Dark
Light

Migratie van Goeree-Overflakkee naar Rotterdam

Over een specifieke variant van binnenlandse migratie eind 19de – begin 20ste eeuw
48 minuten leestijd
Situatie Rotterdam 1899-1904
Situatie Rotterdam 1899-1904. Gemaakt door auteur m.b.v. www.topotijdreis.nl, Het Kadaster, Apeldoorn (2022).

« Terug naar hoofdartikel

Fragment 2 Twee verdwenen beroepen: waterstoker en sleper

Het beroep van waterstoker

Wat is een waterstoker?

Dat kwam ook van pas als je de was moest doen en geen ketel had om water op de kachel op te warmen. In Amsterdam werden die bedrijfjes ‘water-en-vuurwinkel’ genoemd en in Rotterdam ‘waterstokerij’, of ook wel ‘waterstokerswinkel’. Over deze Rotterdamse waterstokerijen schreef Aart Markus een heel lezenswaardig boekje, waarin ik veel van de hieronder staande informatie aantrof.1 De kleurige afbeelding hieronder, geschilderd door J. van Riel, is van zo’n Rotterdamse waterstokerij in de Van der Schellingstraat.

Schilderij J. van Riel, Interieur waterstokerij van C. Ossenblok, Museum Rotterdam, inv. Nr. 65141 (circa 1930)
Schilderij J. van Riel, Interieur waterstokerij van C. Ossenblok, Museum Rotterdam, inv. Nr. 65141 (circa 1930)

Zelf ben ik opgegroeid met de luxe van een douche en wasmachine. En bij mijn in Kralingen wonende oma waste ik me in de keuken, terwijl ze op de zolder een kachel met ketel had staan, plus een spoelbak met wringer. Maar lopend van school naar huis maakte ik graag een omweg om bij een waterstokerij voor een paar centen een stokje zoethout of zakje zwart-wit te kopen. Daar hing zo’n heerlijke lucht – een mengsel van zoetigheid, spiritus en nog iets onbekends. Ook mijn oma zal in haar jonge jaren wel snoep hebben verkocht in haar vaders waterstokerswinkel, naast kolen en andere brandstof, en schoonmaakartikelen als petroleum, spiritus, bezems, zand, zeep en soda. Maar het belangrijkste product was heet water.

Het werk van een waterstoker

Klanten haalden dat hete water in een emmer, of lieten het thuis bezorgen. De waterstoker sjouwde het in vaten van 30 liter op zijn schouder naar klanten die dat wensten, en bij een grotere hoeveelheid of afstand gebruikte hij zijn speciale, vaak door een bok of hond getrokken, waterstokerswagen. Aangekomen bij de klant trok hij de stop uit het vat en stortte het water in een teil of kuip.

Een waterstoker had geen makkelijk bestaan. Sommige klanten kwamen heel vroeg, dan kreeg je het heetste water. Om dit tijdig op temperatuur te krijgen stond de waterstoker dus ‘met de kippen op’, waarna er een lange werkdag volgde. Maar mijn van Flakkee afkomstige overgrootvader Karel van Oxel, een voormalige boerenknecht, was dat wel gewend. En in Rotterdam golden lange werkdagen ook voor gewone arbeiders.

Het water werd opgestookt in een met baksteen beklede ketel, die op een kachel stond. Die brandde meestal op cokes, en soms op het goedkopere afvalhout. Voor zijn voorraad brandstoffen hield Karel in de buurt een pakhuis aan.

In elke arbeidersstraat had je wel een of zelfs meerdere waterstokers. Zo had de waterstokerij van mijn overgrootvader in de Haverlandstraat nr 9 in Rubroek concurrentie van ene W. Bolle. Deze zat in 1903 en 1904 op nr. 45, in 1905 op nr. 51 en vanaf 1906 op nr. 31. Hier werkte hij in 1908 samen met J. Bolle – waarschijnlijk zijn zoon – om datzelfde jaar een waterstokerij in de Goudschestraat nr. 85 te beginnen. Misschien weggeconcurreerd door mijn overgrootvader Karel?

Aan het waterstokersbestaan zaten ook positieve kanten. Al zullen de verdiensten hebben gevarieerd met de welstand in de buurt, een al dan niet goed belegde boterham was er zeker mee te verdienen. Daarnaast had je als zelfstandig ondernemer een respectabele status als ‘kleine burger’. En ook signaleerde ik tijdens het bekijken van kranten uit die tijd enige advertenties voor een woning of winkel, waarin geïnteresseerden naar de naburige waterstokerij werden verwezen als ze nadere informatie of een bezichtiging wilden.

Mijn overgrootvaders eerste waterstokerij

Nu we weten wat een waterstoker zo al doet, volgt als vraag: Hoe kwam de van Flakkee afkomstige Karel van Oxel op het idee daarvoor te kiezen – voor een beroep dat daar niet eens bestond? Met zijn ervaring als boerenknecht lag het meer voor de hand om voerman ofwel sleper te worden. En als volgende vraag: Hoe is hij aan zijn woning annex waterstokerij in de Haverlandstraat in Rubroek gekomen? Helemaal op eigen kracht, of met wat hulp?

Al zullen we het nooit zeker weten, aan de hand van de bekende feiten kunnen we ons proberen voor te stellen hoe het kan zijn gegaan. Om met Karels beroepskeuze te beginnen: mogelijk was die ingegeven door zijn wens ‘eigen baas’ te zijn. Om zelfstandig sleper of voerman te worden waren goede contacten met havenbazen en bedrijven nodig. Anders redde je het niet en wachtte je een levenslang bestaan als slepersknecht.

Volgens het standaardwerk ‘De Groei van de grote Werkstad’ van Bouman en Bouman,2 waren het vooral Zeeuwen die in Rotterdam een waterstokerij begonnen. Maar in veel boeken valt te lezen dat men in Flakkee qua taal en cultuur veel op Zeeuwen leek. Dus mogelijk heeft Karel in de ook daar verschijnende Maas- en Scheldebode een advertentie gezien zoals die hieronder, van twee jaar na zijn vertrek. Voor de overname van deze grote waterstokerij-annex-kruidenier moest ƒ 500 worden neergeteld. De huurprijs wordt niet vermeld. Afgaand echter op de prijs van enige andere rond die tijd aangeboden waterstokerijen zal Karel voor zijn waarschijnlijk veel bescheidener bedrijf tussen de f 150 en f 350 hebben betaald. De huur van de woning zal gezien de erg krappe maten tussen de f 4 en f 5 hebben gelegen.

Advertentie - krantenbankzeeland.nl
Advertentie – krantenbankzeeland.nl

Wat betreft de vraag hoe Karel aan zijn waterstokerij is gekomen vermoed ik dat hij, zoals ook Bouman en Bouman veronderstellen, een beroep heeft kunnen doen op een al in de stad wonend familielid, misschien een die in Rubroek woonde en van zo’n bedrijfje wist. In mijn boek ‘De wereld van mijn voormoeders’ ga ik na wie die rol kan hebben gespeeld.

Het beroep van sleper

Over slepers, slepersknechten en sleperswagens

Hierboven kwam al ter sprake dat sommige naar Rotterdam gemigreerde landarbeiders daar als sleper emplooi vonden. Naast mijn grootvader, Pieter Brands, werkten destijds ook nog andere familieleden in dat vak, onder wie zijn zwagers Hans en Paul. Wat dit beroep inhoudt wordt gloedvol beschreven door Peter Troost in zijn boek Man & Paard in Oud-Rotterdam3 waarin hij soms nog de oude spelling ervan sleeper gebruikt.

In essentie gaat het om het vervoer van zware lasten per paard-en-wagen, vaak van of naar een van de havens of elders in de stad. Daarom werd dit vak ook wel aangeduid als voerman.

Het woord sleper is afgeleid van de naam van het gebruikte voertuig – sleperswagen – dat stamt uit de tijd dat zo’n wagen nog geen wielen had. Rond 1840 nog volop in gebruik, werden ze later in die eeuw geleidelijk door het type met wielen vervangen. De wagen had een lage bodem zodat je er makkelijk goederen op en af kon laden. Was zo’n kar met één paard bespannen, dan bedroeg de maximale belasting 2.000 kilogram. Bij twee paarden, zoals het merendeel had, was 2.500 kilogram toegestaan. Rond 1910 reden er in Rotterdam ruim 2.000 van die sleperswagens rond. Veel slepers, ofwel slepersknechten, waren in dienst bij een slepersbaas, het hoofd van een sleperij. Sommige van die bedrijven waren groot, met wel veertig of vijftig paarden die mooie namen kregen zoals Goliath, Emir of Alfons.

De concurrentie van vrachtwagens

Toen na de Eerste Wereldoorlog de automobiel zijn intrede deed, ontstonden er twee kampen: het ene gaf de voorkeur aan de originele paardenkracht en het andere aan moderne vrachtwagens. Al waren er ook expeditiebedrijven die deze vervoersmiddelen nog een tijdje hebben gecombineerd. Peter Troost weet in dit verband te vertellen dat de Rotterdamse brouwerijen in 1928 de stad in tien paardenwijken en acht autowijken hadden ingedeeld. Maar negen jaar later hebben de paarden hun voorsprong vergroot, met zeven paarden- en twee autowijken.

Volgens dezelfde slepersdeskundige slaagde de Rotterdamse schilder Breitner er als geen ander in het sleperspaard in zijn wezen, als symbool van dienstbaarheid, weer te geven (zie afbeelding schilderij hieronder). Maar de foto ernaast doet dat misschien nog iets beter.

Links: G.H. Breitner, ‘Rokin bij de Langebrugsteeg’ (1923). Amsterdam Museum, bruikleen Rijksmuseum Amsterdam, Foto Amsterdam Museum | Rechts: Het laden of lossen van een sleperswagen aan de Scheepmakershaven. Foto Richard Boske (circa 1935-1940). Stadsarchief Rotterdam, toegangsnr. 4210 Collectie Richard Boske, inv.nr. 27.

In de tijd dat mijn opa en oudooms in dat vak werkten, vervoerden slepers ook wel passagiers als die bijvoorbeeld een heel eind van hun werk afwoonden. Dat was een stuk goedkoper dan met de tram. En als een sleperswagen door een volksbuurt reed, maakten kwajongens er vaak een sport van gratis mee te rijden. Stiekem sprongen ze achterop, om zich gelijk achter de vracht te verbergen; gesnapt door de sleper wachtte hen een flinke afstraffing. Deze moest er ook voortdurend voor waken dat er niet onverhoeds iets van de vracht verdween en dat zijn paarden tijdens het lossen niet door omstanders werden getreiterd.

Kortom, zowel de slepers als hun paarden hadden het best zwaar, zeker in het oude Rotterdam met zijn vele kinderhoofdjesbestrating en op- en afritten. Ook waren niet alle slepersbazen zo diervriendelijk. Dus toen vrachtauto’s de strijd uiteindelijk wonnen, zal dat voor veel van deze zogenaamde ‘havermotoren’ een ware opluchting zijn geweest.

Noten

1 – Aart Markus, Waterstokers in Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam XX A 3/1 (Rotterdam, 1994).
2 – Prof.dr. P.J. en W.H. Bouman en Bouman, De Groei van de grote Werkstad. Een studie over de bevolking van Rotterdam (Assen 1952).
3 – Peter J. Troost, Man & Paard in oud-Rotterdam (Rotterdam, 1985).

Margot Heijnsbroek deed onderzoeks- en beleidswerk op het gebied van emancipatie, onderwijs en arbeidsmarkt. Eerder publiceerde ze Reisdoel Palestina bij de Papieren Tijger.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×