Dark
Light

Vader zat bij de SS – ‘Ik weiger me voor mijn vader te schamen’

Auteur:
8 minuten leestijd
Henk Kistemaker op 19-jarige leeftijd (CCO-wiki)
Vandaag verschijnt het boek Vader zat bij de SS van journalist en historicus Rick Blom. In het boek vertellen kinderen van SS-ers hun persoonlijke verhaal. Eén ding hebben de kinderen gemeen: ze maakten de oorlog niet bewust mee, maar hij bleef wel altijd voelbaar in hun leven. Als ze vertellen over het verleden van hun vader, worstelen ze met vragen als: waarom maakte hij deze keuze? En hoe moet ik mij daartoe verhouden? Ben ik slachtoffer of medeplichtige? Op Historiek plaatsen we een fragment over Peter Kistemaker wiens vader als tiener op zoek ging naar avontuur, met alle gevolgen van dien.


‘Ik weiger me voor mijn vader te schamen’

Zomer 1940. Henk Kistemaker, de vader van Peter, zit werkloos thuis. De jaren van economische crisis zijn amper voorbij, maar na de bezetting van Nederland door de Duitsers is het vinden van een baan er niet eenvoudiger op geworden. Henk heeft een mulodiploma op zak. Een avondopleiding tot scheepsradiotelegrafist en radiotechnicus kon hij door de oorlog net niet afmaken. Net als veel van zijn klasgenoten was hij bovendien al voor zijn eindexamen door Shell gecontracteerd als mobiele operator. Ook daar gaat met de inval van de Duitsers in mei 1940 een streep doorheen. Zeven maanden lang zit hij zonder werk.

Propaganda-affiche van het Vrijwilligerslegioen Nederland.
Propaganda-affiche van het Vrijwilligerslegioen Nederland. (Beeldbank WO2 – NIOD – 105712) uit: Vader zat bij de SS
Martin, de vader van Henk en grootvader van Peter, is vurig aanhanger van de NSB en zeer Duits georiënteerd. Omdat hij opgroeide in het oosten van Nederland, op een steenworp afstand van de grens, en in zijn lagere schooljaren zelfs naar een Duitse school ging, spreekt hij de taal vloeiend. Hij werkt als staalarbeider in de Amsterdamse haven. Matrozen van Duitse oorlogsschepen die er na de bezetting van Nederland aanleggen, neemt hij soms mee naar huis. Ze vertellen over hun avonturen en waar ze op de wereld zijn geweest. Zoon Henk vindt het prachtig. Daarbij zijn de Kistemakers fel tegen het bolsjewisme. Al een paar maanden na de bezetting begint de SS soldaten te rekruteren. Overal in de stad hangen posters met de oproep dienst te nemen als vrijwilliger. Henk denkt: alles beter dan niks doen. Hij is achttien en wil spanning en avontuur in het leven. De wijde wereld in. Hij meldt zich aan voor een keuring bij de Waffen-SS en wordt onmiddellijk aangenomen. In februari 1941 tekent hij voor de duur van de oorlog bij de Waffen-SS. Peter (1956, kaal hoofd, een meter tachtig, bril, tatoeages op zijn armen):

Hij was zich helemaal niet bewust van de dictatuur in Duitsland of van het antisemitisme. Ik denk dat hij pas met zijn opleiding bij de Waffen-SS geconfronteerd is met die denkbeelden van de nazi’s. Daar zal hem verteld zijn dat zij boven de meute uitstaken, dat ze Übermenschen waren. Door die gedachte werd hij gevoed en dat zal hem hebben gevormd. Het paste ook wel bij mijn vader. Met de ideologie had hij niet zoveel, wél met de instelling van de Duitsers: Ordnung muss sein en je doet wat je gezegd wordt.

Na zijn opleiding in het Waffen-SS Ausbildungslager in Sennheim wordt Henk in juli 1941 overgeplaatst naar het oostfront. Nog steeds achttien is hij als ze hem inzetten voor Operatie Barbarossa, de aanval van de Duitsers op de Sovjet-Unie. Aan het front doet hij dienst bij een MG42-machinegeweergroep die onderdeel uitmaakt van een volledig Duits regiment. Kistemaker is er de enige Nederlander. Hij moet lege munitiekisten naar achteren dragen en volle naar voren. Zijn eenheid ligt bij de rivier de Dnjepr, waar ze onder veel vijandelijk vuur Russische stellingen proberen aan te vallen.

Rauter op een podium (geheel rechts) tijdens een parade van het Nederlands Vrijwilligerslegioen van de Waffen-SS.
Rauter op een podium (geheel rechts) tijdens een parade van het Nederlands Vrijwilligerslegioen van de Waffen-SS, 1941 (Nationaal Archief)

“Als klein kind zat ik bij mijn vader op schoot en dan vertelde hij enthousiast over zijn ervaringen in het leger,” zegt Peter.

Alles wist ik over zijn periode bij de Waffen-SS. Ook de macabere dingen. Ik was pas zes toen hij beschreef hoe een vriend van hem door zijn hoofd was geschoten. Ze konden hem niet begraven omdat ze verder moesten, voorwaarts. Toen ze later in de oorlog weer op de terugtocht waren, vond mijn vader die vriend weer. Hij had het over de gouden kies in het gebit waaraan hij hem herkende en over diens skelet dat daar lag. Door al die verhalen kreeg de dood voor mij een mystieke aantrekkingskracht. Zo’n jongen die daar op zijn achttiende in dat leger rondliep en later werd gevonden met een granaatscherf in zijn schedel, boeide me. Ooit was dat een mens, daarna was er niks meer van over. De onbegrijpelijkheid ervan intrigeerde mij.

Ik vond het prachtige, spannende verhalen. Het was ook fijn om even dicht bij mijn vader te zijn. Hij was een afstandelijke man. Normaal gesproken keek hij niet veel naar me om. Maar zat-ie op zijn praatstoel, dan had ik hem voor mij alleen en luisterde ik ademloos naar wat hij zei. Geen idee had ik, dat mijn vader vertelde over de foute kant van de oorlog. Dat besef kwam pas toen ik op de middelbare school zat.

Henk heeft het met zijn zoon over de geur van verrotting, artillerievuur, Russische infanterietroepen die brullend en schreeuwend de Duitse stellingen proberen aan te vallen, gillende paarden die gewond op het slagveld liggen, eindeloze colonnes krijgsgevangenen, de ijzige kou van de winter van 1942, een verwonding aan zijn hals door rondspattende granaatsplinters en later aan zijn knie, arm, hals en hoofd. Met die verwonding had Kistemaker geluk, zegt hij later, want nadat ze hem van zijn stelling hebben weggevoerd, wordt hij eerst verpleegd in het Poolse Krakau en mag hij daarna op verlof in Nederland. Het regiment Germania, waar hij deel van uitmaakte, wordt ondertussen aan het front door de Russen gedecimeerd. Van zijn compagnie van honderdvijftig man blijven slechts twaalf manschappen en één officier over.

Waffen SS, januari 1945
Waffen SS, januari 1945

Later, in januari 1943, raakt Kistemaker opnieuw gewond, dit keer door een schot door zijn rechterbeen. Hij wordt overgebracht naar een ziekenhuis in Wenen. Zes weken duurt zijn herstel daar. Uiteindelijk keert hij in juni dat jaar terug en wordt hij in een tankdivisie geplaatst. Om met zo’n pantservoertuig vertrouwd te raken, brengen ze hem met enkele kameraden over naar een tankfabriek nabij het Oostenrijkse Sankt Valentin. Henk wordt Funker, telegrafist, degene in de tank die contact houdt met de bemanning van andere tanks en die ook de interne communicatie-installatie bedient.

Ook in zijn tijd bij de Pantserdivisie zijn er hevige gevechten. Tanks gaan verloren en vrienden van Kistemaker vinden de dood. De keren dat hij zelf doodsangst voelt, herinnert Henk zich goed. De eerste keer is als hij koffie moet halen en de weg kwijt is. Hij moet zich in een greppeltje verschuilen voor een Russische compagnie die voorbij marcheert. Als de soldaten langslopen, voelt hij zijn hart in zijn keel kloppen. De tweede keer is in een winterstelling aan de rivier de Mioes in Oost-Oekraïne, als een rondrijdende Russische tank uitgerekend over zijn schuttersput rijdt. Henk ligt op wacht, voelt de uitlaatgassen in zijn zij en blijft als versteend liggen. Hadden ze hem gezien, dan hadden ze een korte draai gemaakt en hem met de rupsbanden verbrijzeld.

Henk Kistemaker op 22-jarige leeftijd in het uniform van het tankwapen
Henk Kistemaker op 22-jarige leeftijd in het uniform van het tankwapen (CCO – wiki)
Hij voelt opnieuw doodsangst als hij in 1944 in Polen een dorp binnenrijdt dat door Russen blijkt te zijn bezet. Kistemaker staat op de treeplank van een vrachtwagen, springt ervan af en vlucht weg, hollend over een aardappelakker met het idee elk moment de klap te voelen van een schot in zijn rug. Ook de keren dat zijn tank in brand wordt gestoken en ze het voertuig razendsnel moeten verlaten zorgen voor een enorme angst. Niet alleen om het vuur, ook om het risico door de Russen neergeschoten te worden. Ondanks die doodsangst die Henk af en toe voelt, is er vooral het plichtsbesef en de trots dat hij deel uitmaakt van zijn eenheid.

Na achterhoedegevechten rondom de steden Warschau en Boedapest volgt op 8 mei 1945 de capitulatie en wordt Kistemaker gevangengenomen door Amerikanen. Eenmaal terug in Nederland wordt hij gedetineerd in Kamp Amersfoort en tot vijf jaar cel veroordeeld. In 1948 krijgt hij als gevolg van de kroning van koningin Juliana gratie en is hij vrij. Nadien werkt hij als kassier bij een garagebedrijf en daarna in een juwelierszaak. Later, als dat bedrijf door een groothandel wordt overgenomen, wordt hij chef boekhouder en procuratiehouder en nog weer later filiaalchef van een juwelierszaak in Alkmaar.

‘Ik vond het moeilijk om dat grote geheim voor me te houden’

Peter groeit op met een vader die buiten het gezin om zwijgt over de oorlog en de eerste jaren daarna. Erover praten is onverstandig. Vanwege zijn diensttijd bij de Waffen-SS en zijn detentie heeft hij een gat in zijn arbeidsverleden. Vertellen wat hij in die periode heeft gedaan, gaat niet. Dan zal niemand hem aannemen.

Ook Peter zwijgt over het verleden van zijn vader, zegt hij. “Omdat hij me dat vroeg. Hij wilde niet het risico lopen dat ik zijn carrière om zeep zou helpen. Ik was loyaal. Hij was de man die thuis het brood binnenbracht, dus ik ging niet de hand bijten die ons voedde. Dat zou dom zijn geweest. Als kind was ik me daar al bewust van. Ik vond het moeilijk om dat grote geheim voor me te houden. Het werd vooral zwaar als mensen me erover door gingen zagen. Als ze bleven vragen hoe mijn vader mijn Duitse moeder had ontmoet. Dat voelde meteen alsof ik me bewoog in drijfzand. Ik zei dan dat ze in 1953 waren getrouwd, wat ook zo was. En dat hij haar na de oorlog had leren kennen. Tussen zijn detentie van 1945 tot 1948 en een periode om werk te vinden in Duitsland daarna, zat een gat van acht jaar dat ik altijd gebruikte om te verklaren hoe mijn ouders bij elkaar waren gekomen. Zo kwam ik ermee weg.”

Vader zat bij de SS - Rick Blom
Vader zat bij de SS – Rick Blom
“Pas in 1987, toen mijn vader 65 werd, ben ik vrijuit over hem gaan vertellen. Vanaf toen kreeg hij zijn AOW en zijn pensioen, dus financieel zat hij veilig. Hij liep niet meer het risico alles te verliezen. Er viel een last van mijn schouders. Eindelijk kon ik dat grote geheim delen. Ik had er ook geen moeite mee om dat in kleine kring te doen. Vroegen ze op mijn werk hoe mijn ouders elkaar hadden leren kennen, dan zei ik ronduit dat dat in de oorlog was, toen hij bij de Waffen-SS zat. Vielen die bekken helemaal open. Vroegen ze ook nog of ik me daar niet voor schaamde. Hoezo? zei ik dan. Ík zat toch niet bij die Waffen-SS? Waarom zou ik me moeten schamen voor wat zíjn beslissingen waren? Dat deed ik absoluut niet. Dat was zijn leven en ik had het mijne.”

~ Rick Blom

Boek: Vader zat bij de SS – Rick Blom

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Rick Blom (1965) is journalist en historicus. Hij schreef voor onder meer De Groene Amsterdammer, The Moscow Times en Nieuwe Revu. De Britse editie van zijn boek Champagne in Sarajevo, Meelsoep aan de Marne behaalde zilver bij de toonaangevende Military History Awards en brons bij de Amerikaanse Foreword Indies Book of the Year Award.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×