Het is bijna 180 jaar geleden dat Nederland een gekozen parlement kreeg. Sindsdien zijn er verkiezingscampagnes gevoerd, om de vier jaar of vaker. Eerst bescheiden, want het aantal toegelaten kiezers was maar laag en het verkiezingsstelsel nodigde niet uit tot veel verkiezingsstrijd. Maar tegenwoordig behoorlijk intensief, met hulp van de televisie en sociale media.
De politicologen en historici Ron de Jong, Harm Kaal, Philip van Praag en Gerrit Voerman hebben er een boek over geschreven: De strijd om de stembus. Verkiezingscampagnes voor de Tweede Kamer vanaf 1848, waarin deze geschiedenis gedetailleerd uiteen wordt gezet. Het boek is in eerste instantie geschreven door de inmiddels overleden De Jong en door Kaal, de andere twee kwamen er later bij.
Thorbecke
De publicatie begint met de onvermijdelijke Johan Rudolph Thorbecke, de vader van de Nederlandse democratie. Hij was – zij het dan voorlopig – een voorstander van het censuskiesrecht. Dat had als uitgangspunt het bedrag dat iemand aan belasting moest betalen en gold alleen voor mannen (vanaf 23 jaar).
In 1853 waren er maar 83.500 kiesgerechtigden. Partijen bestonden nog niet, onpartijdigheid was het ideaal. Er waren wel stromingen (conservatief, liberaal), maar de Kamerleden werden individueel gekozen. Het land was verdeeld in 38 kiesdistricten die elk een of meer kandidaten afvaardigden.

Politieke partijen dateren uit het laatste kwart van de negentiende eeuw. De ARP (Anti-Revolutionaire Partij) van Abraham Kuyper was in 1879 de eerste, tamelijk snel gevolgd door andere.
De verkiezingscampagnes waren in eerste instantie sterk gericht op de persoon van de kandidaten. Hun onafhankelijke karakter werd aangeprezen, al zullen hun politieke standpunten ook wel een rol hebben gespeeld. De campagneactiviteiten van de kandidaten stelden niet veel voor. Zij kregen aanbevelingen door notabelen en hun aanhangers (niet zijzelf) brachten huisbezoeken aan kiesgerechtigden.
In de loop van de jaren veranderde dat. Er ontstond de roep om het kiesrecht uit te breiden. Rond 1900 was het aantal kiesgerechtigden gestegen tot zo’n 570.000 , terwijl het een kleine twintig jaar later meer dan een miljoen bedroeg. Campagnes kregen een ander aanzien, ook al door de opkomst van partijen: er werden verkiezingsbijeenkomsten georganiseerd en de kandidaten hielden er redevoeringen.
Grondwetsherziening
In 1917 kwam een grondwetsherziening tot stand die het hele kiesrecht op zijn kop zette. Nederland kreeg algemeen mannenkiesrecht (twee jaar later mochten ook vrouwen voortaan een stem uitbrengen). Bovendien werd het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ingesteld in plaats van een districtenstelsel: alle stemmen telden voortaan mee voor de zetelverhouding. Een opkomstplicht (die tot 1970 heeft bestaan) legde boetes op aan degenen die niet kwamen opdagen.

Voor de campagnes hadden het algemeen kiesrecht en de komst van de evenredige vertegenwoordiging grote gevolgen. De mobilisering van de achterban was voortaan het devies. Door folders, pamfletten, brochures en affiches kregen zij de oproep het juiste vakje rood te kleuren. Niet alleen het partijkader, maar ook vrijwilligers werden ingezet.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de parlementaire democratie (uiteraard) stil, maar daarna ging het op min of meer de oude voet verder. Sommige partijen fuseerden of wijzigden van naam, meer veranderde er eigenlijk niet.
De auteurs laten deze periode lopen tot 1963. Vanaf de verkiezingen in 1967 brak volgens hen een nieuw tijdvak aan. De televisie werd belangrijk en het aantal zwevende kiezers nam sterk toe. Tot dan toe had de zogeheten verzuiling het land krachtig in haar greep gehad, maar de banden met kerk en stand werden steeds meer doorgesneden. Winst en verlies van vijf zetels of meer was niet langer uitzonderlijk.
Partijleiderschap
Deze ontwikkeling leidde onder meer tot de oprichting en winst van D66 en de Boerenpartij in 1967 (beide 7 zetels). Partijleiderschap werd steeds doorslaggevender. Joop den Uyl (PvdA), Dries van Agt (CDA) en hun opvolgers groeiden uit tot sleutelfiguren.
De strijd om de stembus is een informatief boek, rijk geïllustreerd. Naast Tweede Kamerverkiezingen worden in Nederland ook verkiezingen voor de gemeenteraad, de Provinciale Staten (en dus indirect voor de Eerste Kamer) en (sinds 1979) het Europees Parlement gehouden. Het zou interessant zijn om na te gaan in hoeverre de campagnes van deze verkiezingen een afwijkend beeld te zien geven.