Dark
Light

Johann Heinrich Kemper: De laatste gehangene van Amsterdam

“Ik ben regtvaardig veroordeeld, ik moet sterven”
Auteur:
4 minuten leestijd
Galg met valluik - cc
Galg met valluik - cc

Op 22 november 1854 werd in Amsterdam voor het laatst een ter dood veroordeelde opgehangen. De ongelukkige was Johann Heinrich Kemper, een Duitser die door het gerecht schuldig was bevonden aan diefstal, moord en een tweevoudige poging tot moord.

De executie van de misdadiger was groot nieuws. Niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten. De Duitser had nog een verzoek om gratie ingediend, maar dat werd van de hand gewezen door koning Willem III. Johann Heinrich Kemper zou hangen. Toen de veroordeelde op de hoogte werd gebracht van het oordeel van de koning zou hij vroom gesproken hebben:

“Ik heb mijn leven in Gods hand gegeven; zoo Hij doet zal mij welgevallig zijn.”

Volgens krantenberichten uit die tijd was Kemper sowieso vol berouw over zijn daden. Daags na zijn executie tekende de Rotterdamsche Courant op:

Als men hem sprak over de flaauwe hoop, die hem nog mogt bezielen op het behoud van zijn tijdelijk leven, was zijn wederkeerend antwoord: “Voor mij heeft het dat leven geene waarde meer; sterven zal mij beter zijn dan leven, want de rust van mijn geweten is weg, als ik bedenk, hoe ik haar, die mij met liefde steeds bejegende en mij in krankte verzorgde, heb mishandeld en ter dood gebragt; als ik bedenkt hoe ik kinderen, die ik niet meer had kunnen beminnen, als waren zij de mijnen geweest, heb vermoord, dan vraag ik mijzelven: hoe ben ik daartoe gekomen? De Koning kan mij mijn leven hier niet laten behouden; ik ben regtvaardig veroordeeld, ik moet sterven.

Welke misdaad had Johann Heinrich Kemper precies begaan?

Een luie Duitser

De Duitser had geld nodig omdat hij naar Amerika wilde. In de zomer van 1854 besloot hij daarom in te breken bij een boer aan de Oetewalerweg bij de Ringsloot in de Watergraafsmeer. Kemper had enige tijd bij de boer gewerkt, maar was ontslagen, volgens de berichten omdat hij niet hard en snel genoeg werkte. De Duitser was wel vaker om die reden ontslagen en de directeur van de gevangenis waar hij na zijn misdaad enige tijd vast zat oordeelde ook weinig positief over de jonge Duitser die:

“…alleen in het nuttigen van overmatig veel voedsel en een daarop noodzaaklijk volgende zware slaap zijn genoegen vindt”.

Bericht in de Rotterdamsche Courant van 27 november 1854
Bericht in de Rotterdamsche Courant van 27 november 1854
Als voormalig werknemer wist Kemper precies wanneer de boer niet thuis was. In de ochtend van 20 juli 1854 bracht hij daarom, terwijl de boer een bezoek aan de markt bracht, gewapend met pistool en bijl een bezoek aan de boerderij. Alleen de dienstmeid, Cornelia Grootenboer, was thuis. Kemper had verwacht dat zij ergens anders zou zijn toen hij de boerderij binnensloop. De Duitser bedacht zich geen moment en sloeg met zijn bijl op de dienstmeid in. De boerin, Petronella Preckwinkel, kwam op het geschreeuw van de meid af. Dat had ze beter niet kunnen doen. Bij Kemper waren alle remmen inmiddels los. Vol drift sloeg hij ook op de boerin in. Ze werd maar liefst vijf keer op het hoofd geraakt en stierf ter plekke aan haar verwondingen.

De drie geschrokken dochters van het boerenechtpaar, die in de bedstede lagen te huilen, moesten het hierna ontgelden. Johann Heinrich Kemper hakte met zijn bijl op de meisjes in. Een overleed ter plekke. Een ander overleed enkele dagen later aan haar verwondingen. Alleen de middelste dochter overleefde de verwondingen.

Moeilijke jeugd

Na zijn gruwelijke daden verliet Kemper de boerderij met in zijn zakken een flinke buit. Voordat de Duitser op de boot naar Amerika stapte, werd hij echter opgepakt. Aanvankelijk ontkende de moordenaar alles waarvan hij werd beschuldigd. De grote som geld die hij bij zich droeg, beweerde Kemper te hebben gewonnen in de loterij. Na twaalf dagen en intensieve gesprekken met een vertegenwoordiger van de katholieke kerk, die de moordenaar liet weten dat zijn ziel geen rust zou vinden als hij de gruwelen niet bekende, gaf Kemper zijn schuld toe. Van voorbedachten rade was volgens hem echter geen sprake geweest.

Bijl
Bijl (CC BY-SA 3.0 – Indinur – wiki)
Tijdens de rechtszaak, die breed uitgemeten werd in de pers, wees een advocaat nog op de moeilijke jeugd van Kemper. De jonge Duitser zou de vrouwen en kinderen in een opwelling hebben gedood en ook het feit dat hij veel berouw toonde moest in zijn voordeel pleiten. Het mocht allemaal niet baten. Johann Heinrich Kemper werd door het Provinciaal Gerechtshof in Noord-Holland ter dood veroordeeld en zou de geschiedenisboeken ingaan als de laatste persoon die in vredestijd in Amsterdam werd geëxecuteerd. Vooral het feit dat hij ook twee jonge kinderen had gedood, had diepe indruk gemaakt.

De Duitser was 21 jaar oud toen het vonnis werd voltrokken. Officieel was de executie niet publiek, maar doordat de galg op de binnenplaats van de Amsterdamse gevangenis zo hoog was opgesteld, kon men van buiten de poorten toch zien hoe Kemper aan zijn eind kwam.

De doodstraf werd in Nederland officieel pas in 1870 afgeschaft, maar na de executie van Kemper in 1854 werd de galg in Amsterdam nooit meer gebruikt.

Boek: Beulswerk

Bronnen

http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010396838
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010885228
http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/15-dossiers/dossiers/2615-misdaad-in-amsterdam-2

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×