Dark
Light

Het onfortuinlijke bestaan van ridder Jan van Brederode

Nobel streven – Frits van Oostrom
Auteur:
6 minuten leestijd
De Ruïne van Kasteel Brederode
De Ruïne van Kasteel Brederode

Niet iedereen is het gegeven om uit het stof van oorkonden en bijna vergane, oude handschriften goud te slaan, maar aan Frits van Oostrom is een beetje alchemie wel toevertrouwd. Eerder al schiep de Neerlandicus met succesvolle boeken over het literaire leven aan het middeleeuwse Hollandse hof, de dertiende-eeuwse veelschrijver Jacob van Maerlant en de vroeg Middelnederlandse literatuur zichzelf een enorm publiek. Ook met Nobel streven slaat de Utrechtse hoogleraar weer water uit de rots want triomfantelijk laat het stickertje op de voorkant van mijn exemplaar weten dat er eind november 2017 al 60.000 exemplaren van zijn verkocht.

Nobel streven - Het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode (Frits van Oostrom)
Nobel streven – Het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode (Frits van Oostrom)
Ook het historisch bedrijf is commercie niet vreemd en dat hindert ook niets, want de Spinozaprijswinnaar heeft het weer geflikt. Nobel streven is een verrukkelijk boek waar je behalve over pechridder Jan van Brederode heel veel bijleert over dat zo kleurrijke, vreemde middeleeuwse leven.

Een dramatische stap

Het verhaal van de onfortuinlijke ridder Jan (1372-1415) is vlot verteld. Het is een variant op het aloude thema van de diepe val die je kunt maken, zelfs als je met een gouden lepel in de mond geboren wordt. Jan van Brederode heerste als tweede zoon uit een roemrucht geslacht vanuit het bij Haarlem gelegen slot Santpoort over delen van Kennemerland, het Oge (de duinstreek ten noorden van Haarlem) en flinke gebieden elders in Holland. Had het net even anders gelopen, dan had Jan’s nobel streven naar nog meer aanzien en roem in dit door en door feodale tijdperk niet alleen een gelukkig huwelijk opgeleverd, maar ook een rijke erfenis. Maar zo liep het niet. De vader van Jan’ s bruid Johanna van Abcoude bleek een inhalig type, die niet alleen weigerde op tijd dood te gaan, maar bovendien Jan het vel over de adellijke neus haalde. Het huwelijkscontract – te voldoen aan zijn schoonvader – was voor Jan onbetaalbaar en hij wordt weggezet als wanbetaler. En een ongeluk komt nooit alleen, zo blijkt, want de kostbare Drentse en Friese veldtochten in 1395/96 en daarna, in het gevolg van de bisschop van Utrecht en Graaf Albrecht van Beieren, ondermijnden de financiële slagkracht van de Brederode’s nog meer. Jan van Brederode veranderde in een Jan van Brede Node. Het familiebezit stond op het spel.

Omdat de schuldenberg onoverzienbaar werd, zetten Johanna en Jan een unieke maar dramatische stap: ze ontbinden hun huwelijk en gaan het klooster in zodat Jan aan zijn schulden jegens zijn schoonvader kan ontsnappen. Of Jan en Johanna ook religieuze aandrift voelen is onzeker. Als schoonvader van Abcoude zes jaar later eindelijk, eindelijk overlijdt, probeert Jan de rijke erfenis alsnog binnen te harken. Hij vraagt en verkrijgt een pauselijke dispensatie om het klooster te verlaten. Maar het mag niet baten, de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland werken niet mee. Ze protegeren intussen een andere edelman die dienstiger is aan hun belangen.

Als Jan zijn vrouw uit het klooster van de Dominicanessen probeert te schaken wordt hij gevangen gezet. Zijn ongehoorde geval is nieuws in heel Europa. De beroemde Parijse theoloog Jean Gerson spreekt zich ondubbelzinnig uit tegen de wettigheid van Jan’s vertrek uit de Kartuizer orde. Jan is nu het zwarte schaap van de familie en na de dood van Johanna (1411) en na zijn eigen vrijlating uit gevangenschap (1412), vertrekt hij als huurling naar Frankrijk waar Engelse invasielegers zijn binnengevallen. Daar strijdt hij mee aan de verkeerde kant en komt in 1415 in de modder van het beroemde slagveld Azincourt akelig aan zijn einde. Het zat Jan niet mee, zullen we maar zeggen.

Slag bij Azincourt (1415)
Slag bij Azincourt (1415)

II

Dat leven van de Hollandse ridder Jan van Brederode is intussen maar een deel van het grotere verhaal dat van Oostrom wil vertellen. In talloze terzijdes toont hij zijn grote kennis en betrokkenheid bij de middeleeuwen die naar zijn mening in Nederland veel te veel in de schaduw staan van de Gouden Eeuw. De vertellust begint al direct met doorkijkjes in de heerlijke rechten die de Brederode’ s uitoefenen over hun ‘volk’, van belastingen als de korentienden, vlastienden en smaltienden (tuinbouw) tot de vis-, jacht-, veer-, tol-, en windrechten. De familie kon van de inwoners ook paard- en wagendiensten verlangen. Zelf joegen de heren fretten met dichtgenaaide bekken konijnenholen in; verder aten ze ‘tongschar, witte koolvis, baars, grote zaagbek en vooral veel snoeken’, verder ‘aalscholver, blauwe reiger, eend, ekster, gans, houtduif, houtsnip, kauw, knobbelzwanen, kolgans, kraanvogel, krooneend, kuifeend, rietgans, smient, tamme duif, velduil en zeearend’. (43). Zonder zwaangraaf en pluimgraaf ging dat natuurlijk niet. Mel Brooks zei het al in zijn films, ‘it is good to be king’, in elk geval was het een smakelijk bestaan.

In dit soort achtergronden leeft de verteller Van Oostrom zich uit. De lezer komt alles te weten over het ‘Vietnam’ van de Hollandse graven in Friesland, magische middeltjes om de vruchtbaarheid te vergroten, de bedevaart naar Jeruzalem, Rome, Santiago of, zoals Jan in 1399, naar het Ierse Lough Dergh, waar in grotten het vagevuur te zien was. Dat de lange reis, de twee weken vasten en de slaaponthouding tot hallucinaties kon leiden is voor van Oostrom een weet:

“Ook zonder uitgebreide drugscultuur kende dit tijdperk hallucinaties, autosuggestie, roes, trance, hypnose, delirium, extase, psychoses, visioenen en vanzelfsprekend nachtmerries.” (85)

Beeld van Jean Gerson in Parijs - cc
Beeld van Jean Gerson in Parijs – cc
In een ander terzijde komt het leven in een Kartuizer klooster aan de orde, de zwijgplicht, de eenzame uren op cel, de vanwege de koorzang gebroken nachten en het verplicht wandelen op maandag. Op andere zijpanelen schildert Van Oostrom in bonte kleuren wel en wee van de stad Utrecht, het huurlingenwezen, de Honderdjarige Oorlog, de veldslag bij Azincourt en de fijnzinnige lessen van theoloog Jean Gerson. Het zijn pareltjes aan het snoer van het verhaal over ridder Jan.

Op zijn best is de historisch letterkundige van Oostrom als hij de vertaling die Jan van Brederode als Kartuizer monnik maakt van een dertiende-eeuws Frans boek, Somme de Roi, binnenste buiten keert. In een uitgebreide vergelijking tussen origineel en vertaling laat hij zien hoe de Kartuizer dat origineel verre overtreft. De lezer geniet mee als Van Oostrom een reeks hapaxen opsomt, woorden uit het Middelnederlands die we alleen uit deze vertaling kennen. Unica dus voor…

…aansmeren, verwanten vermoorden, hoorndol, aanvechting, brok in de keel, kermisklant, kibbelen, zot, vishengel, valse vromen, kopen op de markt, melkkoe, bierverslaafden, oplaaien, murw, schijnvromen, wortel die recht naar beneden groeit, zich volproppen, gokhuis, raaskallen, laster, uitstelzucht, zinnelijk verlokken, schurkachtige vrouw, druipoog, veelvraat, kletsen, schimpscheuten, afzetter, kruimeldief, twistzaaier, uitzuiger, vermommen, wormstekig.

Jan schreef uitermate levendig, kende de taal van de straat, een drinkebroer was bij hem een ‘taveerneloper, moutvlieg of kelderleeuw’. De berooide ridder beschikte niet alleen over een scherp zwaard maar ook over een puntige pen.

Uit de vele eigen toevoegingen op het origineel van Somme de Roi leren we Jan van Brederode dus persoonlijk kennen en Van Oostrom haalt uit die mooie bron alles wat er in zit. Jan was zielsbenauwd, zo blijkt, de gekluisterde ridder had een gitzwarte kijk op het leven, waar de Duvel de baas was, een dagelijkse realiteit en Jan kende hem persoonlijk, zo lijkt het. Toch geloofde Jan niet in demonen, hij zette zich af tegen wichelroedes, nacht-merries en bezemsteel vliegende witte wieven. En er bleef hoop, zo blijkt uit het slot van Jan’s wel erg vrije vertaling als hij eindigt met de metafoor van de jacht van de hazewindhond op de haas: de hazen lopen van angst, de hazewind van begeerte. Wie begeert, loopt harder dan wie angst heeft. Het is dus beter God te eren uit verlangen naar de hemel, dan uit vrees voor de hel. Of Jan daar zelf in slaagde is intussen de vraag.

III

Met zijn Nobel streven schreef Frits van Oostrom opnieuw een prachtig boek dat laat zien hoe je – in samenwerking met anderen – kunt woekeren met schaarse bronnen om een fijn verhaal over een middeleeuwer te schrijven dat inleving en medeleven mogelijk maakt. Behalve de weg weten in de archieven zijn fortuin (een nieuwe vondst in het archief) en vooral verbeeldingskracht daarbij onmisbaar. Niet alles wat waarschijnlijk is, laat zich bewijzen. Waar dat niet het geval is mag de historicus construeren, zolang hij zijn twijfels en onzekerheden maar met de lezer deelt, aldus de schrijver in zijn verantwoording in het slothoofdstuk. Dat doet van Oostrom volop, want behalve een boek over Jan is dit natuurlijk ook een boek over de onderzoeker Frits en zijn team, hun ambt, hun passie, hun vondsten, doorzettingsvermogen, twijfels, irritaties en uiteindelijk scheppende kracht.

Boek: Nobel streven – Frits van Oostrom

×