Dark
Light

Ian Kershaw neemt lezer mee in Europese achtbaanrit

Recensie van “Een naoorlogse achtbaan, Europa 1950-2017” van Ian Kershaw
Auteur:
6 minuten leestijd
Michail Gorbatsjov en Ronald Reagan op een deel van de Berlijnse Muur (cc0 - Pixabay - 4536207)
Michail Gorbatsjov en Ronald Reagan op een deel van de Berlijnse Muur

Een achtbaanrit, dat is waarmee Ian Kershaw (1943) de geschiedenis van Europa van na de Tweede Wereldoorlog tot nu vergelijkt. Soms ging de politieke of economische situatie opwaarts, zoals bij het einde van dictaturen in Spanje en Portugal en de val van het IJzeren Gordijn. Op andere momenten ging het neerwaarts, bijvoorbeeld in de vorm van terroristische aanslagen door de IRA in Noord-Ierland en de ETA in Spanje en door moslimextremisten in verschillende Europese steden. En dan waren er ook momenten waarop Europa uit de bocht dreigde te vliegen, waarvan de economische crisis in het nieuwe millennium een voorbeeld is.

Een naoorlogse achtbaan
Een naoorlogse achtbaan – Ian Kershaw
In “Een naoorlogse achtbaan” beschrijft de Britse historicus, die furore maakte met zijn kloeke tweedelige biografie van Adolf Hitler, de Europese geschiedenis van 1950 tot 2017. Het is een vervolg op “De afdeling in de hel, Europa 1914-1949”, waarin de twee vernietigende wereldoorlogen de hoofdtoon voeren. In vergelijking met deze decennia van oorlog, onderdrukking en genocide is de periode die hij in het vervolgdeel beschrijft minder bloedig. Europese samenwerking en integratie voorkwamen dat de grote Europese mogendheden opnieuw hun legers op elkaar afstuurden. Een nieuw conflict was weliswaar geboren in de vorm van de Koude Oorlog, maar de dreiging van een atoomoorlog tussen Oost en West voorkwam een groot gewapend conflict op Europese bodem. Toen het bijna leek alsof er sprake was van blijvende vrede, brak na het uiteenvallen van Joegoslavië in de jaren 90 op de Balkan een oorlog uit, waarbij sprake was van ‘etnische zuiveringen’ die een echo waren van het duistere Europese verleden.

De staatsbegrafenis van Winston Churchill op 30 januari 1965 wordt door Kershaw aangehaald als symbool…

“van het einde van een generatie die vasthield aan de zekerheden van de natiestaat, imperialistische overheersing en Europese grootmachtenpolitiek.”

Het Europa van toen leek volgens de schrijver nog maar weinig op dat van aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. West-Europese landen hadden zich ontwikkeld tot pluralistische democratieën waarin burgers genoten van individuele rechten en het kapitalisme hen welvaart bracht. Weliswaar waren de meeste koloniën verloren gegaan, maar een door de Verenigde Staten aangevoerde geglobaliseerde markt bood volop economische kansen. Oost-Europa daarentegen was van het Westen afgesneden door het spreekwoordelijke IJzeren Gordijn. Gedomineerd door de Sovjet-Unie en verenigd in het Warschaupact waren onder andere Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije communistisch bestuurde landen. Na de dood van dictator Jozef Stalin in 1953 kwam aan de moorddadigste uitwassen van het Sovjetbewind weliswaar een einde, maar een leven in vrijheid en welvaart was Oost-Europeanen lange tijd niet gegeven.

Greep

Kershaw bekritiseert het begrip “dooi” dat wel gebruikt wordt om de periode van destalinisatie te beschrijven en spreekt liever van “in de greep”. Ook al was de tijd van massale zuiveringen voorbij, het Sovjetsysteem behield onder Stalins opvolgers dezelfde vorm. De “greep” die het Sovjetbestuur hield op zijn eigen bevolking en op die van landen onder zijn toezicht was het ene moment strak en het andere moment losser, maar bleef bestaan tot de val van het Sovjetcommunisme. De auteur behandelt de stakingen of volksopstanden tegen de communistische overheid die in de jaren vijftig in de DDR, Polen en Hongarije en in de jaren zestig in Tsjecho-Slowakije uitbraken en die veelal door interventie van Sovjettroepen werden onderdrukt. “VERGEET MIJ NIET MEE TE NEMEN”, zo hadden Hongaren in oktober 1956 geschreven op een protestbord bij een standbeeld van Stalin dat in Boedapest door hen omgehaald was. Ze eisten daarnaast de terugtrekking van het Rode Leger, dat echter in november met inzet van tanks in de straten van Boedapest een einde maakte aan de protesten nadat de Sovjetleiding had besloten dit “broeinest” van “fascistische reactie” neer te slaan. Het zou nog tot de periode 1989-1991 duren voordat het doek definitief viel voor de communistische overheersing in Oost-Europa.

Portugese werkezel (CC BY-SA 2.0 - Rosino - wiki)
Portugese werkezel (CC BY-SA 2.0 – Rosino – wiki)

Van ezel naar Fiat

Terwijl Oost-Europeanen zich tevergeefs verzetten tegen Sovjetoverheersing vond er in West-Europa een economische bloei plaats die aanhield tot de eerste oliecrisis in 1973. De Duitsers spraken van het Wirtschaftswunder en de Fransen van de Trente Glorieuses (de glorieuze dertig jaar). Kershaw beschrijft hoe West-Europeanen – en later ook Zuid-Europeanen – profiteerden van grote materiële voorspoed. Hij haalt als voorbeeld aan dat bij de introductie van de televisie in Groot-Brittannië er nog slechts 1.760 abonnees waren, terwijl er halverwege de jaren zestig in datzelfde land al 13 miljoen televisietoestellen waren. Het autobezit nam ook een enorme vaart, zoals in West-Duitsland waar het aantal personenauto’s steeg van 0,2 miljoen in 1948 tot 9 miljoen in 1965. Kershaw:

“Waar dorpsbewoners uit Midden-Italië eind jaren vijftig nog voornamelijk ezels als vervoermiddel hadden gebruikt, reden de meesten van hen tien jaar later in hun eigen Fiat.”

Economische groei ging (ook in Oost-Europa) gepaard met verstedelijking: in heel Europa woonde in 1970 58 procent van de bevolking in steden van meer dan 750.000 inwoners, vergeleken bij 45 procent in 1950. Veel van die stadsbewoners zouden naar dezelfde internationale popmuziek gaan luisteren, met gebruik van de door Kershaw expliciet genoemde walkman, een Japanse uitvinding uit 1979 die tegenwoordig allang weer achterhaald is.

Bezuinigingen en de ‘derde weg’

Twee oliecrisissen in de jaren zeventig leidden in de meeste landen van niet-communistisch Europa tot neoliberaal bezuinigingsbeleid, waarbij Kershaw de politiek van de regering van Margaret Thatcher in Groot-Brittannië omschrijft als de meest extreme vorm daarvan. De in 1979 aangetreden eerste vrouwelijke premier van het Verenigd Koninkrijk liet zich niet weerhouden door de felle stakingen van mijnwerkers die in de jaren tachtig losbarstten vanwege de dreigende sluiting van kolenmijnen. Het beeld van politiemensen te paard die met knuppels neersloegen op de stakers was geen goede reclame voor de Britse politiek. In plaats van zoals bij vorige crises geld in noodlijdende economieën te pompen, werd er door veel West-Europese overheden – met Thatchers regering voorop – voortaan juist beknot op uitgaven, in het bijzonder door privatisering van overheidsdiensten zoals de posterijen en spoorwegen. Een doctrine die, zo legt de historicus uit, uiteindelijk ook omarmd werd door sociaaldemocratische leiders, waaronder Tony Blair, die de Britse Labourpartij omdoopte tot New Labour en regeerde van 1997 tot 2007. Hoewel aanvankelijk toegejuicht, zou de “derde weg” die sociaaldemocratische partijen in Europa insloegen uiteindelijk in veel landen leiden tot vervreemding van de traditionele sociaaldemocratische kiezer.

Sinatradoctrine

Natuurlijk gaat in het boek veel aandacht uit naar de val van het IJzeren Gordijn en het einde van de Sovjet-Unie. Behalve de welbekende begrippen glasnost en perestrojka noemt Kershaw ook de sinatradoctrine, een benaming voor het door Gorbatsjov gevoerde beleid om Oostbloklanden toe te staan hun eigen weg te kiezen (gebaseerd op Sinatra’s hit “My Way”). Eén voor één ontsnapten Oost-Europese landen vanaf 1989 aan het Sovjetjuk, waarna in 1991 ook de Sovjet-Unie zelf uiteenviel. De persoonlijke rol daarbij van Sovjetleider Michail Gorbatsjov moet volgens de schrijver niet onderschat worden. Hij spreekt daarbij zelfs van de “Gorbatsjov-factor”.

“Zonder de uitzonderlijke bereidheid van Gorbatsjov om open te staan voor verandering, ongeacht de barrières, zou de geschiedenis anders zijn verlopen.”

Het systeem zou volgens de historicus weliswaar uiteindelijk toch zijn ingestort, maar

“dat de ondergang zo snel kwam, zo definitief was, en met zo weinig geweld en bloedvergieten gepaard ging, is sterk de persoonlijke verdienste van Gorbatsjov.”

Economische crisis

De crisis van het kapitalisme in het nieuwe millennium wordt ook behandeld, evenals de islamitische terreuraanslagen van na 9/11. Terrorisme was voor Europa echter geen nieuw verschijnsel, zo benadrukt Kershaw. Hij constateert zelfs dat er statistisch gezien tussen 1970 en 1990 meer dodelijke slachtoffers bij terreurdaden vielen dan tussen 1990 en 2015, onder andere door toedoen van de IRA en ETA. Het geweld van IRA in Noord-Ierland van 1968 tot 1998 kostte het leven van 3.500 mensen en de door ETA gevoerde Baskische afscheidingsstrijd leidde sinds de jaren zestig eveneens tot duizenden doden. Onveiligheid door (moslim)terrorisme wordt door de schrijver genoemd als onderdeel van een nieuwe periode van onveiligheid.

Automatisering die leidt tot een verlies aan banen, migratiedruk, klimaatverandering, groeiende inkomensverschillen, de verandering van Turkije in een autoritair regime, toenemend nationalisme en een afkeer van de Europese Unie bij veel Europeanen worden door hem eveneens aangewezen als factoren die de toekomst van Europa onzeker maken.

Een naoorlogse achtbaan (cc0 - Pixabay - JayMantri)
Een naoorlogse achtbaan (cc0 – Pixabay – JayMantri)

Een langdurige vrede

De balans die Kershaw in “Een naoorlogse achtbaan” opmaakt is evenwel positief. Uitgezonderd de oorlog in Joegoslavië en de nog altijd aanhoudende gevechten aan de oostgrens van Oekraïne kende Europa langdurig vrede. “Het gevaarlijke, boosaardige, chauvinistische nationalisme dat tot twee wereldoorlogen heeft geleid, bestaat nauwelijks nog”, concludeert de auteur. Terwijl voor de Tweede Wereldoorlog 2/3 van de Europese bevolking onder een autoritair regime leefde en “getiranniseerd” werd door “de willekeurige macht van de politie”, zijn de democratie en rechtstaat in de meeste Europese landen over het algemeen stabiel en genieten ze de steun van de meerderheid van de bevolking.

De grillige weg met ups en downs die Europa naar dit punt bracht wordt door Kershaw uitstekend en in heldere taal beschreven, waarbij hij naast politieke zwaargewichten bijvoorbeeld ook een Moskouse taxichauffeur citeert. In een tijd dat mensen hun mening vaak lijken te baseren op flauwekul op sociale media of op gemakzuchtig geroeptoeter van politici en opiniemakers is een solide standaardwerk als dit onontbeerlijk. Wie een goed onderbouwde mening wil vormen over het verleden, heden en de toekomst van Europa doet er goed aan deze dikke, maar erg leerrijke pil tot de laatste bladzijde te lezen.

Boek: Een naoorlogse achtbaan – Europa 1950-2017
Ook interessant: De teloorgang van Europa, 1914-1949

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de 20ste eeuw, in het bijzonder de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 publiceerde hij het boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode en de Tweede Wereldoorlog. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur en Kolberg. In 2021 verscheen zijn boek Meer dan alleen Auschwitz, gevolgd door In de schaduw van Schindler in 2022. Momenteel werkt hij aan een boek over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in nazi-Duitsland. Zie ook zijn website of X-account.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×