In de negentiende eeuw, toen gemeenten werden gevormd, kwam het eigendom van de turf bij hen terecht of bij particulieren.
'Laat mij het maar doen,' zegt de Poolse geïrriteerd, als blijkt dat Tap weliswaar zwaargewond is, maar nog lang niet dood. Ze pakt de staak en slaat nog eens en nog eens.
Vol wrok zat hij, Johannes Verwaijen. Hij kon het maar niet verkroppen dat hij op Tweede Pinksterdag 1857 door kastelein Jacob Rongen het café was uitgezet.
Wie een dier mishandelt, wordt bestraft. Dat vinden wij nu heel normaal, maar dat was vroeger niet zo vanzelfsprekend.
‘Vol berouw en leedwezen over zijne afschuwelijke misdaden is hij met gelatenheid en vol vertrouwen op God de eeuwigheid ingegaan.’