Geen atleet heeft de gemoederen tussen de twee wereldoorlogen in zo beziggehouden als het Finse loopwonder Paavo Nurmi. Deze langeafstandsloper won maar liefst negen gouden medailles op de Olympische Spelen van 1920 (Antwerpen), 1924 (Parijs) en 1928 (Amsterdam) en verbeterde liefst 22 wereldrecords, van de 1.500 meter tot de 20.000 meter.
Over de hele wereld trok Paavo Nurmi de aandacht, standbeelden kreeg hij al bij zijn leven. Met zijn wat norse uiterlijk en zwijgzaamheid vergrootte hij misschien onbedoeld ook nog eens het mysterie, de legendevorming rondom zichzelf. Hij vond alle aandacht die hij kreeg vervelend en trainde altijd in stilte en afzondering.
Toen Paavo als negentienjarige in 1919 in militaire dienst ging, kreeg hij de kans dagelijks te trainen. In een dagorder van de legerleiding kreeg hij een speciale vermelding omdat hij een half uur voor de anderen was binnengekomen na een mars over 15 kilometer, bij 12 graden vorst en volledige bepakking. Een jaar later kreeg Pavoo een plek in de Finse olympische ploeg voor de Spelen in Antwerpen. Hij behaalde de finale op de 5.000 meter, maar maakte een tactische fout die hem daarna nooit meer zou overkomen: Nurmi startte op de zachte baan veel te snel en deed al het kopwerk. Daar profiteerde de Fransman Guillemot van en die versloeg Nurmi in de eindsprint. Later op de 10.000 meter liet hij zien dat hij snel leerde, hij liet anderen het werk doen, sloeg toe in de laatste ronde en won zijn eerste gouden medaille.
Jaar na jaar, met ijzeren discipline, bouwde Nurmi door middel van zware trainingen zijn lichaam om tot een feilloze machine. Hij sloeg geen acht op de juichende toeschouwers, gaf niets om medailles en roem, maar winnen wilde hij altijd. Zonder glimlach, koud en onbenaderbaar vernietigde hij de prestaties van zijn voorgangers, het ene na het andere wereldrecord ging eraan en zo veroverde hij de wereld met zijn schitterende wapens: superieur talent, superieur wedstrijdinzicht en ontembare wilskracht.
Bij de Spelen in Parijs (1924) veroverde de Fin vijf gouden medailles: drie op individuele nummers en twee in de ploegenwedstrijden. Memorabel was het moment waarop hij binnen een uur zowel de 1.500 als de 5.000 meter wist te winnen. Om krachten te sparen voor de 5.000 meter liep hij de 1.500 meter met een stopwatch in de hand zodat hij zelf de tijd kon bepalen die nodig was voor de overwinning.

In Amerika wilde men hem ook wel eens zien lopen. Paavo liep tijdens zijn vier maanden durende tournee door het land soms wel vier wedstrijden in de week: van New York tot Los Angeles, op houten, betonnen of sintelbanen. Van de 48 wedstrijden won hij er 47. De ene die hij verloor was een wedstrijd over 800 meter, een afstand die hij nooit liep en voor hem veel te kort was. Samen met zijn manager Hugo Quist wist het tweetal financieel goed aan zijn trekken te komen, ondanks dat de amateurregels zeer streng waren: als je voor geld liep was je geen amateur meer en werd je uitgesloten van deelname aan de Olympische Spelen. Quist en Nurmi regelden hun zaakjes op dusdanige wijze dat de IAAF (International Amateur Athletics Federation) niets in de gaten had. Een official beschreef Nurmi eens als…
…de man met de laagste polsslag en de hoogste declaraties.
Er was één atleet die vond dat hij eigenlijk niet voor Nurmi onderdeed en dat was zijn landgenoot Ville Ritola en hij bewees dat ook in diverse wedstrijden. Als veertiende kind in een gezin van twintig was hij op zeventienjarige leeftijd naar de Verenigde Staten gegaan om daar zijn geluk te beproeven. Meer Finnen deden dat, aangezien in eigen land geen werk te vinden was. Nurmi en Ritola werden vrienden.
Amsterdam 1928
Hij is voor ons evengoed een raadsel als voor ieder ander. Tijdens de laatste selectiewedstrijden was Paavo niet echt in vorm, al zegt dat weinig, hij is iemand die zichzelf traint en aan niemand iets vertelt over zijn vorm. Het enige wat we weten is dat hij niet mee zou gaan naar Amsterdam als hij zichzelf kansloos zou achten, maar hij is aan boord (Finland kwam met de boot naar Amsterdam), dus.
De dag na de opening van de Spelen stond de 10.000 meter al op het programma. Nurmi en Ritola, met lange tijd de Zweed Edvin Wide achter hen, zorgden zoals verwacht voor een titanengevecht. Toen de bel voor de laatste ronde klonk liep Ritola voorop. Het publiek ging staan, juichte, klapte en schreeuwde. Iedereen riep om Pavoo Nurmi. Tot de laatste honderd meter bleef Nurmi achter Ritola lopen om vervolgens met een machtige eindsprint de race te winnen. Al die toejuichingen deden hem niets. De Fin rende direct de tunnel in richting de kleedkamers. Geen ereronde voor zijn supporters, geen kleine buiging, helemaal niets. Nurmi kwam, zag, overwon en verdween.
Later bleek dat de toeschouwers in het stadion getuige waren geweest van het einde van een tijdperk. Later zou namelijk blijken dat Nurmi (31) zijn laatste olympische gouden medaille had gewonnen. Gedurende zijn loopbaan won hij totaal negen keer goud.

Een kleine week na de 10.000 meter kwamen Nurmi en Ritola elkaar weer op de stadionbaan tegen, nu op de 5.000 meter, maar beiden waren niet fit. Tijdens de 3.000 meter steeple had Nurmi zijn heup geblesseerd toen hij in de waterbak viel en Ritola zijn enkel door de rand van de balk van de waterbak te raken. In de eindsprint was deze keer Ritola de snelste. Dat ging echter zó gemakkelijk dat het publiek het niet helemaal vertrouwde en men dacht dat Nurmi zijn vriend de zege wel gunde. Dat bleek toch anders te zijn, want direct na de finish ging Nurmi op het middenveld van het Olympisch Stadion op de grond liggen, geheel tegen zijn gewoonte in, duidelijk aan het eind van zijn krachten. Het was voor de eerste keer dat men enige menselijke zwakte bij het fenomeen kon waarnemen.
Uitsluiting
Nurmi was vier jaar later, 1932, nog wel aanwezig in Los Angeles om mee te doen aan de Olympische Spelen, maar deelname werd hem op het laatste moment geweigerd. Hij werd de dupe van de jacht die de Zweedse IAAF-president Edström op hem maakte. Die vond dat Nurmi bij een wedstrijd in Duitsland te veel kosten had gedeclareerd. De razend populaire Fin werd onmiddellijk tot professional verklaard en mocht niet aan de Spelen deelnemen. Edströms besluit, vooral gesteund door Zweedse IOC-leden, resulteerde in gespannen verhoudingen tussen Zweden en Finland. Er gingen zelfs stemmen op om het buurland economisch te treffen. Zover kwam het uiteraard niet.
Als zakenman was Nurmi al evenzeer een succes, hij werd multimiljonair vanwege belangen in een bouwonderneming, een rederij en een herenmodezaak. Nog één keer kwam Paavo in de publiciteit toen hij in 1952 bij de opening van de Olympische Spelen in Helsinki als eerbetoon het olympische vuur mocht aansteken. Dat gebeurde voor de ogen van de Zweedse IOC-voorzitter Sigfrid Edström en was een bewuste reactie en een soort van revanche op Nurmi’s uitsluiting in 1932.
De laatste jaren van zijn leven waren hard. Paavo Nurmi bleek een hersentumor te hebben en als gevolg daarvan werd hij invalide. Op 2 oktober 1973 overleed hij op zesenzeventigjarige leeftijd aan de complicaties van een hersenoperatie toen men probeerde de tumor weg te nemen.

President Urho Kekkonen (zelf oud-kampioen hoogspringen in Finland) verscheen voor de televisie om de betekenis van Nurmi voor Finland nog eens te onderstrepen. Volgens Kekkonen had al dat succes echter ook een keerzijde en was Nurmi in zijn privéleven geen gelukkige man geweest. Acht grote Finse atleten, waaronder de olympische kampioenen Loukola, Larva, Salminen en Lasse Viren (de laatste won in 1972 en 1976 in München en Montréal goud op zowel de 5.000 als de 10.000 meter), droegen de kist naar het familiegraf.