Dark
Light

Kamp Mariënbosch – Tussenstation voor uitgezette Duitsers

Onderdeel van Operatie Black Tulip
Auteur:
3 minuten leestijd
Detail van een anti-Duitse na-oorlogse poster (jhsg.nl)
Detail van een anti-Duitse na-oorlogse poster (jhsg.nl)

Nadat de Tweede Wereldoorlog was afgelopen, werd de Nederlandse samenleving gezuiverd van collaborateurs, maar ook van Duitsers. Operatie Black Tulip, bedoeld om duizenden Duitsers die in Nederland woonden uit te zetten, begon in september en liep op papier door tot in juli 1951 de staat van oorlog eindigde. Duitsers kwamen voorafgaand aan hun uitzetting in kampen te zitten, zoals in kamp Mariënbosch bij Nijmegen en kamp Avegoor in Ellecom, kampen die eind 1948 gesloten werden.

Van de ongeveer 25.000 Duitsers in Nederland, kwamen 17.000 in aanmerking voor uitzetting. Uiteindelijk zijn in totaal – meestal na een maandenlang verblijf in een van de doorgangskampen – bijna 3700 Rijksduitsers over de Nederlands-Duitse grens gezet.

Staat van oorlog tot juli 1951

De uitzettingen hadden alles te maken met het feit dat er nog tot 26 juli 1951 sprake was van een staat van oorlog met Duitsland. Duitsland had in mei 1945 wel gecapituleerd, maar tot een vredesverdrag had dit niet geleid.

Gedurende de jaren 1946-1948 was Operatie Black Tulip volop in bedrijf en bestonden er in Nederland ook verscheidene doorgangskampen waar Duitsers opgesloten zaten die over de grens gezet zouden worden. Een recent onderzoek van historica Sophie Molema, Wie is de vijand? Operatie Black Tulip (Uitgeverij Aspekt, 2018), laat zien wat de geïnterneerde ‘moffen‘ in dit soort kampen meemaakten.

Enkele interneringskampen in Nederland

De na de oorlog in gebruik zijnde interneringskampen waren tijdens de Tweede Wereldoorlog opgericht door de strijdende partijen. Zo was kamp Mariënbosch een ‘nissenhuttenkamp’ dat in september 1944 voor Canadese militairen was gebouwd. Avegoor in Ellecom diende tijdens de oorlog als opleidingsinstituut voor Nederlandse SS’ers onder de naam SS-Schule Avegoor. Naast dit soort kampen, sloot men incidenteel ook Duitsers op in een klooster of in een kasteel. De interneringskampen gingen officieel open in september 1946 en werden in december 1948 gesloten.

Interneringskamp Mariënbosch bij Nijmegen

Wie is de vijand - Operatie Black Tulip
Wie is de vijand – Operatie Black Tulip
Molema schrijft in Wie is de vijand? een en ander over het interneringskamp Mariënbosch, met een geschatte 3400 uitgezette personen verreweg het belangrijkste Nederlandse uitzetkamp. Dit doorgangskamp bood op papier plaats aan ongeveer 1400 personen, maar werd voor 200.000 gulden omgebouwd om aan iets minder personen, namelijk 800, plaats te bieden. Al in de zomer van 1946 kwamen in het kamp de eerste Duitsers binnen, hoewel Mariënbosch pas bij de start van Operatie Black Tulip, in september 1946, officieel openging.

B&W van Nijmegen waren niet blij met de plannen van het ministerie van Defensie juist bij het verwoeste Nijmegen een interneringskamp te vestigen. De kans op uitzetting zou nihil zijn en de kosten voor eventuele huisvesting en uitkeringen zou Nijmegen in de toekomst niet kunnen dragen. Toch ging het plan door. Molema schrijft:

“In de maanden na de ingebruikname is er sprake van wanorde in het kamp. De bewakers van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) zijn niet op hun taak berekend. Uit een onderzoek door Rijksrechercheur W.J. den Otter in april 1947 naar de toestand van het kamp komt naar voren dat er tussen Kerstmis en Nieuwjaar 1946/1947 een honderdtal gevangenen zijn ontsnapt, waarbij zowel kampleiding als leden van de Rijkspolitie de andere kant opkeken.” (65)

Naast slecht opgeleid personeel en ontsnappingen, waren er meer problemen. De opgesloten vreemdelingen, voornamelijk Duitsers maar ook enkele andere nationaliteiten onder wie Tsjechen, vertoonden lastig, onaangepast gedrag. Verder stalen de geïnterneerden vaak boter en vlees, en er kwamen stiekeme relaties voor – hoewel dat verboden was – tussen bewakend personeel en kampbewo(o)n(st)ers. In het kamp kwam ook abortus voor, aldus het rapport.

Via de ervaringen van onder meer de familie Hörter maken we kennis met hoe het er in het kamp aan toe ging:

“De tijdelijke bewoners van kamp Mariënbosch vormen een bont gezelschap. Vooral tijdens de zomermaanden vermaken ze zichzelf en elkaar. In de periode dat de familie Hörter in het kamp verblijft, geeft een sterke man afkomstig van het circus Strassburger, diverse vertoningen van zijn kracht. Er werd gekaart en gezongen, vooral de Wanderlieder zijn populair. Joseph Hörter speelt daarbij op zijn mandoline. […] Het gaat er niet altijd vreedzaam aan toe. In de mannenbarak is er nog wel eens onenigheid. Als er ontdekt wordt dat iemand een rantsoen van een ander heeft meegenomen, dan wordt dat onderling snel opgelost door de dader in elkaar te slaan wanneer het eenmaal donker is.” (p.70)

Molema vroeg Franz Hörter, een van de geïnterneerden van de familie, of er ook nazi-aanhangers in het kamp zaten:

“Ja, de moeten er geweest zijn, want tegenover de jongensbarak waar ik zat, was onder andere de Duitse commandant van Kamp Amersfoort ondergebracht, dus dat was natuurlijk geen brave. Hij zat daar altijd met dezelfde twee of drie mensen te kaarten. Ze speelden skat, een kaartspel waar ze dagen mee zoet waren.” (p.70)

Lees ook: Operatie Black Tulip: ‘Weg met de moffen!’
…en: Nederland wilde grote delen Duitsland inlijven
Boek: Wie is de vijand? – Sophie Molema

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×