Ongeveer honderd Srebrenica-nabestaanden hebben vandaag geen toegang gekregen tot het dorp Kravice. Ze werden door de Bosnische-Servische politie geweerd omdat ze een krans wilden leggen bij een massa-executieplaats. In Kravice werden in 1995 na de val van het dorp zeker duizend moslimmannen doodgeschoten door Bosnische-Servische troepen. De politie wilde de kranslegging niet toestaan vanwege ‘veiligheidsredenen’. De lokale Servische bevolking zou de moslimvrouwen volgens persbureau Reuters niet in het dorp willen hebben. Premier Milorad Dodik van de Servische Republiek sprak van een “directe provocatie”.
De vrouwen – moeders, zussen, vrouwen en dochters van de slachtoffers, wilden een krans leggen in de buurt van een warenhuis in Kravice omdat hun mannen daar op 13 juli 1995 werden geëxecuteerd.
Munira Subasic, hoofd van de vrouwenorganisatie, liet tegenover Reuters weten dat de Bosnisch-Servische politie hen niet toestond een krans te leggen. “Het is allemaal ineens weer als in 1995”, vertelde ze. “We zaten in een bus die geëscorteerd werd door Serviërs. Dit is zo’n groot onrecht, zo ongelooflijk. Ik kan er niet eens om huilen.”
Srebrenica was tijdens de oorlog een veilige haven van de Verenigde Naties. Nadat de Bosnische Serviërs de macht over hadden genomen, stuurden ze de vrouwen en kinderen per bus weg. De mannen, volwassen en tieners, werden vervolgens vermoord.
De nabestaanden van de ‘doden van Kravice’ kregen vandaag dus niet de gelegenheid hun doden te herdenken op de plek waar deze dertien jaar geleden werden vermoord. Munira Subasic: “We geven niet op, we zullen nog een keer komen. De volgende keer zullen we onze komst echter niet aankondigen”.