Dark
Light

De uittocht uit Messolonghi (1826)

5 minuten leestijd
De uittocht uit Messolonghi, 1826 (Detail van een schilderij van Theodoros Vryzakis) - Publiek Domein - wiki
De uittocht uit Messolonghi, 1826 (Detail van een schilderij van Theodoros Vryzakis) - Publiek Domein - wiki

De stad Messolonghi ligt 284 kilometer ten westen van Athene en is gebouwd op een stuk land dat uitloopt in een zeer grote lagune. In deze lagune liggen kleine eilanden die een belangrijke rol speelden in de verdediging van de stad tijdens de belegering door de Turken. De grote Turkse schepen konden de lagune niet invaren.

Op de ruïnes van Messolonghi - Eugène Delacroix, 1827 (Publiek Domein - wiki)
Griekenland op de ruïnes van Messolonghi – Eugène Delacroix, 1827 (Publiek Domein – wiki)
De Uittocht uit Messolonghi is een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog tegen de Ottomaanse overheersing, die begon op 25 maart 1821. De bewoners van Messolonghi waren, net als in vele andere steden, in verzet gekomen tegen de overheersing en hadden zich vrijgemaakt. De Turkse sultan besloot de stad terug te veroveren.

De eerste belegering

Op 25 oktober 1822 arriveerden 20.000 Turkse manschappen onder leiding van Omer Vrioni en Kiütahi Pasha bij Messolonghi en belegerden de stad. Binnen de stadsmuren lag het aantal verdedigers op circa 700. De stad werd beschermd door een zwakke versteviging van een lage muur en een diepe sloot net buiten de muur. Op 8 november slaagde de vloot, met daarin 1700 bewoners van het eiland Hydra, erin om de Turkse vloot te verjagen. De eerste Turkse aanval was daarmee afgeslagen.

Tweede belegering en de uittocht

De tweede belegering van de stad begon op 15 april 1825. Kiütahi Pasha bracht een machtig leger mee met 35.000 soldaten, terwijl een Turkse vloot op zee het gebied rond Messolonghi afschermde. Hierdoor konden de bewoners van de stad niet aan voedsel, materialen en versterking komen. De nationalistische Griekse dichter Dionysos Solomos noemde de stedelingen ‘vrije belegerden’. Er waren slechts 400 manschappen om de stad te verdedigen, maar ook twee keer zoveel bewoners van de stad. De Sultan, die zag dat Kiütahi er niet in slaagde de stad te veroveren, riep de hulp in van de Egyptische generaal Ibrahim Pasha. Deze arriveerde op 12 december 1825 bij Messolonghi met 10.000 Egyptenaren, vol hoon dat Kiütahi er in acht maanden tijd niet in geslaagd was de simpele muur over te komen.

De belegerden kenden zware tijden: de Griekse vloot kon geen voedsel en medicijnen aanvoeren en de voorraden raakten uitgeput. Door de hongersnood werden mensen ziek en stierven er ook inwoners. De bombardementen gingen dag en nacht door. De Zwitserse Meyer, die de belegering zelf niet overleefde, beschreef in zijn krant Ellinika Hronika de laatste dagen voor de Exodus de situatie in de stad:

“We zijn al zo ver gekomen dat de meest vieze beesten als voedsel dienen. We lijden vreselijk aan honger en dorst. We zijn getroffen door talloze ziektes. Al 1740 van onze broeders zijn gestorven. Ondanks al deze ontberingen is het geweldig om te zien hoe groot de moed en hoe sterk de moraal is van onze verdedigers. Over een paar dagen zullen deze moedige mannen niet meer zijn dan schaduwen van engelen, martelaren voor de troon van God en de onverschilligheid van de christelijke wereld die zich niet wilde inlaten met de strijd. Namens al deze dapperen maak ik bekend dat wij een eed voor God hebben gezworen om het land van Messolonghi te verdedigen en om samen begraven te worden onder de puinhopen van de stad. Wij geven ons niet over. Wij leven onze laatste momenten. De geschiedenis zal ons besluit beoordelen. Voor mijzelf stemt het me trots te denken dat het bloed van een Zwitser, een afstammeling van William Tell, zich zal mengen met het bloed van de helden van Griekenland.”

De geschiedschrijver van de Griekse revolutie, Nikolaos Kasomoules, die aanwezig was tijdens de laatste ogenblikken van Messolonghi, schreef:

“Sinds half februari 1826 zijn vele families verstoken geweest van brood. De honger wordt elke dag erger en men is begonnen met het slachten en eten van paarden, muilezels en ezels. In nog geen drie dagen zijn al deze dieren opgegeten.”

Verbeelding van de uittocht uit Messolonghi - Panagiotis Zographos (Publiek Domein - wiki )
Verbeelding van de uittocht uit Messolonghi – Panagiotis Zographos (Publiek Domein – wiki )

Uittocht

Onder leiding van de bisschop van Preveza (Rogoi) Joseph werd op 6 april 1826 vergaderd. Besloten werd om een Exodus plaats te laten vinden in de nacht van 10 april, zaterdag van Lazarus tot aan de avond van zondag, Palmzondag. Er werd nog overwogen om de vrouwen en kinderen op te leiden als strijders, maar Joseph overtuigde de vergadering ervan om dit niet te doen. De Stadsoudste Hristos Kapsalis stierf samen met bejaarden, vrouwen en kinderen in zijn huis, door het aansteken van het buskruit magazijn. Hierbij kwamen ook veel Turken en Egyptenaren om het leven.

Toen het moment daar was, stormde een groot deel van de inwoners die nog in staat waren te vechten de stad uit, in een poging de vrouwen en kinderen buiten Messolonghi in veiligheid te brengen. Een deel van de mannen bleef onderwijl in de stad achter om Messolonghi tot de dood te verdedigen. De Egyptische generaal Ibrahim Pasha, die op de hoogte gebracht was van de actie door een Bulgaarse verrader, beval de cavalerie onmiddellijk om aan te vallen. Turken en Egyptenaren bestormden hierop de stad en slachtten de bewoners af.

Op 12 april 1826 was Messolonghi compleet vernield en weer in Turkse handen. De meeste vrouwen, kinderen en ouderen van de bevolking van zo’n 10.000 man sterk stierven door verhongering, ziekte of werden vermoord. Van de ongeveer 3.000 mannen stierven er 1.700 tijdens de Exodus.

Lord Byron op zijn sterfbed (Joseph-Denis Odevaere, ca. 1826)
Lord Byron op zijn sterfbed (Joseph-Denis Odevaere, ca. 1826)

De Exodus wordt beschouwd als een daad van grote moed. Het heldhaftige verzet en de opoffering van de verdedigers zorgden wereldwijd voor zowel grote schok als bewondering. Er werd over gesproken in parlementen en op universiteiten en er werd geld gedoneerd voor de slachtoffers. De Griekse nationale trots groeide, dichters, beeldhouwers en schilders, onder wie Hugo en Goethe, bewezen met hun werk eer aan Messolonghi. Speciale vermelding moet hierbij uitgaan naar de beroemde Britse dichter en verweerder van Griekenland Lord Byron. Hij steunde de Griekse onafhankelijkheidsstrijd vanaf 5 januari 1824, toen hij aankwam in Messolonghi, tot aan 7 april 1824, toen hij stierf. Zijn laatste woorden voor Griekenland waren:

“Ik gaf (Griekenland) mijn tijd, mijn gezondheid, al mijn bezittingen en nu geef ik (Griekenland) mijn leven. Wat had ik meer kunnen doen?”

Dionysos Solomos’, ode aan de dood van Lord Byron:

“Voor een ogenblik, Vrijheid, laat de oorlog, het bloedvergieten slapen
Kom hier en huil zacht over het lichaam van Byron”

~ Pandelis Fotiou
Vertaald in het Nederlands door Sandra de Boer

Bronnen

Bron: Ιστορία του Ελληνικού Έθνους (1975)- ΙΒ’, Η Ελληνική Επανάσταση, Εκδοτική Αθηνών (De
Geschiedenis van de Griekse Natie)
×