Dark
Light

Was de Tachtigjarige Oorlog een overwinningsverhaal?

Essay uit het boek “80 jaar oorlog” van het Rijksmuseum
6 minuten leestijd
De Staatse vloot bij Duins, Reinier Nooms (Publiek Domein - wiki)
De Staatse vloot bij Duins, Reinier Nooms (Publiek Domein - wiki)
In 2018 is het 450 jaar geleden dat de Tachtigjarige Oorlog begon. Het jubileumjaar is onder meer aanleiding voor een grote tentoonstelling in het Rijksmuseum en een zevendelige televisieserie van de NTR. In een bijbehorend boek, getiteld 80 jaar oorlog, beschrijft senior conservator Gijs van der Ham hoe verzet, opstand en burgeroorlog ervoor zorgden dat de bestaande Nederlanden in twee delen uiteenvielen. Het noorden, het huidige Nederland, werd onafhankelijk. Het zuiden, nu grofweg België, bleef onderdeel van het Spaanse rijk. Pas tachtig jaar en drie generaties later kon vrede worden gesloten. Het boek bevat ook enkele beschouwende essays. Op Historiek publiceren we een van die essays. Rijksmuseum-conservator Stephanie Archangel plaatst in haar artikel enkele kanttekeningen bij de veelgeroemde vrijheidsstrijd.


Tachtig jaar oorlog
Een gedeeld verleden

De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars, aldus een beroemde uitspraak van Winston Churchill. Degene die zegeviert, wint niet alleen waar hij op uit was – gebiedsuitbreiding, grondstoffen, nieuwe onderdanen – , maar krijgt ook de mogelijkheid om het verhaal over de strijd te beheersen. Winnaars zijn zij, zo zou je de uitspraak kunnen opvatten, die bepalen welke versie van de geschiedenis wordt verteld en zodoende alles wat ervan afwijkt de kop kunnen indrukken. Bij de Tachtigjarige Oorlog is dit niet anders. De strijd tegen de destijds Spaanse heersers leeft in ons collectief geheugen als een verhaal van overwinning. Een waaruit idealen als vrijheid van godsdienst, tolerantie, medezeggenschap en voorspoed voor alle Nederlandse burgers zijn voortgekomen.

Willem van Oranje geschilderd door Anthonie Mor omstreeks 1554
Willem van Oranje geschilderd door Anthonie Mor omstreeks 1555
Maar was de stichting van de Republiek voor al haar onderdanen inderdaad een overwinningsverhaal? Een Caribische Nederlander zal opmerken dat zijn voorouders ten tijde van de oorlog geen veroveraars waren, maar juist een van de veroveringen. Want waar in de Nederlanden ogenschijnlijk gevochten werd tegen de Spaanse onderdrukking, werden elders in de wereld mensen onderdrukt door dezelfde Republiek die uit de Nederlandse strijd voortkwam. De Tachtigjarige Oorlog vormde het begin van de Nederlandse koloniale periode en het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel, een gegeven dat nog altijd zichtbaar is in de verscheidenheid van de Nederlandse samenleving.

Het verhaal van koloniale veroveringen en de bijkomende slavernij is maar zelden in het kader van de Tachtigjarige Oorlog besproken. Ironisch, gezien het feit dat het conflict mede ontstond doordat de Lage Landen zich openlijk tegen Fillips II keerden omdat zijn regime hen als slaven zou behandelen. Willem van Oranje schrijft in 1580 in zijn Apologie dat ‘hetzij als gevolg van zijn Spaanse opvoeding, hetzij op aanraden van zijn adviseurs’ Filips steeds het voornemen heeft gehad…

‘U [de inwoners van de Nederlanden] aan een volledige slavernij te onderwerpen. Bovendien was hij van plan U Uw vrijheden en privileges volledig te ontnemen en met U, Uw vrouwen en kinderen zo om te gaan als zijn dienaren met de arme Indiërs plegen om te gaan.’

Aanval overzee

“Waar in de Nederlanden ogenschijnlijk gevochten werd tegen de Spaanse onderdrukking, werden elders in de wereld mensen onderdrukt door dezelfde Republiek die uit de Nederlandse strijd voortkwam.”

Door diezelfde oorlog echter raakte de Republiek aan de overkant van de oceaan juist betrokken bij het ontnemen van ‘vrijheden en privileges’. Om de Spaanse militaire druk op het Nederlandse strijdtoneel te verlichten, bedachten de Staten-Generaal een opvallende afleidingsmanoeuvre: de aanval overzee. Vanaf het eind van de zestiende eeuw zeilden Nederlanders de wereld over om forten, schepen en handelsposten van de Spanjaarden in te nemen en leeg te plunderen. Zo bereikten veel rijkdommen uit deze koloniën Spanje niet langer. Deze strategie zorgde ervoor dat het het voor Filips II lastiger werd de kapitaalslurpende oorlog in de Lage Landen te financieren.

Met dit doel in het achterhoofd werd in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Omdat er nog geen nationale oorlogsvloot bestond, waren het bewapende schepen van particuliere beleggers die naar Azië voeren. De kaapvaart bleek een zeer winstgevende business, waarmee betrokkenen tegelijkertijd ook een dienst bewezen aan de strijd van de Nederlandse Republiek. Al snel ontstonden er plannen voor het opzetten van een soortgelijke compagnie voor het westen, mede gevoed door een dreigend tekort aan zout en suiker nadat Antwerpen in 1585 in handen van de Spanjaarden was gevallen. Handelsschepen uit de Lage Landen die voorheen voor deze producten naar Antwerpen voeren maar nu zelf de Atlantische Oceaan moesten oversteken, werden sindsdien geregeld aangevallen door de vijand.

't Kasteel Keulen aan Rio Grande in Nederlands-Brazilië (Johannes Vingboons)
’t Kasteel Keulen aan Rio Grande in Nederlands-Brazilië (Johannes Vingboons)

Nederlands-Brazilië

Na afloop van het Twaalfjarig Bestand in 1621 ging de Republiek direct over tot de oprichting van de West-Indische Compagnie (WIC), die in 1630 een belangrijke militaire slag sloeg met de gedeeltelijke inlijving van de Portugese kolonie Brazilië. Daar werden tot slaaf gemaakte Afrikanen, die vanaf de Ghanese en Angolese kust naar Latijns-Amerika waren verscheept, gedwongen om op suikerplantages te werken. Het was gouverneur-generaal Johan Maurits van Nassau Siegen die kort na zijn komst in 1637 besloot om dezelfde dwangarbeid onder Nederlandse vlag voort te zetten. Om de suikerproductie op te voeren en rendabel te houden was een geregelde aanvoer van slaafgemaakten noodzakelijk, zo beargumenteerde hij. De WIC stemde in met de wensen van de nieuwe gouverneur en besloot handelsposten in Afrika te veroveren.

Om de handel in zout, suiker en slaafgemaakten veilig te stellen, was het verder handig om ook eilanden voor de Zuid-Amerikaanse kust als uitvalsbasis te bezitten. Toen met de Vrede van Münster in 1648 de Republiek een soevereine staat werd, waren inmiddels de Caribische eilanden Curaçao (1634), Aruba, Bonaire en Sint Eustatius (1636), Saba (1640) en Sint Maarten (1648) in Nederlandse handen en werden ze onder het bewind van de WIC ontwikkeld tot belangrijke handelscentra voor het doorverkopen van Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen.

Waar de Spanjaarden in 1513 de Antillen nog tot islas inútiles (nutteloze eilanden) verklaarden, zag de WIC er ruim een eeuw later meer in. Vooral Curaçao was een belangrijke schakel in de koloniale economie. Het lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika en bleek mede door zijn ligging en natuurlijke haven een goede plek om van daaraf handel te drijven. Zodoende groeide het eiland uit tot spil in de bekende trans-Atlantische driehoeksvaart, het netwerk waarbij de Republiek onder andere koper, rum, katoen, textiel, buskruit en wapens vanuit Europa naar West-Afrika bracht, deze daar inruilde voor mensen die vervolgens naar Amerika werden verscheept om er gedwongen en onder erbarmelijk omstandigheden te werken, om tot slot suiker, koffiebonen en tabak terug te vervoeren naar Europa. Dit stelsel bracht welvaart en voorspoed, waardoor de Nederlandse staat tot in de negentiende eeuw een belangrijke speler bleef op de wereldwijde handelsmarkt.

Slavenhuisjes op Bonaire (cc - David Burley)
Slavenhuisjes op Bonaire (cc – David Burley)Slavenhuisjes op Bonaire (cc – David Burley)

***

Was de Tachtigjarige Oorlog een overwinningsverhaal? Via de VOC en de WIC veroverde de Republiek een veelheid aan koloniën. De in die tijd opgezette slavenhandel bleef Nederland nog anderhalve eeuw na de oorlog voortzetten. Volgens historici bedroeg het uiteindelijke aandeel van de Nederlanden in de trans-Atlantische slavenhandel in die periode ongeveer zeven procent, wat neerkomt op ongeveer zeshonderdduizend slaafgemaakten. Circa de helft hiervan kwam voor rekening van de WIC.

Waarom worden het Nederlandse koloniale verleden en de Tachtigjarige Oorlog telkens als twee losstaande geschiedenissen voorgesteld? Dat is een vraag die moeilijk te beantwoorden is. Het is niet vreemd dat de schaduwkanten van een oorlog zelden worden belicht: de heroïsche geschiedschrijving zoals die door Churchill werd aangehaald, vervult immers een functie. In het geval van de Nederlanden werd deze toegepast met de intentie een volk ondanks verschillen in klasse, achtergrond en leeftijd met elkaar te verbinden. Voor de Lage Landen, die vóór de strijd uit zeventien gewesten met elk een eigen identiteit en bestuur bestonden, was dat ook nodig. Oorlogsverhalen zorgden voor binding en zingeving, en een ‘wij versus zij’-gevoel, waarbij lofzangen en herinneringsrituelen de gebrachte offers in leven hielden.

80 jaar oorlog
80 jaar oorlog – Rijksmuseum
Maar in de Tachtigjarige Oorlog waren er niet alleen winnaars en verliezers. Er waren ook mensen die tot oorlogsbuit werden gemaakt. Voor een deel van de Nederlanders staan de verhalen, beelden en monumenten uit de Tachtigjarige Oorlog nog symbool voor de succesvolle strijd voor de vrijheid van hun voorouders. Voor anderen is de uitkomst van diezelfde bevrijding het begin van ontmenselijking, slavernij en onderdrukking van hún voorouders.

Gelaagdere geschiedschrijving

Het is zinvol en belangrijk om te streven naar een meerzijdigere en gelaagdere geschiedschrijving van de Tachtigjarige Oorlog, een die ruimte biedt voor álle Nederlanders. Maar belangrijker nog is het om te komen tot een andere benadering van het verleden, een die meer inzicht geeft in de manier waarop onze maatschappij tot stand is gekomen. In een tijd waarin zeventiende-eeuwse ‘helden’ van hun sokkels worden gestoten en de aandacht voor het slavernijverleden wordt opgeëist, en de reactie hierop met toenemende weerstand wordt beantwoord, is het goed om naar de schaduwkanten van de Tachtigjarige Oorlog te kijken, om op deze manier wederzijds begrip te creëren.

~ Stephanie Archangel

Boek: 80 jaar oorlog – Rijksmuseum
Lees ook: De Tachtigjarige Oorlog – Opstand in de Nederlanden
Tip: Twaalf bijzondere objecten in het Rijksmuseum

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Stephanie Archangel heeft sociologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en is sinds november 2016 als junior conservator verbonden aan de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×