Van der Goes bewaakte het marxisme in Nederland
In de Nederlandse sociaaldemocratie was Frank van der Goes (1859-1939) een grote meneer toen hij zich met zijn gezin in 1900 vestigde in het Gooi. Ze zouden er zesentwintig jaar blijven, veertien in Hilversum en, met een onderbreking, twaalf in Laren.
Niets minder dan de bevrijding van de mensheid zweefde Van der Goes voor ogen. Daarom moest de bourgeoisie (rijke burgerklasse) van haar macht worden ontdaan. Het ging, schreef hij, om de vraag ‘hoe men zich het spoedigste van een naar haar bederf stinkende en tot haar verderf neigende klasse, zal ontdoen’.
Pittige taal voor een telg uit een Amsterdams patriciërsgeslacht. Zijn ouders hadden hem overigens Franc genoemd, hijzelf schreef altijd Frank. Als jongeman bewoog hij zich in literaire kringen. Toen zijn vader in 1881 was overleden ontfermde hij zich over diens verzekeringsagentuur, wat hem een best inkomen opleverde.
Van links-liberaal ontwikkelde Van der Goes zich tot socialist. Als assuradeur werd hem dat fataal. In 1892 had hij zich weer eens fel-socialistisch uitgelaten en dat was voor branchegenoten reden hem uit hun hoek op de Amsterdamse beurs te verdrijven. Sindsdien leefde hij van zijn pen, in de jaren 1900-1912 aangevuld met bescheiden inkomsten als privaatdocent marxistische economie aan de Amsterdamse gemeente-universiteit (tegenwoordig de UvA, Universiteit van Amsterdam).
Eenmaal socialist geworden, sloot hij zich aan bij de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis. Die schoof steeds meer op in anti-parlementaire richting. Voor Van der Goes en elf anderen was dat in 1894 aanleiding de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op te richten, voorloper van de PvdA.
Te ‘heerachtig’
Van der Goes gold als de geestelijk vader van de partij, maar een plek in het bestuur kreeg hij niet. Daarvoor werd hij te ‘heerachtig’ gevonden. De 1,82 meter lange Van der Goes was altijd onberispelijk gekleed, als een ‘dandy’, zo is wel opgemerkt. Als bewaker van het Nederlandse marxisme belandde hij na verloop van tijd op de linker partijvleugel, opponerend tegen de meerderheid rond Pieter Jelles Troelstra.
Dat was de situatie toen Frank en zijn echtgenote Marie (ze kregen vier dochters) zich in 1900 in Hilversum vestigden, aan de Zuiderweg. Via Lijsterweg en Vaartweg belandden ze aan de Albertus Perkstraat (toen nummer 81, nu 121, hoek Schuttersweg). In 1903 verbleef hij noodgedwongen even buiten Hilversum. Tijdens de spoorwegstakingen van dat jaar zou hij in een toespraak hebben gezegd:
Als den soldaat geboden wordt ‘schiet’, zeggen wij niet ‘schiet niet’, maar ‘schiet naar den kant waarnaar geschoten moet worden’.
Het kostte hem een maand celstraf, waarvoor hij zich op 16 juni meldde bij de Haarlemse gevangenis.
Minderheidsman
In 1909 werd Van der Goes als eerste sociaaldemocraat lid van de Hilversumse gemeenteraad, wat hij bleef tot maart 1914. Vanwege zijn werk bij SDAP-dagblad Het Volk verhuisde het gezin toen naar Amsterdam, om overigens in 1925 terug te keren in het Gooi. In Laren betrokken ze een landhuisje aan de Lingenskamp (destijds huisnummer 6).
Na langdurige oppositie verliet Van der Goes in 1932 de SDAP om met enkele duizenden anderen de Onafhankelijke Socialistische Partij te vormen. Via een tussenstap belandde hij in 1935 bij de Bond van Revolutionaire Socialisten. Aan een vriend schreef hij: “Als minderheidsman begonnen, zal ik stellig ook als minderheidsman eindigen’’.
Maar nadat hij op 5 juni 1939 thuis in Laren was overleden werd zijn kist drie dagen later wel door liefst tweeduizend mensen (onder wie veel jongeren) begeleid naar de algemene begraafplaats aan de Woensbergweg in Blaricum.
Etty Hillesum
Nog veel bekender dan Van der Goes werd een andere bewoner van dit huis aan de Albertus Perkstraat: Etty Hillesum (1914-1943). Zo’n veertig jaar nadat ze in Auschwitz was vermoord werd ze wereldberoemd door haar oorlogsdagboeken. Etty, pas een half jaar oud, kwam er medio 1914 wonen, enkele maanden na het vertrek van Van der Goes. Haar vader werd docent Latijn en Grieks aan het in 1913 geopende gemeentelijk gymnasium aan de overkant van de straat.
Een glorieuze tijd werd het voor Louis Hillesum niet. Zo kon hij in de klas geen orde houden. Fataal werd voor hem de onmin tussen de school en een vader. Dat was J. Sibinga Mulder, woonachtig in de (in 1936 gesloopte) Villa ‘Karang Winangun’, destijds Meerweg 27 in Bussum. Hij was woest dat zijn dochter Ellie zou blijven zitten en gaf Hillesum de schuld, zo blijkt uit correspondentie die berust bij het Archief Gooi en Vechtstreek. Aan rector Blokhuis schrijft de vader over ‘Dr. Hillesum die door U als docent totaal onvoldoende wordt geacht’.
Eind 1916 verkaste Hillesum naar het gymnasium in Tiel. Het gezin verliet de Hilversumse Albertus Perkstraat, Etty was toen bijna drie.