Vakbondsleider en stichter van sanatorium Zonnestraal
Een bekende Nederlander was Jan van Zutphen (1863-1958) nog net niet toen hij in 1925 in Hilversum kwam wonen, maar een prominente figuur in de arbeidersbeweging wel. Vakbondsleider was hij en gedreven bestrijder van tuberculose (tbc) onder arbeiders.
Nog maar een peutertje was ik, net drie jaar op z’n hoogst, toen mijn opa me op de Hondenbrug in Hilversum staande hield. “Kijk”, wees hij naar de overkant van de weg, “dat is ome Jan.” Kalmpjes liep daar een heel oude man met een lange witte baard. Ome Jan was bijna thuis, want hij woonde iets verderop, Loosdrechtseweg 50.
Jan van Zutphen was toen 93, misschien al 94 jaar. Niet zoveel eerder, in 1956, was hij gestopt met zijn activiteiten voor sanatorium Zonnestaal, zijn levenswerk. In 1955 was hij ingeschreven in het Gulden Boek van de gemeente Hilversum, waarin staat: “Zijn gehele leven heeft hij in dienst gesteld van de lijdende mensheid’’. En in 1953, de avond voor hij 90 werd, kwam koningin Juliana op bezoek, bij hem thuis aan de Loosdrechtseweg.
Dat hij zo oud kon worden hadden zijn ouders niet gedacht toen Johannes Andries van Zutphen op 7 oktober 1863 in Utrecht werd geboren. Een piepklein scharminkeltje was hij, zijn ouders vreesden een snel overlijden.
Een hard bestaan
Nog geen jaar later verhuisde het gezin naar Kattenburg in Amsterdam. Vader Van Zutphen was er meesterknecht bij een wijnkopershuis. De bitterste armoede waaraan veel anderen ten prooi vielen, bleef het gezin bespaard. Maar toen Jan, zes jaar oud, naar Armenschool nummer 1 ging, moest hij ook gaan werken: vóór school, na school en tussen de middag. Met andere kinderen ploos hij door zeewater hard geworden touw uit elkaar. Met dat uitgeplozen touw werden naden van houten schepen dichtgemaakt (gebreeuwd).
Op zijn twaalfde werd Jan leerjongen in de bouw, maar na een ernstige val op een bouwwerk en liefst negen maanden herstel stapte hij over naar de diamantsector. Al op zijn twintigste was hij briljantslijpersbaas.
Politiek
Als tiener liet hij het vrijzinnig-protestantse geloof van thuis achter zich. Een paar jaar later vernam hij over politiek. In 1883 werd hij lid van de Bond voor Algemeen Kiesrecht en ook van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis. Omdat het anarchisme in die SDB hem steeds meer tegenstond, stapte Van Zutphen in 1897 over naar de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).
Het politieke werk had niet zijn grootste belangstelling, al zat hij vanaf 1907 met een korte onderbreking twintig jaar in Provinciale Staten van Noord-Holland. Twee keer vroeg SDAP-leider Troelstra of Van Zutphen zich wilde kandideren voor de Tweede Kamer, beide keren weigerde hij.
Zijn grote interesse én grote kracht lagen op een ander gebied: verbetering, stap voor stap, van de levensomstandigheden van de arbeiders. “Omdat”, aldus zijn biograaf Age Scheffer, “de noodlijdenden niet op het morgen van de revolutie kunnen wachten”.
Vakbond
Eind 1894 leidde Van Zutphen een staking in de Amsterdamse diamantsector die uitgroeide tot de grootste ooit: 10.000 stakers. Wat enorm hielp, was dat Van Zutphen de joodse vakgenoot Henri Polak aan zijn zijde had, waardoor ook de joodse diamantbewerkers meededen. De twee werden vrienden voor het leven. Ook gaven ze in 1905, als bestuurders van de Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond, de stoot tot de oprichting van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV), een voorganger van de huidige FNV.
Tijdens de actie in 1894 gaven stakers Van Zutphen de bijnaam ome Jan. In Antwerpen, waar hij ook eens een staking leidde, noemden de diamantbewerkers hem D’n Breeje, want Van Zutphen had niets meer van het scharminkel van weleer.
Sanatorium
In 1901 vond hij nog een werkterrein: bestrijding van de tbc, die onder arbeiders jaarlijks duizenden slachtoffers maakte. Ook Van Zutphens eigen moeder en oudste zusje waren aan ‘de tering’ gestorven en in 1911 volgde zijn eerste vrouw, Emmy.
Van Zutphen begon met geldinzamelingen om tbc-lijders in sanatoria te laten kuren. Daartoe stichtte hij in 1905 het Koperen Stelen Fonds Nieuwe Levenskracht (KSF). Om ze te slijpen werden diamanten in metalen doppen vastgezet met koperen steeltjes. Afgewerkte steeltjes maakten diamantbewerkers te gelde om ervan te feesten. Op Van Zutphens initiatief werd de opbrengst voortaan in het KSF gestort.
In 1919 kocht het KSF landgoed De Pampahoeve bij Hilversum. In 1928 werden daar in het door architect Jan Duiker ontworpen hoofdgebouw van sanatorium Zonnestraal de eerste tbc-patiënten opgenomen. In Nieuw-Loosdrecht staat aan de Rading, bij een van de toegangen tot Zonnestraal, dat al lang geen sanatorium meer is, nog altijd een stenen bank met het opschrift: ‘Dank aan ome Jan, 7 october 1948’.