Verena Becker wordt verdacht van medeplichtigheid aan de moord op de jurist Siegfried Buback. Deze moord werd gepleegd in 1977 toen de linkse terreurorganisatie RAF nog volop actief was. Becker werd in het jaar dat de moord op Buback gepleegd werd, al eens veroordeeld tot levenslang. Dit in verband met een schietpartij enkele weken na de moord. Becker wilde toen het land verlaten, maar werd bij grens tegengehouden. Het RAF-lid schoot hierna om zich heen maar werd uiteindelijk overmeesterd.
Na twaalf jaar gevangenisstraf kwam Buback vrij. Vorig jaar werd ze echter opnieuw aangehouden. Dit nadat de Duitse justitie had laten weten te kunnen bewijzen dat ze betrokken was bij de moord op Buback.
De rechtszaak tegen het voormalige RAF-lid wordt op de voet gevolgd door de Duitse media. Tijdens de eerste zittingsdag bleek dat Becker besloten had haar kaken op elkaar te houden. Aan het begin van de zitting noemde ze nog wel haar naam en geboortedatum, maar daarna zweeg ze. Op de aanklacht reageerde ze in het geheel niet.
De Duitse justitie beweert DNA-materiaal van Becker te hebben gevonden op een brief waarmee de RAF de moord op Buback in 1977 opeiste. Volgens justitie heeft Becker ook een belangrijke rol gespeeld in het voorbereiden van de moord. Van het afvuren van de kogels wordt ze niet beschuldigd.
De moord op Buback, een fel bestrijder van de RAF, vond plaats op 7 april 1977. De jurist werd neergeschoten toen hij in zijn auto voor een stoplicht wachtte. Ook zijn chauffeur en een van Bubacks medewerkers kwamen hierbij om het leven.
De moord op Buback en de ontvoering van werkgeversvoorzitter Hans-Martin Schleyer enkele maanden later markeren het begin van de Duitse Herfst, een periode waarin de West-Duitse samenleving werd opgeschrokken door een reeks van terreurdaden.
