In Nederland bestaan nogal wat ‘misverstanden’ over wat zich in Indonesië afspeelde in de zogenoemde ‘bersiap-periode’ (augustus 1945 tot en met maart 1946). In het boek 'Het geluid van geweld' zetten historici Esther Captain en Onno Sinke die stuk voor stuk recht.
Nederlandse historici hebben lang verzaakt met het beschrijven van de oorlog in Indonesië (1945-1950). Daardoor hebben ze sterk bijgedragen aan het ‘ont-herinneren’ van die oorlog en zeker van de ergste aspecten daarvan, zoals extreem geweld en oorlogsmisdaden.
Hoeveel profijt heeft Nederland, in klinkende munt uitgedrukt, getrokken van drieënhalve eeuw aanwezigheid in Indië?
Politieke springstof met een ongekende kracht. Die indruk blijft achter na lezing van de rapportage van twee juristen over Nederlandse militaire ‘excessen’ in Indonesië (voornamelijk Zuid-Celebes). Lang hebben kabinetten de documenten in een diepe la verborgen gehouden. Later waren ze beperkt toegankelijk voor wetenschappers. Nu kan het grote publiek er kennis van nemen.
De oorlog in Indonesië en het extreme geweld dat de Nederlandse troepen daarbij gebruikten, zijn lange tijd geen onderwerp geweest waarover in Nederland veel werd gesprokenen geschreven. Na het einde van de oorlog deed de regering veel moeite om discussies daarover uit de weg te gaan of zelfs in de kiem te smoren.
Was het Renville-akkoord (januari 1948) wel zo’n groot Nederlands succes als wordt beweerd? Hoe kwam Nederland ondanks boycots aan materieel voor de troepen in Indonesië? Het zijn twee van de vragen die aan de orde komen in het derde boek naar aanleiding van het grote Indonesië-onderzoek door drie wetenschappelijke instituten. Ditmaal staat de internationale context van de oorlog in Indonesië
Het tweede boek dat voortkomt uit het grote Indonesië-onderzoek door drie wetenschappelijke instituten, laat getuigen van de oorlog uit 1945-1950 aan het woord, plus hier en daar de volgende generatie(s). Het bevat mooie uitspraken en observaties. Maar ook roept het soms meer vragen op dan het antwoorden geeft.
Aan hard nieuws heeft het grote Indonesië-onderzoek door drie Nederlandse wetenschappelijke instituten vrij weinig opgeleverd. Toch zijn de resultaten waardevol. Ze bieden een goed overzicht van eerdere bevindingen, vullen die aan met nieuwe details en hier en daar een brok echt nieuws.
Over de dekolonisatie-oorlog lezen we in Nederland vrijwel alleen publicaties die de zaken benaderen vanuit Nederlands perspectief. Dat vertrekpunt is op zichzelf wel begrijpelijk. De allereerste vraag bij zulke ingrijpende gebeurtenissen is immers wat ‘we’ hebben gedaan en hoe dan. Maar als het daarbij blijft, ontstaat een eenzijdig beeld.
Tientallen jaren lang hebben Nederlandse autoriteiten hun uiterste best gedaan oorlogsmisdaden van Nederlandse kant in Indonesië te ontkennen, te bagatelliseren en onbestraft te laten. Daarbij werd geregeld stiekem gedaan en vaak de doofpot als instrument gebruikt.
De Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (1945-1950) stelde de Nederlandse krijgsmacht voor onverwachte en grote problemen. Militair-theoretisch werd geen afdoende oplossing gevonden. In de praktijk leidde dat tot opvoering van het geweldsniveau, waarbij de strijdkrachten bereid waren veel Indonesische burgerdoden op de koop toe te nemen.
Rond 1960 was Amsterdam heel even als het ware de cockpit van de wereldrevolutie. Vanuit de Nederlandse hoofdstad werden onder meer illegale activiteiten georganiseerd om de vrijheidsstrijd in Algerije te steunen.
Zijn maatschappelijke carrière voerde over een hobbelig pad, maar ten aanzien van het koloniale Indië was Dirk van Hogendorp een man die ver vooruit zag.
De naam Indonesië, waar komt die eigenlijk vandaan?
In februari worden de resultaten bekend gemaakt van een groot onderzoek naar de toepassing van geweld in Indonesië in de jaren 1945-1950.
Zachtjes gaat bij hedendaagse Indonesiërs soms nog een belletje rinkelen bij het horen van de naam Abdoel Rivai, maar grotendeels is deze arts/journalist vergeten. Ten onrechte, want hij was, begin twintigste eeuw, een wegbereider voor Indonesische nationalistische organisaties.
In Nederland vrijwel onbekend, maar de Fransen weten het nog goed. In 1907 stond ‘le Midi’, althans de grote zuidelijke wijnbouwregio Languedoc-Rousillon, in vuur en vlam. Letterlijk soms. En er vielen doden. Maar manschappen van het 17e regiment infanterie weigerden te schieten op het opstandige volk. Dat hielp om de regering-Clémenceau te laten zwichten voor eisen van de oproerlingen.
De ethische benadering van Indië, die in 1901 officiële Nederlandse regeringspolitiek werd, was grotendeels goed bedoeld. Maar het was een kwestie van: te weinig en te laat. De ethische politiek werd ingehaald door het Indonesische nationalisme, dat de ethici overigens zelf hadden helpen bevorderen.
In een uiterste poging oorlog in Indië te voorkomen toog het prominente PvdA-Kamerlid Frans Goedhart in 1947 naar Java. Zijn vredesmissie liep op niets uit, op 20 juli 1947 begon de eerste Nederlandse ‘politionele actie’ tegen de Republiek Indonesië. Maar was Goedharts missie niet al vanaf het begin kansloos? En is hij misschien een beetje bij de neus genomen door
Politieke twist is er al eeuwen over de familie Van Oranje-Nassau en geld, ook nu nog. Met enige regelmaat ligt het onderwerp ter tafel in de politieke arena. Maar honderd jaar geleden, op 9 en 10 november 1921, ging het er in de Tweede Kamer wel uitzonderlijk heftig aan toe.
Soeharto (1921-2008) bracht het in Indonesië tot een belangrijke militaire positie en hij werd zelfs de machtigste man van het land. Dat bleef hij liefst 32 jaar, waarvan dertig als president. Gezien zijn nederige afkomst en getroebleerde jeugd lag dat allerminst voor de hand.