Nog één keer dan: de limes

11 minuten leestijd
De Saalburg (even ten noorden van Frankfurt) is de moeder van alle limes-reconstructies.
De Saalburg (even ten noorden van Frankfurt) is de moeder van alle limes-reconstructies.

Ik blogde onlangs over de wijze waarop de limes-berichtgeving, door gebrek aan gewicht, als clickbait meewaaide met reclame voor de gemeente Voorschoten. Dat was niet fijn: noch de limes noch de gemeente heeft er voordeel van dat wethouder Marcel Cramwinckel werd neergezet als Tjolk Hekking. Verschillende ambtenaren vroegen me om toelichting en ik leg daarom nog eens uit waarom de limes-voorlichting contraproductief is, wat je daar nu eigenlijk wil vertellen, hoe het beter kan en hoe zowel een gemeente als de limes-organisaties er voordeel van zouden hebben. Simpel samengevat:

  • ga niet uit van wie toevallig informatie aanbiedt maar ga uit van een reëel bestaande informatiebehoefte
  • de wetenschap hoeft het eerste en laatste woord niet te hebben maar de wetenschap negeren is nou ook weer niet nodig.

Voor de vaste lezers: u weet dit al, want dit vertelde ik op een limes-netwerkdag, ik schreef erover in mijn veelgelezen limesmoeheid-stuk en ik besprak het in mijn praatje op de VU. Reguliere lezers van deze blog adviseer ik niet verder te lezen. En vooraf ook nog even dit. Als ik beschrijf dat er rond de limes dingen fout gaan, doel ik niet op de talloze vrijwilligers die gratis en voor niets uitleg geven. Ik heb het over de bestuurlijke kant van de zaak. Ook daar is aan goede bedoelingen geen gebrek, maar er zijn inzichten in wetenschapscommunicatie die nog onvoldoende worden toegepast.

Waarom is de limes-voorlichting contraproductief?

Bon: waar zit het probleem? Ik beantwoord zo’n 200 vragen per week – het stukje over Voorschoten was het resultaat van zo’n vraag – en ik maak eigenlijk elke week wel kennis met iemand die verbijsterd is over het aanbod rond de limes. Het lijdt geen twijfel dat momenteel de geïnteresseerdste mensen afhaken. Deze constatering vormt slecht nieuws voor de limes-organisaties, want juist dit is de voor hen cruciale doelgroep. Als je deze mensen voor je wint, adviseren ze anderen om eens te gaan kijken. Het is hoe de Iran-expositie in het Drents Museum een succes werd en het is waarom het Rijksmuseum van Oudheden ook vorig jaar weer een bezoekersrecordbrak: geïnteresseerde mensen zijn een vliegwiel. Omgekeerd: als mensen met belangstelling concluderen dat je rond de limes nooit iets vindt dat de moeite waard is, dan zeggen ze aan andere mensen dat het geen zin heeft er aandacht aan te schenken – en dat is dus wat momenteel gebeurt.

De verklaring heb ik al eens gegeven: het proces om de limes bekender te maken, vindt achterstevoren plaats. De diverse organisaties zijn niet begonnen met de vraag “wat is er inhoudelijk te vertellen?”, zijn niet vervolgens verder gegaan met de identificatie van boodschap, doelgroepen en middelen, en hebben niet pas daarna bedacht met welke partijen ze de boodschap wilden uitdragen. In plaats daarvan zijn enkele vertrouwde partijen rond de tafel gaan zitten.

Anders gezegd: de boodschap is komen af te hangen van het toevallig al aanwezige aanbod en niet van de reële informatiebehoefte. Er zaten dit keer archeologen en geen classici aan tafel, en dus krijgt het brede publiek, dat (zoals iedereen je kan vertellen die actief is in het veld) wél is geïnteresseerd in “de Oudheid” maar niet is geïnteresseerd in “de Oudheid met de beperkingen van de archeologen”, overwegend archeologische en niet op dat brede publiek afgestemde informatie. Zo groeit er dus minder draagvlak voor de limes dan je wil.

Het is overigens aannemelijk dat als er classici aan tafel hadden gezeten, hetzelfde was gebeurd: dan kreeg het publiek “de Oudheid met de beperkingen van de classici” in plaats van “de Oudheid” waarin het is geïnteresseerd. Het was beter geweest als de verschillende stappen in de juiste volgorde gezet zouden zijn: eerst vaststellen wat er inhoudelijk valt te vertellen en pas daarna uitzoeken met welke partijen je dat wil uitdragen.

Gek genoeg is dit in de aanloop naar het document dat bekendstaat als “Interpretatief Kader” geadviseerd geweest en desondanks niet gebeurd, wat betekent dat zinvolle adviezen blijkbaar niet doorkomen of onvoldoende op waarde worden geschat. Dat is een serieus bestuurlijk probleem. Ook serieus: doordat het project uitgaat van bestaande partijen en niet van noodzakelijke partijen, zitten we nu met een bizarre verdubbeling van activiteiten: naast de al bestaande Week van de Klassieken is er nu een Romeinenweek. Nogmaals: u leest mijn VU-praatje, het limesmoeheid-stuken netwerkdag-praatje maar voor de details.

Kortom: de limes-voorlichting is op dit moment niet alleen contraproductief doordat ze de cruciale doelgroep weinig heeft te bieden, ze verspilt ook geld doordat ze de infrastructuur negeert waarlangs mensen al informatie zoeken en vinden.

De Muur van Hadrianus: voorbeeld van een clausura.
De Muur van Hadrianus: voorbeeld van een clausura.

Het eigenlijke verhaal

Hoe begin je met een project om de limes wat meer aandacht te geven? Bij het eigenlijke verhaal. OCW financiert de culturele sector niet om de burgers wat feiten toe te werpen: “cultuur verrijkt het individu en verbindt de samenleving”, lees ik op de website van het ministerie, en het heeft “waarde voor onze identiteit en geschiedenis”. Cultuur is een poging het eigen denken beter te doorgronden. Dit moet ook ons vertrekpunt zijn.

Eén mogelijkheid is erop wijzen dat de limes de omkering vormt van het Gelderse geschiedbeeld: ooit hadden we een redelijk pluriform beeld van het verleden waarin “we” Germanen waren. De limes legt het accent voor de oude geschiedenis van Nederland nogal eenzijdig op degenen die vroeger de “ze” waren. Dit is een interessante omkering: vaderlandse geschiedenis wordt hier ingeruild voor Europese. We leven in een verenigend Europa en de geschiedenis verandert mee.

Dit “eigenlijke verhaal” kan het vertrekpunt zijn voor een goede presentatie van de limes. Je moet echter wél uitleggen waarom het nieuwe beeld beter is dan het oude, vooral omdat de keuze “niet vaderlands maar Europees” makkelijk valt uit te leggen als politiek. Sterker nog, deze uitleg moet sowieso worden geboden, aangezien de limes al in deze politieke zin gepresenteerd wordt.

En dat is problematisch. Het beeld van het verleden mag veranderen als daar een vakinhoudelijke verklaring voor valt te geven. Nieuwe vondsten, nieuwe bronnen, nieuwe inzichten. Het mag echter niet gebeuren met een politieke motivatie, want dan bedrijven we propaganda. Toevallig ken ik de rationele argumenten voor het limes-project (de Canondiscussie, de monumentenwetgeving…), maar de limes-organisaties moet zo langzaamaan weleens gaan uitleggen waar de excess empirical content zit. Als je immers uitlegt waarom het nieuwe beeld beter is dan het traditionele, verbindt cultuur inderdaad de samenleving en is de limes inderdaad van waarde voor onze identiteit en geschiedenis. Als je het daarentegen niet uitlegt, vertoon je het gebrek aan cultureel en historisch bewustzijn dat de limes, getuige mijn e-mail, zo vaak wordt verweten.

Er is een tweede vertrekpunt waarvandaan over de limes een goed verhaal te vertellen zou zijn, een tweede thema dat kan dienen als het “eigenlijke verhaal”. Wie naar de Romeinse cultuur kijkt, zal zien dat het imperium Romanum een invloedssfeer was. De ambitie was wereldheerschappij en het idee van een territoriaal begrensd rijk was voor de Romeinen nooit vanzelfsprekend. Dit beeld rijst op uit zowel de geschreven bronnen als uit opgravingen als Mušov, Carpow en Harzhorn. Die archeologische vindplaatsen tonen dat de ambitie voor keizers als Marcus Aurelius, Septimius Severus en Maximinus Thrax nog altijd aanwezig was. Tegelijkertijd suggereren de limes-forten dat deze ambitie juist ontbrak: de Romeinse generaals hadden gekozen voor defensieve posities.

Er ligt hier, met andere woorden, een prachtig probleem dat ons dwingt na te denken over de spanning tussen ideologie en praktijk. Dit is een mooi “eigenlijk verhaal”, waarmee cultuur het individu verrijkt, waarde heeft voor het begrip van onze geschiedenis en ons helpt ons eigen denken beter te doorgronden.

Voor wie het wil weten: één deel van de verklaring is het tekortschieten van het archeologische bewijs. Slecht zichtbaar voor archeologen maar altijd in de oude wereld aanwezig waren de nomaden. De limes Tripolitanus toont dat clausurae, “afscheidingsmuren”, verdwenen toen duidelijk werd dat ze de nomaden buitensloten en de eigen economie schaadden. We hebben hetzelfde beeld uit Centraal-Azië: er zijn grenzen (uiteraard niet Romeins) zonder forten en er zijn linies van forten die geen grenzen zijn. Een grens kon in de oude wereld simpelweg niet op slot, wat betekent dat een Romeinse strategie altijd gericht moest zijn op óf het onderwerpen van de buiten-Romeinse gebieden óf het reguleren van nomadisme. Dat laatste past beter bij de vondsten dan het eerste (al hebben we dus duidelijke uitzonderingen) en het is geen toeval dat de fortenreeks in het Grieks mesites heet, wat je zou kunnen vertalen als “tussenzone” en goed aangeeft dat de bewoners van het Romeinse Rijk dachten in invloedssferen.

Een tweede verklaring waarom wij een spanning ervaren tussen Romeinse ideologie en archeologische vondsten, is onze eigen vooringenomenheid. Wij interpreteren de vondsten mogelijk verkeerd. Dat het Romeinse Rijk territoriaal begrensd was en dat je een fortenreeks zo kunt interpreteren, is een negentiende-eeuwse visie, waarbij selectief naar de beschikbare informatie is gekeken. Je kunt een “eigenlijk verhaal” over de spanning tussen ideologie en praktijk dus ook zien als een voorbeeld van de wijze waarop moderne ideologie ons ertoe brengt onvolledig en ambigu bewijsmateriaal al te modern te interpreteren.

Kortom, er valt met de limes iets prachtigs te doen, maar doordat de limes-organisaties achterstevoren werken, zijn ze uit het oog verloren waarom we ook alweer geld uitgeven aan cultuur. Dat is niet om de burger feiten toe te werpen – de huidige boodschap – maar omdat de samenleving er rijker door wordt. Dat is geen holle woordenkraam: het boeiende is dat de limes een werkelijk nieuw en, althans potentieel, beter verhaal biedt. De hamvraag is dus: hoe vertellen we dat verhaal?

Woerden, Drive-in Museum: een voorbeeld van goede eerstelijns-voorlichting, die het mogelijk maakt de grote musea voor de tweede lijn te gebruiken. Wat overigens nog onvoldoende gebeurt.
Woerden, Drive-in Museum: een voorbeeld van goede eerstelijns-voorlichting, die het mogelijk maakt de grote musea voor de tweede lijn te gebruiken. Wat overigens nog onvoldoende gebeurt.

Doelgroepen

Goed, als we een “eigenlijk verhaal” hebben, kunnen we kijken naar de mensen voor wie het is bedoeld. Niet iedereen heeft immers dezelfde informatiebehoefte. Voor sommige mensen is het voldoende te weten dát twee meter onder deze of gene plek de resten liggen van dit of dat Romeinse fort. Het bord waarop dat staat uitgelegd zal voor menigeen overigens niet meer zijn dan de zoveelste toeristische informatie langs de weg, die je ter kennisgeving aanneemt.

Anderen hebben daarentegen juist een hogere informatiebehoefte en juist dat is, zoals aangegeven, de cruciale doelgroep. Het zijn immers degenen die anderen beïnvloeden. Het zijn misschien geen influencers, in de zin dat één ervan tienduizenden weet te bereiken, maar hun naam is legio en samen bereiken ze wel tienduizenden mensen. Als zij zeggen “er is intellectueel niks aan”, ben je verloren en zoals gezegd: ze klagen inderdaad. Als die mensen bovendien de onjuistheden in het huidige aanbod herkennen (of denken te herkennen), dan keren ze zich tegen de limes – met aquaductenaffaires als die in Nijmegen als onvermijdelijk gevolg.

Zoals ik al ook al eerder heb verteld, moet deze doelgroep verdieping worden geboden: zeg maar een tussenstap tussen enerzijds het bestaande aanbod en anderzijds het eigenlijke verhaal dat we willen vertellen om het individu te verrijken, om de samenleving te verbinden, om iets van waarde te zeggen over identiteit en geschiedenis en om ons eigen denken te doorgronden. Want daar gaat het om en daarvoor krijgt de limes subsidie.

Internet

We hebben goede musea, die door het publiek al worden gevonden. Dáár moet je je dus in de eerste plaats op richten. Verder hebben we een Week van de Klassieken en diverse tijdschriften die ook al worden gevonden (Archeologie Magazine, Hermeneus, enz.).

Als je dit aanbod verder wil verbreden, is het beste medium vanzelfsprekend het internet, waar je iedereen op zijn eigen niveau kunt bereiken, zodat je het aanbod tegelijk verdiept. Online is al heel veel te vinden en onderschat daarnaast de Wikipedia niet. Een subsidiënt die een eerstelijns-aanbod wil uitbreiden, doet dat het efficiëntst door de Wiki uit te breiden en te verbeteren. Om dezelfde reden als hierboven: het is een plek is waar mensen al zoeken, het is een bestaande trechter naar informatie.

Wat zeker niet hoeft, is uitbreiding met wéér een website met dezelfde informatie. De zoveelste Web 1.0-site zal ook de zoveelste keer zijn dat we junk news bieden, dat wil zeggen informatie die het zicht op verdieping blokkeert. Ik noem dit met enige nadruk aangezien de limes-organisaties, zoals beschreven, steeds opnieuw het wiel uitvinden. Zoals het verstandiger zou zijn geweest de vertrouwde Week van de Klassieken te verbeteren en niet een parallelle Romeinenweek te bouwen, zo is een website met informatie over de limes en Romeins Nederland minder wenselijk dan betere ontsluiting en verdieping van wat al bestaat. We leven in tijden van Web 3.0, weet u wel.

Wat zeker moet worden toegevoegd is een tweede lijn, waar wordt uitgelegd hoe we weten wat we weten. Zo’n tweede lijn is een absolute voorwaarde om de limes te immuniseren tegen de scepsis die bij de omkering van een bestaand beeld onvermijdelijk een keer de kop zal opsteken. Een voorlichting die niet proactief is, kan anno 2019 uitsluitend worden getypeerd als onprofessioneel.

Om het bovenstaande anders te formuleren: de kracht van internet is dat je informatie zo kunt aanbieden dat je iedereen, dus ook mensen met een hoge kennisbehoefte, tevreden kunt stellen. Daarvoor is nodig dat we eerst kijken naar wat we nu eigenlijk willen vertellen en naar wat de reële vragen zijn. Dat is wezenlijk anders dan wat nu gebeurt: nu staat het aanbod centraal van de partijen die er al zijn. Het wereldwijde web is echter geen brochure of boek met informatie die we de wereld inzenden: het maakt communicatie met het publiek mogelijk en dáár moet op worden ingezet.

Wie moet zoiets maken? Met welke partijen moet je in zee? Dat is niet zo moeilijk: breng het onder op de plek waar mensen al informatie zoeken. De musea. Musea hebben al internet-sites die ook worden gevonden en hebben de know-how om verder te bouwen. Ze hebben de netwerken én de educatieve diensten. Bouw dit uit. Bouw niet iets nieuws. Het wiel is al uitgevonden, het hoeft niet opnieuw.

En o ja, Voorschoten

Er is nog een bijkomstig voordeel als je voor de limes (of liever: de Romeinse Lage Landen) beschikt over een website die het bestaande aanbod beter ontsluit en een verband legt met het eigenlijke verhaal. Niet alleen komt iedereen aan zijn trekken, de website maakt het mogelijk andere media vóór de limes (of de Romeinse Lage Landen) te laten werken. Ik denk concreet aan wat de aanleiding was tot dit stukje: een op zich leuke constatering over het Corbulokanaal die in de plaatselijke pers slecht werd uitgewerkt, met als klapstuk een wethouder die voor joker stond.

Stel, er was al een goede website, dan kon in een persbericht – en dus in de lokale media – daarnaar worden gelinkt en kon het publiek vinden wat het nodig heeft om zo diep te gaan als het zelf wil. (Het is niet heel anders dan wat ik ooit hier heb geschreven.) Op die manier kunnen de limes-organisaties de lokale media, die nu het negatieve oordeel versterkten dat de limes oninteressant zou zijn, gebruiken om een boodschap af te geven die wél positief is. Het plaatselijke sufferdje voegt zo geen junk news toe maar wordt weer een instrument om mensen te leiden naar goede informatie.

Dit moet ook een wethouder van cultuur als muziek in de oren klinken. Je wil de burgers verrijken en verbinden, je wil ze wat historisch besef geven. Dát is het vertrekpunt van alle cultuurbeleid en dit abstracte ideaal vertaal je via uitleg van het eigenlijke verhaal naar een goede digitale infrastructuur, zodat je het leven van de burgers werkelijk verrijkt.

~ Jona Lendering
Historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken. Zie ook: mainzerbeobachter.com

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com