De eerste Belgische zuidpoolexpeditie van commandant Adrien de Gerlache met het schip de Belgica was na een jarenlange voorbereiding in augustus 1897 vertrokken aan de rede van Antwerpen. Half januari 1898 lieten de 19 opvarenden de Zuidelijke Shetlands en meteen de bewoonde wereld achter zich en zetten koers naar ongekend en ongerept gebied. Op 19 januari zien ze hun eerste ijsberg en twee dagen later kunnen ze maar op het nippertje een botsing met zo’n ijsklomp vermijden.
Kolenstof
De zee is van een woestheid die zelfs de ervaren zeelui niet eerder hebben gezien. De op het dek opgeslagen kolen voor de stoomketel gaan aan het schuiven en het kolenstof verstopt de spuigaten. Tweede luitenant Roald Amundsen die aan het roer staat, ziet hoe het water van de overslaande golven op het dek blijft staan en het schip uit zijn evenwicht dreigt te brengen. Hij geeft matrozen Wiencke en Johansen de opdracht de verstopte spuigaten vrij te maken zodat het water weg kan. Amundsen schreeuwt hen nog toe dat ze niet te dicht bij de reling mogen komen. Maar Wiencke krijgt het samengekoekte kolenstof niet uit het gat en zwaait zijn been over de reling om er beter bij te kunnen. Op hetzelfde ogenblik slaat een enorme golf over het dek die Wiencke meesleurt.
Man overboord
Een onverwachte inham
Een dag later, op 23 januari 1898 bereikt de Belgica met de vlag halfstok onbekend land. Ze varen de baai van Hughes binnen en krijgen Grahamland in zicht. De enige kaart van dit gebied was gebaseerd op gegevens die John Biscoe vijftig jaar eerder had verzameld. Hij was toen tot op de kust van Grahamland geweest, maar het is duidelijk dat zijn kaart van geen kanten klopt. Het eiland waar de Belgica die avond voor anker gaat, staat er in elk geval niet op of ligt op de verkeerde plaats.
De dag daarop doet de Gerlache een geweldige ontdekking. De baai die ze waren ingevaren is niet gesloten, zoals dat op de kaart staat aangegeven. Er is op zijn minst een lange, smalle inham, als een poort naar een stuk wereld waar nog nooit eerder een mens is geweest. De Gerlache beslist er in te varen en de inham in kaart brengen.
De Straat De Gerlache
Het zou meteen dé grote ontdekking van de expeditie worden. Drie weken lang vaart de Belgica kriskras door de zeestraat die vandaag nog altijd de naam De Gerlachestraat heeft. De wetenschappers aan boord brengen het hele gebied in kaart en geven de eilanden van de archipel die door de zeestraat van het Antarctisch Schiereiland wordt gescheiden, hun namen: ze heten vandaag nog eiland Antwerpen, Brabant, Gent of Liège. Gebergten worden vernoemd naar weldoeners van de expeditie zoals Solvay, Brialmont of mevrouw Osterrieth. Het kleine laatste eiland, helemaal op het einde van de zeestraat waarlangs de Belgica op 12 februari de Straat De Gerlache verlaat, heet tot op de dag vandaag Wiencke-eiland ter nagedachtenis aan de verdronken matroos. De baai er pal tegenover is de Baai van Vlaanderen.
Drijfijs en mist
Maar hun grootste buit hadden ze toen al binnen. Ze hadden een onbekende zee-engte vol eilanden, gebergten en kanalen ontdekt en volledig in kaart gebracht: de Straat De Gerlache. Alleen al daarvoor was de reis meer dan de moeite waard geweest.
Boek: De winter van de Belgica
Het volledige verhaal van de Belgische Zuidpoolexpeditie 1897-1899 onder leiding van Adrien de Gerlache lees je in De winter van de Belgica van Willy Schuyesmans. Oorspronkelijk gepubliceerd op 22 januari 2014.