd het in maart 1848 pas écht onrustig. Zo braken er in Duitsland en Frankrijk revoluties uit, die in Frankrijk leidde tot afzetting van de monarchie. Toen ook in Amsterdam en Den Haag relletjes uitbraken, werd Willem II, zoals Parlement.com het verwoordt:

“In één nacht van uiterst conservatief uiterst liberaal.”

Omdat koning Willem II na de val van de Franse monarchie bang was voor zijn positie vroeg hij Thorbecke voorzitter te worden van de door hem ingestelde Grondwetscommissie, die op 17 maart 1848 geïnstalleerd werd.

De nieuwe Grondwet was bijna volledig het werk van Thorbecke, wiens gedachtegoed sterk beïnvloed was door de ideeën van de Verlichtingsfilosoof Charles Montesquieu (1689-1755). Montesquieu stelde een scheiding van de drie machten voor (trias politica): de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht moesten onafhankelijk van elkaar opereren om echte democratie te garanderen.

Belangrijkste bepalingen uit de Grondwet van Thorbecke

De Grondwet van Thorbecke bood veel nieuwe vrijheden en vormde de basis voor de ontwikkeling van de parlementaire democratie van vandaag de dag. De belangrijkste bepalingen uit Thorbecke’s grondwet waren:

  • De ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd. Dit hield in dat de ministers verantwoordelijk zouden zijn, de koning bleef onschendbaar.
  • Vrijheid van onderwijs, vereniging en vergadering, van meningsuiting en van drukpers.
  • De Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten werden rechtstreeks gekozen via het systeem van censuskiesrecht. De Eerste Kamer werd voortaan indirect verkozen via de provincies en niet meer rechtstreeks door de koning. Alleen de rijke elite uit elke provincie kwam in aanmerking voor eventueel lidmaatschap van de Eerste Kamer.
  • De Tweede Kamer kreeg het recht van amendement (aanvullingen op de grondwet) en het recht van onderzoek.
  • De koning had niet meer individuele beslissingsbevoegdheid op het koloniale beleid en ook geen invloed meer op besluiten omtrent de Rooms-Katholieke Kerk.
  • De nationale begroting werd voortaan jaarlijks en niet om de twee jaar vastgesteld.
  • Vergaderingen van volksvertegenwoordigers werden openbaar toegankelijk.

Kort samengevat, verloor de koning door de Grondwet van Thorbecke veel macht, de parlementaire invloed werd flink vergroot en de Nederlandse bevolking kreeg meer vrijheden.

Na de Grondwet

Hoewel Thorbeckes grondwet de bevolking veel nieuwe vrijheden bracht, kwam van de democratisering in de praktijk decennialang weinig terecht. Het percentage kiesgerechtigden bleef laag. In 1848 had 7,3 procent van de volwassen mannelijke bevolking het kiesrecht. Na de grondwet steeg dit percentage weliswaar, maar zeker niet spectaculair. In 1850-1851 was 10,8 procent van de mannelijke inwoners van 23 jaar en ouder kiesgerechtigd, een percentage dat heel langzaam groeide naar 12,1 procent in 1880. Dat betekende dat slechts 3 à 4 procent van de totale bevolking, een fractie dus, in deze jaren het kiesrecht bezat.

Daarbij bleek het censuskiesrecht om enkele redenen praktisch vrij problematisch te zijn. Zo leidde belastingvermindering, zoals in 1866, tot een terugloop van het aantal kiesgerechtigden. En een groeiende welvaart hield niet per definitie in dat er meer belasting werd betaald en dus kiezers bij zouden komen.

In 1887 werd een eerste stap gezet richting een echt substantiële kiesrechtuitbreiding met het zogenoemde caoutchouc-artikel. Ook de Kieswet van 1896 leidde tot meer kiezers. Dat was te merken in de percentages mannelijke kiesgerechtigden. Op de website van het Huygens Instituut lezen we:

“…in 1889 kon 26,5% van de volwassen mannelijke bevolking stemmen. In 1899 bedroeg het kiezerscorps 48,6% van de mannen van 25 jaar en ouder en in 1909 62,4%. (De kieswet van 1896 had de leeftijdsgrens van 23 tot 25 jaar verhoogd).”

Minister Marga Klompé
Minister Marga Klomp̩ (CC0 РAnefo Рwiki)
In 1917 voerde de politiek het algemeen kiesrecht voor mannen in. En twee jaar later kregen ook vrouwen het actief kiesrecht, wat inhield dat zij ook mochten stemmen. Beide wijzigingen kwamen in 1922 in de herziene Nederlandse grondwet te staan. Maar de politieke vrouwenemancipatie verliep traag. Pas op 12 oktober 1956 kreeg Nederland met Marga Klompé (1912-1986) een eerste vrouwelijke minister.

Sommige bevolkingsgroepen of minderheden profiteerden optimaal van vrijheden die de Grondwet van Thorbecke bood. Zoals de katholieken. Met hulp van de paus en de nieuw verworven grondwettelijke ruimte slaagden zij er in 1853 in – ondanks het felle protestantse tegengeluid tijdens de Aprilbeweging – de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland te herstellen.

Boek: Onze constitutie – Wim Voermans

Het levensverhaal van de Grondwet

Bronnen â–¼

*https://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxtu/grondwetsherziening_1848
*https://www.parlement.com/id/vhnnmt7ltkw9/historische_ontwikkeling_kiesstelsels_en
*https://www.politiekcompendium.nl/id/vh4vajttjxpa/geschiedenis_van_het_kiesrecht
*http://resources.huygens.knaw.nl/verkiezingentweedekamer/inleiding
*https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/28022/koehandel-rond-het-kiesrecht.html
*http://www.absolutefacts.nl/geschiedenis/data/grondwet-1848.htm

×